Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Nederlandse Geloofsbelijdenis

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(60)

ARTIKEL XXX (Vervolg)

Christus regeert de gemeente — zo zagen we — door middel van mensen, die wij - gewoonlijk ambtsdragers noemen. De eigenlijke en wezenlijke glans van het ambt in de gemeente blijft dan deze, dat door middel van de ambten Christus Zelf tegenwoordig is in de gemeente. Dit betekent voor de gemeente dat zij zich voegt onder het ambt, zoals zij zich — van harte — onderwerpt aan Christus. Dit betekent voor de ambtsdrager dat deze gezag ontvangen heeft en dat uitoefent op de wijze, zoals Christus het gezag van Zijn liefde doet gelden: door in ons midden te zijn als één, die dient. Het dragen van een ambt in het midden van Christus' gemeente is het treden in de voetsporen van Christus Zelf en in de dienst der verzoening zich geven in het offer van de liefde.

Op deze wijze — zo geloven wij — moet de ware Kerk geregeerd worden naar de geestelijke politie, die ons onze Heere geleerd heeft in Zijn Woord. In dit licht worden dan de drie ambten genoemd, zoals wij deze kennen: dienaar van het Woord, ouderling (ook opziener genoemd) en diaken. We kunnen niet zeggen, dat wij deze drie ambten

onmiddellijk en rechtstreeks uit het Nieuwe Testament kunnen aflezen. Het Nieuwe Testament zelf laat ons ook de weerspiegeling zien van de worsteling om de regering van de kerk, die onderweg het meest dienstbaar en heilzaam zou mogen zijn. Niet alle ambten, die het Nieuwe Testament kent, komen nu in de kerk ook voor: wanneer we, met Calvijn, bijvoorbeeld uitgaan van Ef. 4, dan vernemen we daar dat er gegeven zijn apostelen, profeten, evangelisten en herders en leraars. Daarvan hebben de drie eerstgenoemde ambten vooral betrekking op het ontstaan van de kerk. Dit laatste geldt bijzonder voor het apostelambt, het eenmalige ambt, waarbij het oor-en ooggetuigenverslag der apostelen het fundament der kerk vormt.

Het aantal ambten staat daarmee niet onherroëpelijk vast. Calvijn zelf bijvoorbeeld kent soms ook het doctorenambt als een vierde ambt in de kerk, waarin de beoefening der theologie en de opleiding der dienaren des Woords centraal staat. En wanneer we denken aan de zendeling — valt dit een bijzonder ambt te noemen, of is het — zoals in onze kerk — een bijzondere uitoefening van het ambt van dienaar des Woords? Daarnaast zijn er de vragen — vanuit 1 Corinthe 12 — naar de verhouding van deze duurzame ambten en de bijzondere Geestesgaven in de gemeente van Christus.

Waarop het nu in al deze vragen aankomt is, dat Christus Zelf door middel van de ambten in de gemeente in Zijn heerlijkheid tegenwoordig is, en in dit licht mogen we spreken van de drie ons bekende ambten als opkomende uit het hart der Schriften.

Wanneer Christus in Zijn gemeente tegenwoordig is, dan ontmoeten we immer de momenten van de bediening van het Woord en van de sacramenten, van het opzicht en de regering en van de dienst der barmhartigheid. Wanneer we in dit drievoud van ambten een eenheid zoeken, dan is het de eenheid van Christus Zelf als het Hoofd van Zijn gemeente, en ontmoeten we daarin een levende hartslag in verbondenheid met Israël in de zalving van de Zoon door de Vader tot het drievoudig ambt van profeet, priester en koning. In dit drievoudig ambt zien we de Zoon staan in het hart der Schriften, temidden van Israël, in overvloed gezalfd door de Vader tot onze hoogste Profeet, onze enige Hogepriester en onze eeuwige Koning. De zalf vloeit neer, van het Hoofd op het lichaam, en zo mag de gemeente delen in de zalving van Christus. Daarom is het, dat wij een christen genoemd mogen worden (zie: Heid. Cat. Z. 12). En Hieraan is het, dat het ambt in de gemeente dienstbaar mag zijn: om de zalving van Christus te doen vloeien op het volk, de gemeente, opdat zij doordrenkt zij van de Geest der genade en der gebeden in de zalving tot profeet, priester en koning. Daarom is het ook, dat wij de drie ambten, zoals wij deze in de kerk kennen, het meest helder zien oplichten in hun betekenis in dit licht: er is een profetisch, een priesterlijk en een koninklijk ambt.

Streng gescheiden zijn ze niet van elkaar, hun betekenis vloeit vanwege de zalving letterlijk in elkaar over: Christus is in alle drie ambten tegenwoordig. Zo zien we de regering der kerk vanuit Christus als het Hoofd oplichten.

„...namelijk dat er dienaars of, herders moeten zijn om Gods Woord te prediken en de sacramenten te bedienen". In de dienaar van het Woord zien we met name het profetische ambt in de gemeente vertegenwoordigd. Met name — ook de ouderling en de diaken arbeiden ojp profetische wijze — maar bijzonder de predikant is geroepen vanaf de kansel het „Alzo-zegt de HEERE" van de profeten van Israël over te nemen. Behalve leraar is de dienaar daarbij ook herder, en deze zorg over de kudde deelt hij met de ouderling. We zien dan ook een zelfde wortel in het ambt van predikant en ouderling. Beiden — aldus het bevestigingsformulier - werden in de apostolische kerk ouderlingen genoemd; de eersten hebben gearbeid in het Woord en in de leer, en dat zijn de dienaren des Woords en de herders, die het evangelie verkondigen, en de anderen hebben het opzicht over de kerk en regeren deze samen met de dienaren des Woords.

