Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een vonnis vol belofte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een vonnis vol belofte

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Ik zal vijandschap zetten tuss u en tussen deze vrouw, en tuss uw zaad en tussen haar zaad; da zal u de kop vermorzelen en gij z het de verzenen vermorzelen. Gen. 3 : 15

het vonnis

Het woord dat hier gesproken wordt door de HEERE God staat bekend als de moederbelofte. Het is de moeder van alle beloften. AI wat God aan goeds heeft uitgesproken over mensen vindt hier z'n begin. Hier is de küop waaruit de bloem van Gods heil zich ontvouwt. Hier de bron, waar de stroom van het evangelie ontspringt. De bron van een rivier moeten we vaak zoeken in ijle en verheven hoogten. Bij deze bron staan we op zulke hoogte niet. Integendeel: hier is een dieptepunt.

De slang schijnt immers getriomfeerd te hebben. God had Zijn scheppingswerk voleindigd. Na zes dagen kon Hij van al het bestaande, van zon, maan en sterren, van licht en duisternis van planten, dieren, van mens en beest zeggen: En zie het is zeer goed. Adam mocht samen met de hulp die God in Eva tegenover Hem had gegeven op de aarde ruimte vinden om God te dienen en te verheerlijken. Zij mochten de hof bebouwen en bewaren. Zij mochten vruchtbaar zijn, zich vermenigvuldigen en de aarde vervullen.

Maar de slang is gekomen. De slang, die de vleesgeworden duivel was. De slang in wie de duivel intrek had genomen en die hij tot zijn instrument had gemaakt. Een instrument, dat hij inzette in de strijd tegen God. De duivel kon de schoonheid en de harmonie van Gods werk niet verdragen.

Dit moest en zou hij verstoren. De slang was zijn gewillige dienaar. Zo werd Eva verleid om toch te eten van de boom, der kennis des goeds en des kwaads. De boom, die daar stond als een gedurige toets op vrijwillige gehoorzaamheid. De slang had het slim genoeg aangelegd. Die hele boom was volgens hem één bedrog van God. De dood zou hun niet toevallen, maar de sleutel en der kennis. Zo zouden ze als God zijn. Toen en had Eva gegeten en haar man met haar.

t Dat is het dieptepunt, het dieptepunt van ult ongehoorzaamheid en afval. Afval van een goed en heerlijk God. Afval die val betekent val in de ellende en de dood.

En daarom kunnen Adam en Eva als zij God gewaar worden ook niet anders doen dan vluchten en zich verbergen. Er is iets stuk tussen hen en God. Alles is stuk. Nu kunnen ze voor Hem alleen nog maar vrezen. Hoe zullen ze met de naaktheid van hun zondig en verloren bestaan voor Hem staan en leven? Adam en Eva kunnen niet veel anders doen, dan bang en angstig onder de struiken wegkruipen.

Dat is het dieptepunt, waarin we de moeder van de belofte vinden. Het dieptepunt van zonde en schuld, van verlorenheid. Het dieptepunt van gebondenheid aan de macht van duisternis en dood. En dat is kenmerkend voor het evangelie. Zoals het hier in het begin is, zo blijft het. Het evangelie wordt niet in de hoogte gevonden. Het evangelie wordt niet gevonden in de hoogte van onze deugd of van onze godsdienst. We hebben het daar niet eens nodig. Het evangelie wordt gevonden in de diepte van vrees en angst om het geschonden gebod. Daar klinkt het nu nog. Vreest niet, want zie Ik verkondig u grote, blijdschap. Wat erg dan als we niet vrezen kunnen. Als God ons niets meer zegt, laat staan zonde en schuld. Het is de verdwazing die velen om ons heen vandaag aan de dag bevangen heeft. Men leeft maar aan. Van zonde heeft men geen flauwe notie meer. Men wil da. niet eens. Maar nooit zal zo de blijdschap van het evangglie ons leven door trillen. Nooit zullen we echte vreugde vinden. We zullen ondergaan in nood en pijn.

En wat erg helemaal als we niet vrezen kunnen omdat het evangelie een gemeenplaats voor ons geworden is. We gaan er zomaar zonder enige verwondering en ootmoed vanuit. Een evangelie der vanzelfsprekendheden is geen evangelie.

Die bevende en zich verbergende gestalten van Adam en Eva worden ons voorgesteld, opdat wij, u en ik onze plaats zouden weten voor God. Dan komt God. Hij roept Adam tevoorschijn. Dat is al een terugroep. God roept Adam terug uit de verborgenheid, uit de duisternis van vrees en angst. Hij laat die mens niet omkomen in zijn zelfgekozen isolement. Hij wil hem weer bij Zich hebben.

