Die van de Vader en de Zoon uitgaat
Ongetwijfeld herkennen we meteen deze zinsnede uit de zogenaamde Geloofsbelijdenis van Nicea: „En in de Heilige Geest Die Heere is en levend maakt, Die van de Vader en de Zoon uitgaat..."
Met andere woorden wordt hetzelfde gezegd en beleden in Artikel 11 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis: „Wij geloven en belijden ook dat de Heilige Geest van eeuwigheid van de Vader en de Zoon uitgaat, niet zijnde gemaakt of geschapen, noch ook geboren, maar alleen van Beiden uitgaande..."
De belijdenis van de Godheid van de Heilige Geest en van Zijn uitgang van de Vader en de Zoon is betrekkelijk laat in de Kerk opgekomen. Dat is niet zo verwonderlijk. De Namen van de Vader en de Zoon drukken sterker de persoonlijkheid uit, die van de Heilige Geest op het eerste gezicht minder sterk. Bovendien is het werk van de Vader en het werk van de Zoon voor ons bewustzijn helderder, doorzichtiger. We belijden de Vader als onze Schepper, de Zoon als onze Verlosser.
Maar het werk van de Heilige Geest lijkt wat vager, wat minder zichtbaar en tastbaar. Hij doet Zijn werk wat meer in het verborgen, wat meer op de achtergrond. Daardoor kwam de Kerk gemakkelijker tot de belijdenis dat de Zoon waarachtig en eeuwig God is, maar duurde het wat langer voordat ze dat ook beleed en formuleerde ten aanzien van de Heilige Geest,
Hoewel het duidelijk in de Heilige Schrift wordt geleerd werd het pas openlijk uitgesproken op de Synode van Constantinopel in het jaar 381: „de Heilige Geest Die van de Vader en de Zoon uitgaat, Die samen met de Vader en de Zoon aangebeden en verheerlijkt wordt".
De uitgang van de Heilige Geest
De uitgang van de Heilige Geest van eeuwigheid is dus iets heel anders dan de uitstorting van de Heilige Geest op de Pinksterdag. Toen kwam de Heilige Geest op aarde om in Zijn Gemeente te wonen als vrucht van het Middelaarswerk van Christus. Hij is ten hemel gevaren en heeft gaven genomen om uit te delen onder de mensen.
Maar als we spreken over de „uitgang" van de Heilige Geest, dan hebben we het over de wijze van Zijn bestaan, over Zijn Persoon, Wie Hij is en hoe Hij bestaat.
De eeuwige generatie van de Zoon door de Vader zullen we nooit kunnen begrijpen. De Vader zegt tegen Zijn Zoon: Gij zijt Mijn Zoon heden heb Ik U gegenereerd" (Psalm 2 : 7). En dat „heden" geldt van alle eeuwigheid en tot in alle eeuwigheid.
Maar ook de eeuwige uitgang van de Heilige Geest uit Vader en Zoon is voor ons verstand een verborgenheid. Een verborgenheid die geopenbaard is, en die we daarom geloven en belijden, maar niet kunnen begrijpen.
De kerkvader Augustinus, die deze zaken diep heeft doordacht, heeft gezegd: er is verschil tussen de eeuwige generatie van de Zoon en de eeuwige uitgang van de Heilige Geest, maar ik kan ze niet onderscheiden, daar ze beide onuitsprekelijk zijn.
Deze belijdenis van dat uitgang van de Heilige Geest heeft een scheur getrokken door de christenheid. Het zogenaamde „filioque" (èn van de Zoon) is door de Kerk van het oosten niet erkend. Het westen leerde: de Heilige Geest gaat uit van de Vader en van de Zoon. Het oosten zei: de Heilige Geest gaat uit van de Vader alléén.
