Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods wijngaard

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods wijngaard

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

En ten laatste zond hij tot hen zijn zoon, zeggende: ij zullen mijn zoon ontzien. Maar de landlieden, de zoon ziende, zeiden onder elkander: eze is de erfgenaam, komt, laat ons hem doden en zijn erfenis aan ons behouden. En hem nemende wierpen ze hem uit, buiten de wijngaard en doodden hem. Wanneer dan de heer van de wijngaard komen zal, wat zal hij die landlieden doen? Matth. 21 : 37—40

Jeruzalem maakt zich gereed om het Paasfeest te vieren. En temidden van de menigte op het tempelplein houdt de Heere Jezus een preek. Een preek in de vorm van een gelijkenis. Zoals Hij zovele malen door gelijkenissen heeft gesproken. Aan de overpriesters en de ouderlingen van het volk vertelt Hij de gelijkenis van de boze landlieden. En Hij maakt er tegelijk de toepassing bij. Want als Hij de geschiedenis heeft verteld, dan richt Hij Zich tot de geestelijke leidslieden van Israël met de vraag: Wanneer dan de heer van de wijngaard komen zal, wat zal hij die landlieden doen?

Het is niet de eerste keer dat Hij zo'n vraag stelt. Even tevoren heeft Hij de gelijkenis verteld van de twee zonen, en toen is Hij óók geëindigd met een vraag: Wie van de twee heeft de wil van zijn vader gedaan? Die vraag heeft de vaderen van Israël duchtig in het nauw gebracht. Nu stelt Hij weer een vraag, - alweer naar aanleiding van een gelijkenis. We noemen deze gelijkenis meestal: de boze landlieden. Maar ik denk niet dat het over hèn gaat. Ik denk dat het er eerder over gaat wat die wijngaard is en wat de eigenaar aan die wijngaard doet.

1) Gods zorg voor Zijn wijngaard

Het beeld van de wijngaard moet iedere N Israëliet wel aanspreken. Met die wijngaard wordt immers het volk Israël bedoeld. Psalm 80 is bekend genoeg. Gij hebt een wijnstok uit Egypte overgebracht. En iedereen kent Jesaja 5: Nu zal Ik voor Mijn Beminde een lied van Mijn liefste zingen van Zijn wijngaard.

Een wijngaard planten, dat is een heel werk. Dat kost moeite en tijd en geld. Men moet bouwgrond kopen, de bodem effenen en van stenen zuiveren. Dan moet er een omheining rondom de wijngaard komen om de vossen erbuiten te houden. Er moet een toren, een uitkijkpost gebouwd wórden om de vogels te verjagen. En natuurlijk is er een wijnpersbak nodig om in de tijd van de oogst de druiven uit te persen.

Welnu, dat heeft de eigenaar allemaal gedaan. En de mensen die deze gelijkenis horen begrijpen het meteen: die wijngaard, dat zijn wij. Wij zijn het volk van God, wij zijn Zijn eigendom. Wij staan bijzonder bij de Heere in de gunst. Méér dan elk ander volk op de wereld.

Want dorens en distels brengt de aarde vanzelf voort. Maar een wijngaard moet geplant worden, die eist bijzondere zorg. Die zorg heeft de Heere aan Israël besteed. Uit alle geslachten heeft Hij dit volk alléén gekend. Hij heeft Jacob Zijn wegen bekendgemaakt, Israël Zijn inzettingen en Zijn rechten, alzo heeft Hij aan geen volk gedaan.

Maar nu voegt Christus aan het bekende beeld van de wijngaard één trekje toe. De heer verhuurt de wijngaard aan landlieden. Zij zullen het werk doen en daarvoor een deel van de opbrengst ontvangen. In de dagen van de Heere Jezus was dat bijzonder aktueel. Veel land was in buitenlandse handen. Grootgrondbezitters kochten land in Palestina en lieten pachters het werk doen. Zelf woonden ze in het buitenland.

Zoiets heeft de Heere nu ook gedaan met Zijn wijngaard, Israël. Hij heeft die wijngaard uitbesteed aan pachters, aan landlieden. Dat zijn de priesters, de overheden van het volk. Die hebben de wijngaard in pacht. Ze hebben hem niet gekregen, ze hebben hem gehuurd. Een vertrouwelijke positie, die daarom grote verantwoordelijkheid met zich meebrengt. Ze moeten rekenschap afleggen en de opbrengst afdragen aan de Eigenaar.

En dan gebeurt het: de heer van de wijngaard zendt zijn knechten om het geld in ontvangst te nemen. Hij stuurt hen niet op een ongelegen tijdstip. Het is de tijd van de vruchten. De heer van de wijngaard mag dus rekenen op vrucht, hij mag hopen op een goede opbrengst.

Maar het vreemde geval doet zich voor dat de pachters niets van hun heer willen weten. Ze beschouwen de dienaren die het geld komen halen als vreemde indringers. Ze slaan de ene dood en stenigen de andere.

