KLEINE KRONIEK
Een werk van de Geest
Onder de titel „De diepgang van de Geest" schrijft dr. C. Trimp in De Reformatie (Geref. vrijgemaakt) een zeer lezenswaardig exegetisch en dogmatisch artikel over enkele aspecten van het werk van de Heilige Geest. Hij begint zijn artikel met te zeggen dat Pinksteren op het snijpunt staat van veel lijnen. Er is een hoogtelijn. De Geest komt van God. Christus vervult Zijn belofte. Uit de hemel komt een geluid als van een geweldige gedreven wind. Er is tegelijke een lengtelijn. Pinksteren is een kernmoment in de lange geschiedenis van het heil. Het geeft vervulling aan veel woorden uit het Oude Testament. Er is op Pinksteren ook een breedtelijn. „Pinksteren is niet voor een ziel - hier en een ziel - ginds". Het heil komt tot alle volken. De belofte is er voor u en uw kinderen, maar ook voor allen die verre zijn.
In zijn artikel gaat dr. Trimp dan nader in op een vierde lijn wat hij noemt de dieptelijn. De Heilige Geest werkt ook in de diepte. Hij citeert het woord van Paulus uit 1 Corinthe 2 : 10 en 11 waar staat dat de Geest alle dingen doorzoekt, zelfs de diepten Gods en dat niemand weet wat in God is dan de Geest van God. Over dit diepte-werk van de Heilige Geest schrijft hij dan ondermeer het volgende:
„Wanneer wij op deze wijze het werk van de Geest mogen typeren, dringt zich onweerstaanbaar een nieuw woord aan ons op, namelijk het woord 'liefde'. Zo zegt de bijbel zelf het immers: anneer de Geest wordt uitgestort, wordt door Hem de liefde van God uitgestort in onze harten (Rom 5 : 5). De diepgang van de Geest is de diepgang van de liefde. Wat is 'spreken van hart tot hart' anders dan het spreken in de intimiteit van de liefde?
God heeft zijn liefde ons verklaard en getoond in de geschiedenis van het verbond. Hij heeft zijn liefde ons beschreven in Zijn Woord en de bijbel is voor ons de liefdebrief van God.
In de volheid van de tijd heeft God zijn liefde ons definitief geopenbaard in zijn Christus, de Zoon van zijn liefde. Zó lief had God de wereld (vgl. Joh. 3 : 16).
Maar het verhaal en de brief en de definitieve onthulling van zijn liefde verzegelt God aan ons door zijn Heilige Geest. Want deze Geest legt die liefde ons na aan het hart, bindt haar óp ons hart, laat haar in ons hart resoneren. Dat werk strekt zover, dat ons uitgebluste, doffe hart opleeft en antwoord gaat geven aan God. De letters van Gods liefdesbrief grift de Geest niet slechts op stenen tafels. Hij schrijft die woorden niet alleen met pen en inkt op de perkamenten rollen van wet en profeten of op het papier van onze bijbel. Hij volstaat er niet mee Gods liefde ons te openbaren in de woorden en daden van Christus Jezus, Gods eniggeboren Zoon. Nee, God stoot door tot op de bodem van ons leven en maakt van onze harde harten zachte was, om daarin zijn liefdesverklaring vast te leggen (vgl. 2 Kor. 3 : 3) en daaruit de woorden van wederliefde uit te lokken. Dat is de schitterende 'bediening van de Geest' (vgl. 2 Kor. 3 : 3, 8 vv.). Want eerst dan is het grote werk 'rond' en het verbond tot zijn doel gekomen. Liefde neemt geen genoegen met half werk. Liefde kan niet halverwege stilstaan. Liefde wil dóórdringen, zij wil alles: lles geven om alles te nemen — zó vindt de liefde haar voltooing (vgl. 1 Joh. 2 : 5). Zij is in al haar voorbereidingen uit op de viering van de omgang, de vreugde van het verbond en zij vindt haar voltooing in de konversatie van harten, die verrukt en verrast zijn over het grote geluk, dat men elkaar voorgoed heeft mogen vinden.