Dat heeft in het jaar 1054 geleid tot het grote schisma, waarbij de oosters-orthodoxe kerk zich heeft onttrokken aan het gezag van de bisschop van Rome, en tot op de dag van vandaag is die scheur nog niet geheeld. ,
Aktualiteit
De vraag kan worden gesteld: s dat nu voor ons van belang? Bovendien: ad de oosterse Kerk geen gelijk? Jezus Zelf zegt: e Geest der waarheid Die van de Vader uitgaat (Joh. 15 : 26). En nergens in de bijbel staat letterlijk dat de Heilige Geest ook van de Zoon uitgaat. Is het westen toen eigenlijk niet fout geweest? Was dit gegeven wel zo'n ingriipende scheuring in de Kerk waard?
Toch is het wellicht belangrijker dan we zouden denken. Wanneer de Heilige Geest alleen zou uitgaan van de Vader, dan worden in feite de Zoon en de Heilige Geest ondergeschikt gemaakt aan de Vader. Voor de Griekse Kerk ligt de eenheid van het Goddelijk Wezen dan ook niet zozeer in de Goddelijke natuur, als wel in de Persoon van de Vader. De loochening van de uitgang van de Zoon is in wezen verstoring van de harmonie in de Drieënige God.
We lopen het gevaar om hierop te antwoorden: jamaar, 1054 is al zo lang geleden en Constantinopel ligt zo ver hier vandaan... Met andere woorden: gaat óns deze oude controverse nog aan?
Daar moeten we toch voorzichtig mee zijn. Wie de Heilige Geest losmaakt van de Zoon doet tekort aan het werk van Christus. Jezus heeft gezegd: IE (de Heilige Geest) zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het Mijne nemen en u verkondigen (Joh. 16 : 14).
De Heilige Geest is de Geest van de Zoon. Laten we dat los, dan komen we terecht bij de sekten, of bij de ongezonde mystiek. Waar wel gesproken wordt over het werk van de H. Geest en over ervaringen en leidingen van de Heilige Geest, maar het is losgekoppeld van het werk van de Middelaar. Dan gaat het wel over de schatten en de weldaden van Christus, die de Heilige Geest ons deelachtig maakt, maar niet over Christus Zelf.
Daarom houden we onverkort vast aan de belijdenis van de Kerk van het westen: de Heilige Geest gaat uit van de Vader èn van de Zoon. Hij wordt immers duidelijk genoemd: de Geest van de Zoon, de Geest van Christus. En de Heere Jezus Zelf zegt van Hem dat Hij de Trooster is Die de Vader zenden zal in ZIJN Naam.
Geen kracht, maar een Persoon
Nu moeten we waken voor een misverstand. Wanneer er gezegd wordt dat de Heilige Geest uitgaat van de Vader en van de Zoon, dan zouden we kunnen denken aan een kracht. Zo wordt Hij trouwens weieens genoemd: e kracht van de Allerhoogste (Luk. 1 : 35).
Toch is dat onjuist, de Heilige Geest doet een krachtig werk, Zijn werk is met macht, maar Hij ïs een Persoon. Dat blijkt uit de naam Die Hij draagt, uit de eigenschappen die Hij heeft, uit de werken die Hij doet, uit de eer die Hij ontvangt.
We worden in Zijn Naam gedoopt, en die Naam is niet minder dan die van de Vader en van de Zoon. We ontvangen in Zijn Naam de zegen: de gemeenschap van de Heilige Geest! En — zegt Nicea — Hij wordt met de Vader en de Zoon aangebeden en verheerlijkt. Een kracht kunnen we niet aanbidden, een Persoon wel.
Het is zo nuttig en nodig voor ons geestelijk leven dat we, zoals Athanasius zegt, de Eenheid in de Drieheid en de Drieheid in de Eenheid eren. Dat leren we alleen door de omgang met het Woord en door de verlichting met de Heilige Geest. En daar zal de Drieënige God ook in verheerlijkt worden, nu en straks. Ere zij de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, zoals het was in den beginne, nu, en van eeuwigheid tot
eeuwigheid.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 mei 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 mei 1982
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's