Het gedrag van die pachters is in die tijd ook geen vreemde zaak. Arbeidsconflicten zijn niet van vandaag of gisteren. Juist in de dagen van de Heere Jezus is er grote ontevredenheid onder de werknemers, onder de pachters.

Maar de heer van de wijngaard geeft het niet op. Wat is dat toch met die pachters? Ze hebben elkaar toch wel goed begrepen? Er is toch geen misverstand in het spel? De wijngaard is toch niet van hèn? Hij, de eigenaar heeft toch recht op de opbrengst? En dan probeert hij het nóg een keer. Hij stuurt nog meer dienstknechten. Maar die komen er niet beter af. De pachters doen alsof zij de eigenaars zijn. En de werkelijke eigenaar wacht tevergeefs op wat hem toekomt.

Wat Christus bedoelt is duidelijk. De wijngaardeniers, dat zijn de priesters. De mannen die in de wijngaard werken. Die de vruchten hebben te leveren. Tot hen zendt God Zijn profeten om hen te wijzen op hun verantwoordelijkheid. Maar de profeten zijn niet welkom in Israël. Wie op gespannen voet leeft met de wet wordt niet graag aan die wet herinnerd!

Wèg dus met die knechten, wèg met die profeten! Profeet zijn was in Israël een gevaarlijk beroep. De één wordt geslagen, de ander gedood, de derde gestenigd. Dat mag u zo letterlijk nemen als u wilt. Want Jeremia is geslagen, Jesaja is gedood en Zacharia is gestenigd. Er zijn mogelijkheden genoeg om van de profeten af te komen. Om hen uit de weg te ruimen of onschadelijk te maken.

Wat een goddeloos, ondankbaar volk! Jazeker, en wij...? Heeft de Heere ook onder ons niet een wijngaard geplant? Heeft Hij Zijn knechten niet gezonden om in die wijngaard te werken, om een onderzoek in te stellen naar de vrucht?

Maar ach, voor velen is de Heere zo ver weg. Hij is buiten de omtrek van hun leven. Hij bemoeit Zich nergens mee, Hij laat alles maar begaan. En Zijn knechten? Dat zijn toch ook maar gewone mensen?

Daar hebt u de instelling van de wijngaardeniers. De knechten worden onder ons nog niet gedood, wel doodgezwegen. Maar in ieder geval: waar is de vrucht? Moet de Eigenaar van de wijngaard niet zeggen: Ik heb verwacht dat de wijngaard goede vruchten zou voortbrengen, maar...?

2) Gods Zoon buiten Zijn wijngaard

En ten laatste zond hij tot hen zijn zoon. Ten laatste. Daar is heel wat aan voorafgegaan. Al het andere was eigenlijk alleen maar voorbereiding. Al die pachters — de priesters — schaduwden Hem af. Al die dienstknechten — de profeten — spraken van Hem. Maar hun prediking werd niet begeerd, vond althans geen weerklank. Ze waren de stoorzenders in een land van zelfverzekerdheid.

En toch bleef de Heere doorgaan. En ten laatste zond Hij tot hen Zijn Zoon. Hier gaat de gelijkenis bijna over in de werkelijkheid. Want dit grenst aan het onwaarschijnlijke, aan het ongelooflijke. Er is in het gewone leven geen eigenaar van een wijngaard die zoiets zou doen. Geen vader die, na alles wat er gebeurd is, nadat zijn personeel gedood en gemolestreerd is, zijn enige zoon zal zenden naar zulke rebellen. Nu wordt het beeld gewoon realiteit. Het is alsof we Paulus horen: Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven...

Zij zullen Mijn Zoon ontzien, zegt de Eigenaar. Maar dat wist Hij toch wel beter? Hij weet toch wel dat ze ook aan Zijn Zoon hun handen zullen slaan? Dat weet de Vader, dat weet de Zoon Zelf ook. Daarover heeft Hij vele keren gesproken met Zijn discipelen. De Zoon des mensen zal overgeleverd worden in de handen der mensen...

Hier schieten alle woorden te kort. Ten laatste zond Hij Zijn Zoon. Het is niet in woorden te zeggen, ook niet door beelden te verduidelijken. Alzo lief heeft God de wereld gehad dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. Niet voor mensen die het zo graag wilden. Niet voor mensen die het er zo goed afgebracht hadden. Nee, voor vijanden. Voor mensen die zich moedwillig in de ellende hadden gestort. Voor mensen die niet eens uit die ellende verlost willen worden. Voor mensen die het enige middel tot verlossing bruut zouden afwijzen.

Want als ze de Zoon zien, dan zeggen ze: Deze is de Erfgenaam, komt, laat ons Hem doden. Dat is de dwaasheid gekroond! Ze weten dat Hij de Zoon is. Het is geen misverstand, ze handelen niet uit onwetendheid. Ze hebben zich niet in een opwelling aan Hem vergrepen. Ze zijn heel bewust te werk gegaan. Ze zeggen het zelf: Deze is de Erfgenaam! Ze doen alsof de Eigenaar van de wijngaard niet meer leeft. Alsof ze ongestraft Zijn Zoon kwaad kunnen doen.