Zo immers heeft onze hoogste Leraar daarvan gesproken vóór de pinksterdag. Hij is tot ons gekomen als de Zoon van God; in Hem gaf God zichzelf aan ons en onthulde Hij de gedachten van zijn rijke hart. Déze Zoon van God heeft het ons toen geleerd, dat wie zijn woord bewaart — zoals een mens een kostbare parel bewaart en bewaakt — in de liefde van Christus zal blijven (vgl. Joh. 14 : 15, 21, 23; 15 : 10; 1 Joh. 2 : 5; 5 : 3). En waar de liefde is, daar is het leven. Daar komt het leven wèl tot rust, maar nooit tot stilstand. Daar ontspringt juist de nooit eindigende beweging van de omgang met elkaar, het spreken tot elkaar, het genieten van elkaar. Vandaar die woorden van Christus — zij zijn sterk en teer en intiem: en wie Mij liefheeft, zal geliefd worden door mijn Vader en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren... Indien iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord bewaren en mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen' (Joh. 14 : 21b, 23).
Horen wij het goed? De Vader en de Zoon zullen hun woning betrekken bij ménsen. Dat doen de Vader en de Zoon door de Heilige Geest (vgl. Efeze 3 : 16). In die samenwoning komen de diepste geheimen van Gods vaderhart los en leren mensen als U en ik het werk van God verstaan. Daar zullen mensen ook van dat werk genieten met een diepe geestelijke vreugde. Daar worden mensen in alle geheimen van het heil ingewijd en smaken zij een blijdschap, die alles overtreft, omdat nieman haar zal kunnen roven (vgl. Joh. 16 : 22).
Deze blijdschap in het huis van de liefde zal sterker zijn dan alle machten die in dit leven onze tegenstanders kunnen zijn (vgl. Rom. 5:5; 8 : 35—39). Zij is onaantastbaar, onverslijtbaar en verzegelt bezit. Zij is die 'onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde', waarvan de apostel Petrus sprak (1 Petrus 1 : 8). Ja, deze blijdschap is zó groot, dat onze levenstijd op aarde te kort zal blijken om haar ten volle te genieten. Wij zullen het
hier niet verder brengen dan het 'voelen in onze harten' van het 'begin' van de eeuwige vreugde. Willen wij haar volkomen genieten, dan zullen wij daar een eeuwig leven voor nodig hebben (vgl. Heid. Cat., antw. 58).
Het is het eigen werk van de Geest om ons op deze wijze de diepte van Gods liefdé in Christus te onthullen. Als Parakleet' zal Hij de zorg van Christus voor ons voortzetten en daarin de zaak van Christus op aarde 'waarnemen' en 'bezorgen'. Daarom zal Hij als de Geest der waarheid (Joh. 16 : 13) in een voortdurend onderricht, geput uit de diepten van God, ons de gedachten van het heil ontvouwen. Want Christus beloofde aan zijn discipelen: e Heilige Geest, die de Vader zenden zal in Mijn naam, die zal u alles leren' (Joh. 14 : 26a). Dat leeronderricht is de geduldige, trapsgewijze explikatie van het heil, dat Christus heeft verkondigd en gewerkt. De Geest is in de 'inwendige leermeester van de kerk' — zo schreef Calvijn, op grond van deze woorden.
Bovendien zal Hij de apostelen 'te binnen brengen" al wat Christus hun gezegd had (Joh. 14 : 26b). Dat noemden onze vaderen de 'indachtigmakende' werking van de Heilige Geest.
Wanneer wij deze woorden van Christus overwegen, gaan wij begrijpen dat de apostelen in staat waren om de brieven te schrijven, waarin ons zo'n grootse en diepe ontvouwing gegeven wordt van het heil in Christus. Wij begrijpen nu ook dat zij de evangeliën konden schrijven, die wij in het Nieuwe Testament ontvangen hebben. Dat waren de 'gedenkwaardigheden' de 'memorabilia" van de apostelen zoals men vroeger, in de oude kerk, die geschriften noemde.