Waar zijt gij, dat klinkt haast vaderlijk, maar het is tegelijk rechterlijk. Het moet immers aan het licht komen, wat er gebeurd is. Daarom geschiedt er rechterlijk onderzoek en navraag. Er wordt van de een naar de ander verwezen. Van de man naar de vrouw. Tenslotte komt het bij de slang terecht. Bij hem is het begonnen. Hij is de aanstichter. Hij zal ook het eerst zijn vonnis horen. Het vonnis dat tegelijk belofte is. Een vloek voor de slang, een zegen voor de vrouw en haar man. Ook zij krijgen hun straffen aangezegd. Maar vooraf gaat dit wonderlijk woord. Dit heerlijk woord. Dit woord vol van oordeel en veroordeling. Dit woord 1 vol van evangelie voor een zondig en verloren mensenpaar.

gezette vijandschap

Als God de slang vervloekt heeft, spreekt Hij van vijandschap. Vijandschap tussen de slang en de vrouw. Tussen hun beider zaad ook.

De slang mocht denken, dat hij de vrouw in zijn macht had. Dat Eva zijn bondgenote geworden was. En eigenlijk had hij gelijk. Door haar ongehoorzaamheid was Eva, en Adam niet minder van God afgevallen. De mens was in de armen van de satan gevallen. Hij had nu macht en recht over hen. In plaats van Gods vrienden, waren ze zijn vrienden geworden. En wat een vrienden! Vrienden, die alleen maar uit zijn op eigen oelang. Die alleen maar zichzelf op het oog hebben. De vriendschap tussen de satan en ons is een boosaardige vriendschap. Er zit niets van liefde in of zelfovergave. Niets van licht. Er is alleen maar duisternis. Het is een vriendschap, die de satan gebruikt om God in de heerlijkheid van Zijn werk aan te tasten. Een vriendschap waarin wij er op uit zijn onze hoogmoed of andere lusten te bevredigen. Eva wilde als God zijn. Dat leek haar wel, daar bezweek ze voor. En met zo'n vriendschap dacht de satan het van God gewonnen te hebben.

Nu zegt de HEERE: Er zal vijandschap

zijn. Satan, je hebt niet het laatste woord. Je hebt niet het laatste recht. Ik laat Mijn werk niet aan jou over. Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw. Ik breek die boosaardige vriendschap. Ik maak deze vrouw van jou los. Ik zet haar tegen je op. Ik zorg ervoor, dat ze het met jou niet houden kan. Dat ze van jou niet meer wil weten. En dat ze niets liever zal willen dan van jou voorgoed bevrijd te worden. Ik haal haar naar Mijn kant over.

Koninklijk en soeverein klinkt dat: Ik zal vijandschap zetten! Die vijandschap zetten wij niet! Alles behalve. We leggen het altijd maar weer aan met de boze. We gooien het desnoods met hem op een akkoordje. Hij mag ons hart hebben, we geven hem dat zelfs graag, als we nog maar een beetje godsdienstig mogen zijn. Dan ziet onze buitenkant er tenminste nog wat fraai uit! Laten we toch onszelf niet bedriegen. Wie een vriend van de wereld is, is geen vriend van God. Jakobus heeft gezegd: De vriendschap der wereld, is vijandschap Gods.

God zet vijandschap. Hij weekt ons van de satan los. Daartoe laat Hij ons Zijn woord verkondigen. Het woord waarin het boosaardige karakter van onze vriend wordt aangewezen. Dat Woord geeft Hij kracht door Zijn Geest. En we kunnen geen rust meer vinden in ons oude bestaan, het klaagt ons aan. We kunnen zonder God niet verder.

Laat een ieder, die dat in zijn of haar leven vindt er toch een troost in vinden. God heeft die vijandschap gezet. God had u er niet voor over. God laat u niet met uw boosaardige vriend omkomen in de plaats van de buitenste duisternis.

God gunt de boze de overwinning niet. Dat is voor die boze een vloek, voor de vrouw een zegen.

Maar niet alleen voor de vrouw ook voor haar zaad. Er zal niet alleen vijandschap zijn tussen de slang en de vrouw. Ook tussen hun beider zaad. Tussen uw zaad en tussen haar zaad. Het zaad van de slang, dat is haar geestelijk nageslacht. We kunnen denken aan de machten der duisternis. De boze vertoont zich immers niet in een gestalte. Er zijn meerdere engelen gevallen. De Schrift spreekt van de overste der duisternis. Er is kennelijk zoiets als een legioen van duistere machten. Christus kreeg te doen met een man, die door een legioen van duivelen bezeten was. We lezen van de geestelijke boosheden in de lucht. Dat is alles het zaad van de slang. Maar niet alleen onzichtbare machten worden bedoeld, ook mensen, die zich helemaal door hem in dienst laten nemen. Het zijn de kinderen van deze wereld, de kinderen der duisternis. Het zaad der slang dat is alles wat bij de boze hoort. Het is dat lugubere leger van machten en mensen waarmee hij zich inzet tegen God en Zijn eer.