Ze denken de Zoon te kunnen doden en zich dan de wijngaard te kunnen toeëigenen. Juridisch gesproken dwaasheid. Knechten vermoorden de zoon en denken dan nog als beloning de erfenis te krijgen.

Zó dwaas is nu de zonde. De zonde heeftiets onredelijks. Leven alsof God er niet is en doen alsof Hij het niet ziet. En toch denken dat het goed afloopt.

Dit is de zonde, dat het licht in de wereld gekomen is en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht want hun werken waren boos.

Ze wierpen Hem buiten de wijngaard. Daar hebben de landlieden al die tijd op aangewerkt om de Zoon buiten de wijngaard te krijgen. Met die enkele woorden is ook heel het leven en werken van Christus getypeerd: buiten de wijngaard.

Geen plaats in Bethlehem. Op de vlucht naar Egypte. Uit Nazareth weggejaagd. In Judea kan Hij niet meer wandelen. De Samaritanen wille Hem niet ontvangen. Jeruzalem werpt Hem uit: kruist Hern! Daarom heeft ook Jezus, opdat Hij door Zijn eigen bloed het volk zou heiligen, buiten de poort geleden. Buiten de wijngaard!

Het is toch wat, zulke goddeloze landlieden... Of hebben we onszelf herkend? Ten laatste zond Hij Zijn Zoon... De Vader is tot het uiterste gegaan. En in de prediking stelt Hij Hem voor, biedt Hij Hem aan. Deze is Mijn Geliefde Zoon, hoort Hem!

Er zijn maar twee mogelijkheden: óf we volgen Hem tot buiten de wijngaard, op de weg der schande en der vernedering. Ol we werpen Hem buiten de wijngaard. Dat noemt de apostel: de Zoon van God opnieuw kruisigen en openlijk te schande maken. Daarom: kust de Zoon opdat Hij niet toorne en gij op de weg vergaat...

3) Gods oordeel over Zijn wijngaard

De preek van de Heere Jezus is ten einde. Nu volgt de toepassing. Maar die maakt Hij niet Zelf, die moeten Zijn hoorders maken. Wanneer dan de heer van de wijngaard komen zal, wat zal hij deze landlieden doen?

Oók een vraag! Wat doet een baas met zulk personeel? Wat doet een eigenaar met zulke pachters?

Achter die woorden van de Heere Jezus schuilt een verschrikkelijk dreigement. Wanneer dan de Heere van de wijngaard komt... Dat is het ogenblik waarop de Eigenaar komt afrekenen. En voor de pachters, voor de leidslieden van Israël is dat ogenblik zeer dichtbij. In het jaar 70, nog geen 40 jaar nadat deze woorden zijn uitgesproken, is de Heere gekomen om af te reken. Toen hebben de Romeinse legers de stad overspoeld en is de tempel in vlammen opgegaan. Toen is de wijngaard overgegaan in andere handen.

Dat hadden de landlieden nooit gedacht. Het bezit van de wijngaard was voor hen een vanzelfsprekende zaak. Ze waren immers Abrahams zaad, kinderen van het Verbond? En toch moeten ze het zelf zeggen, als antwoord op de vraag van de Heere Jezus: Hij zal de kwaden een kwade dood aandoen en zal de wijngaard aan andere landlieden verhuren die hem de vruchten op tijd zullen geven. Daarmee hebben ze hun eigen vonnis geveld:

En wij? Want nu hebben wij de wijngaard in pacht! En straks komt de Heere om af te rekenen. Ook al hebben we Hem, openlijk of bedekt, dood verklaard. Wat zal Hij doen als Hij komt? Zal de wijngaard dan wéér van pachters moeten veranderen? Zal Hij dan de kandelaar van Zijn Woord moeten wegnemen en hem plaatsen onder een volk dat méér vruchten voortbrengt?

Wat doen wij met de Zoon Die door de Vader in deze wereld is gezonden? Luister dan nu eens naar het slot van de gelijkenis. Dan kunt u horen wat de Vader met Zijn Zoon heeft gedaan... De Steen Die de bouwlieden verworpen hebben, Deze is geworden tot een Hoofd des hoeks. Wij zijn tot het uiterste gegaan, wij hebben de Steen afgekeurd. Maar God is ook tot het uiterste gegaan. Die Steen waarmee wij niets konden beginnen, die heeft Hij gelegd tot een Hoeksteen. Daar hebben wij niets aan hoeven te doen. Van de Heere is dit geschied...

En nu zijn er maar twee mogelijkheden: óf we lopen ons te pletter op die Steen, óf we worden erop gebouwd.

Wat wordt die Steen ons dan dierbaar! Dan wordt de Zoon Die we buiten de wijngaard hebben geworpen, ons alles. Dan zal ik Hem al mijn liefde waardig schatten. Laat ons dan tot Hem uitgaan, buiten de wijngaard, buiten de legerplaats, Zijn smaadheid dragende. Want welgelukzalig zijn allen die Sions Vorst erkennen voor hun Heere, welzalig zij die vast op Hem betrouwen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Gods wijngaard

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's