Een predikant valt dus te noemen: een lerend ouderling. In dit profetische ambt dient hij geschoold en onderwezen te zijn, hij dient thuis te zijn in de Schriften en in de leer der kerk. Met recht vraagt onze kerk een wetenschappelijke opleiding van haar predikanten, want om het „Alzo zegt de HEERE" zo getrouw mogelijk te kunnen uti'spreken, dienen zij toegang te kunnen vinden tot het geschreven Woord van God in de oorspronkelijke talen.

Het priesterlijke ambt zien we dan verschijnen met name in de diaken der gemeente, wiens afkomst te vinden is aan de tafel des Heeren, bij de tekenen van het volkomen offer der liefde in brood en wijn. Van daaruit gaat de gemeente van Chirstus in haar diakenen dienend' en uitdelend de wereld in, om christelijke handreiking te doen.

Het koninklijke ambt, het eigenlijke regeerambt, zien we overwegend in de ouderling der gemeente vertegenwoordigd. In de ouderling toont ons Christus Zijn gelaat als Hoofd der kerk, zoals Hij de behouder van het lichaam is, en dit lichaam leidt en bestuurt, ook door de eeuwen heen, op weg naar het Koninkrijk van Zijn Vader.

Deze drie ambten samen vertegenwoordigen Christus Zelf in de gemeente, en op deze wijze vormen opzieners en diakenen met dë herders „de raad der Kerk", de kerkeraad. In de gemeente is er niet de eenhoofdige leiding, , de macht berust niet bij slechts één of bij weinigen, er mag niet zijn de tirannie van de ene, die zichzelf opwerpt tot geestelijk leider, maar er is de raad der kerk, waarin de gemeente vertegenwoordigd is — de ouderling en diaken althans komen uit het midden van de plaatselijke gemeente —, maar waarin allereerst Christus Zelf tegenwoordig is. In de kerkeraad' van de plaatselijke gemeente, waar de ambten samenkomen wil de Geest, ook door middel van het ambtelijke beraad, de gemeente leiden in alle waarheid. Daarbij zijn de ambten geheel dienstbaar, geheel onderworpen aan het gezag van Christus, het gezag van het Woord. In dit verband kunnen de ouderlingen met de dienaar van het Woord afzonderlijk samenkomen om bijzonder het regeerambt uit te oefenen, zoals eveneens de diakenen afzonderlijk bijeen komen om de dienst der barmhartigheid 1 gestalte te geven.

Door dit middel en op deze wijze wordt de „ware religie onderhouden, en gemaakt dat de ware leer haar loop hebbe'. Hierin zien we Christus Zelf onderweg, tussen hemelvaart en wederkomst, en het ambt, aldus Koopmans, „is de weg, dien het Evangelie wil volgen onder de menschen. Het Evangelie is natuurlijk aan dien weg niet gebonden, maar God wil aldus onze zwakheid te hulp komen". De ware leer heeft haar loop, wanneer in Woord en sacrament Christus Zelf Zijn gemeente regeert, en onderweg doet zijn, op weg naar het Koninkrijk van Zijn eeuwige Vader;

Door dit middel en ojp deze wijze worden ook „de overtreders op geestelijke wijze gestraft en in den toom gehouden". Door middel van het ambt, en met name door de ouderling der gemeente, is het Christus Zelf, die in het Woord scheiding maakt tussen licht en duisternis. Daarbij spreken wij, ook als ambtsdragers, hier op aarde nimmer het laatste woord uit over het hart van onze medemens. Het laatste woord zal de Zoon als rechter spreken in Naam van de Vader.

. Door dit middel en op deze wijze worden „de armen en bedrukten geholpen en getroost, naar dat zij van node hebben'. „Daartoe is het zeer goed", aldus het bevestigingsformulier aangaande de diakenen, „dat zij niet alleen met uiterlijke giften, maar ook met troostelijke'redenen uit het Woord van God aan de armen en ellendigen hulp bewijzen". In de diaken mag de gemeente de liefde van Christus in Zijn offer tonen aan de wereld en in een wereld, waarin de gerechtigheid als een opgejaagd dier over de straten gaat, en mag zij met haar handen tonen, dat een wereld komen zal, waarin gerechtigheid wonen zal.

„Door dit middel zullen alle dingen in de Kerk wel en ordelijk toegaan, wanneer zulke personen verkoren worden, die getrouw zijn en naar de regel, die de H. Paulus daarvan geeft in de brief aan Timotheüs'. Met de uitdrukking „dat alle dingen in de kerk wel en ordelijk toegaan" is zeker niet bedoeld: als alles maar rustig is, en ook niet: een soort burgerlijke orde en fatsoen, waarbij een ieder zich wel gedraagt naar de gestelde regels, maar de hier bedoelde orde is die van het lichaam. Hier is sprake van de orde van het samen gevoegd zijn tot het ene lichaam van Christus, van de orde, waarin de gemeente als het lichaam aan Christus als het Hoofd is onderworpen. In dit lichaam functioneert elk deel wel en ordelijk in een groter verband, zodat het lichaam gebouwd en gesterkt worde. Dan is er in de orde van het ene lichaam het bruisende leven — niet de doodse orde van het graf — maar het stralende leven, de opbloei in de gegeven liefde van het Hoofd. Het is de orde van het levende Hoofd verbonden met een levende gemeente. Het is en blijft de orde van de liefde, die de gestelde heilzame grenzen respecteert en liefheeft. Dit is de orde van

de bruid van Christus: zij doet niet maar wat aan liefde in het wilde weg, maar ze is stralend onderweg naar de dag van haar

Bruidegom.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 maart 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 maart 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's