Bij het zaad van de vrouw moeten we denken aan haar geestelijk nageslacht. Niet aan alle mensen dus. We zagen al: er zijn mensen, die zich laten gebruiken door de boze en die tot zijn zaad behoren. De anderen zijn het zaad van de vrouw. Zij zijn het, die aan Gods kant vallen, die met de boze niet leven, kunnen.

Tussen die beide zaden zal er strijd zijn. Geslachten lang zal er strijd zijn, bitter en verwoed. Er zal een geweldige scheur in de mensheid zijn, een diepe kloof tussen de kinderen van God en de kinderen van de duivel.

Al heel spoedig wordt die kloof openbaar. Kaïn en Abel zijn er representanten van. Kaïn was uit de boze. Zijn werken waren boos. Hoe hij ook offerde, God kon zijn offer niet aannemen. Tenslotte sloeg hij zijn broeder dood. En na hem gaat de strijd voort. Henoch wandelt met God, Lamech zingt zijn brallend wraaklied. En als de kinderen Gods met de zonen der mensen trouwen lijkt het wel of het zaad van de vrouw is overweldigd. Maar dan is Noach er weer, een rechtvaardig mens. En Abraham wordt uit Ur der Chaldeën geroepen om de vader van Israël te zijn, het volk waarbij God voorlopig Zijn openbaring wilde veilig stellen, om straks al de volken te dienen. Op dat volk spitst de vijandschap zich toe. Egypte wil het overweldigen, in een laatste verwoede poging het nog in de woestijn doen omkomen. Als dan de Farao van Egypte in de wateren van de Rode Zee is omgekomen, is echter de vijandschap nog niet gebroken. Nieuwe wachten doemen op: Amelek, Edom, Moab. En zo gaat het door heel de geschiedenis. Ze is één uitwerking, één illustratie van dit woord in het paradijs.

Ik zal vijandschap zetten. Die vijandschap is door de HEERE God gezet, bepaald. Ze is door Hem gewild. Ze is er op geen enkele manier het produkt van toevallige omstandigheden God heeft haar gewild en bedoeld.

Nu kan er niet anders meer dan strijd zijn tussen degenen, die naar het vlees geboren zijn en degenen, die naar de geest geboren zijn. Er kan geen vrede zijn, zelfs geen bestand. Er is immers geen gemeenschap tussen de gerechtigheid en de ongerechtigheid, tussen het licht en de duisternis. Er is geen enkele samenstemming tussen Christus en Belial.

Laten we ons dat ter harte nemen. Het is een bedenkelijke zaak als alles zo rustig is in ons leven .Als we er zo'n rustig vanzelfsprekend christelijk geloof op na houden en geen last hebben van de vijandschap van de satan. Het zou best kunnen zijn dat we dan aan de verkeerde kant van de scheidslijn zitten. De satan is niet tegen zichzelf verdeeld. Hij kijkt wel uit. U mag al uw godsdienst van hem houden als u zijn vriend bent, laat hij u met rust.

De strijd blijft in het leven van het geloof. Zeker er zijn adempauzes. Tijden, waarin de HEERE ons rijk vertroost. Tijden waarin wij het goed hebben in het vertrouwen op Hem. Op onze woestijnreis zijn er de oasen. Toch zitten we er zomaar weer midden in. Op het onverhoedst valt de vijand ons weer aan. Daarom zegt de apostel: Zijt dan nuchter en waakt, want uw tegenpartij gaat rond als een briesende leeuw zoekende, wie hij mocht verslinden.

Die strijd blijft. Ons wordt hier geen laatste rust gegund. Dat is een bitter ding. Toch is ook dit bitter niet zonder zoet. Die strijd is er van de HEERE. Hij stelde haar en Hij besliste haar in de Zoon van Zijn eeuwige liefde Jezus Christus. En Hij zal haar definitief beëindigen in Diens wederkomst.

Zij hadden mij omringd als bijen, Maar zijn als doornenvuur vergaan; 'k Mocht hen in 's HEEREN kracht bestrijden, In 's HEEREN naam hen gans verslaan. Gij hadt m' o vijand hard gestoten, Tot vallens toe mij onderdrukt; De HEER' bewaart Zijn gunstgenoten; De HEER' heeft zelf mij uitgerukt.

E.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Een vonnis vol belofte

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's