En ook de verre strekking van het heilswerk van Christus heeft de Geest op die wijze onthuld: en de toekomst zal Hij u verkondigen' Joh. 16 : 13-slot): l dat onderricht over de grote toekomst van het volk, dat in Gods verbond mag leven en Christus' dag tegemoet gaat.
Dat is de inhoud van de woorden, die de Geest in de intimiteit van de liefdesgemeenschap aan mensen zal openbaren. 'Leren', te binnen brengen' en 'verkondigen', — dat klinkt aanzienlijk prozaïsch en schools. Maar intusssen krijgt juist in dat onderricht de vreugde van de liefde gestalte. Dit is nu de konversatie in het verbond, het spreken van hart tot hart. De Geest zal ons niet op mystieke wijze vervreemden van de door Christus gesproken woorden. Hij wil ons bepaald niet doen 'ontstijgen' aan het door de apostelen geschreven woord. Hij oefent met ons niet een woord-loos kontakt. Hij staat er wèl voor in, dat het woord van de levende God ons niet vreemd blijft. Daarom stelt Hij in staat tot het boekstaven van het gesproken woord, opdat Hij dat geschreven woord van de apostelen door de eeuwen heen ons op het hart zou binden en in ons hart zou laten resoneren.
Daarbij levert de Geest geen fragmentarisch werk en werpt Hij ons niet een paar brokstukjes van de waarheid toe. Al wat Hij in de omgang van de drieënige God hoort, zal Hij spreken. 'Hij zal het uit het mijne nemen', zegt Christus (Joh. 16 : 13, 14). En alles wat Christus had, heeft Hij van de Vader ontvangen (Joh. 3 : 31, 32; 14 : 24b; 16 : 14, 15 e.a.p.). Het onderricht van de Geest put uit de diepe bronnen van-de woorden van Vader en Zoon.
Uit de diepten van God brengt Hij de kennis over naar de bodem van ons hart, door de dienst van apostelen. Zó zal de Geest ons 'alles leren' (Joh. 14 : 26). Want hij 'doorzoekt alle dingen', dat wil zeggen: al wat God bereid heeft voor degenen, die Hem liefhebben' (1 Kor. 2 : 10, 9). Daarom zal Hij 'al wat Hij hoort, spreken' en ons de weg wijzen tot 'de volle waarheid' Joh. 16 : 13). De diepgang van de Geest valt blijkbaar samen met de diepte van de liefde, die in God is.
Geen wonder, dat de Heiland zei: Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het thans niet dragen' (Joh. 16 : 12). De noodzaak van het lijden, de zwaarte van de borgtocht, de verre strekking van het grote feit van Pasen, het heerlijk plan dat God heeft met de eeuwen en de volken — hoe zouden de discipelen het ooit kunnen verwerken, wanneer Christus dat alles op één dag hun zou onthullen? Toch zal Christus zich kwijten van zijn taak ('heb Ik u te zeggen'); Hij doet het door zijn Zaakwaarnemer, de Geest als Parakleet. Die Geest geeft de mensen de draagkracht die zij nodig hebben om 'dat alles' te vatten en te verwerken.
Niet lang na de dagen van Christus' afscheidswoorden kwamen dan toch maar de preken van Petrus, de brieven van Paulus, de Apokalyps van Johannes. En daarna kwamen de preken van de dominees en de konfessies van de kerk en zij spreken over onze ellende, verlossing en dankbaarheid, over verkiezing, wedergeboorte en volharding. Dat is stuk voor stuk liefdeswerk, geboren uit de liefde van God en verricht in de liefde tot God. Het is de schat van de bruid van Christus. (Dordtse Leerregels, V, 15) en zij heeft die schat innig lief vanwege zijn 'oneindige waarde'. Dat alles is in de intimiteit van Gods wonen bij de mensen onthuld en mogelijk gemaakt. De bruid gaat naspreken de woorden van de Geest (vgl. Openb. 22 : 17), die het volk van God meeneemt naar het einde van de tijden en met vaste hand de kerk bouwt als een eeuwige woonstede voor God (Efeze 2 : 22)."
Tot zover dr. Trimp.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juni 1982
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juni 1982
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's