Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over taalgebruik

Het eerste citaat dat ik dit keer heb geplukt uit de wekelijkse ruiker van de kerkelijke pers is een kort maar waar verhaal van mr. Verplanke onder de titel 'Taalvervuiling'. Hier komt het voor u:

„Zo ongemerkt krijgen in onze Nederlandse taal woorden soms een andere of een bredere betekenis. Een voorbeeld van een andere betekenis is het woord „achterban", dat oorspronkelijk betekende: het gehuurde krijgsvolk van de houder van een achterleen, d.w.z. van iemand die weer leenman is van een andere leenman. Nu zijn het de leden van een politieke partij of van een vakbeweging, die niet ten strijde worden uitgezonden, maar eerbiediglijk worden geraadpleegd alvorens hun „top" ten strijde trekt.

Een voorbeeld van een bredere betekenis is het woord „weekend". Toen wij nog in een samenleving van overwegend christelijke signatuur verkeerden en de zondag zo al niet algemeen werd geheiligd dan toch als een rustdag werd beschouwd, waarop men twee maal naar de kerk ging en verder thuis bleef, eindigde de week op zaterdagavond en werd de zondag algemeen erkend als de eerste dag der week. Geleidelijk is daar verandering in gekomen: de week wordt niet meer begonnen, maar beëindigd met de zondag.

We merken dat reeds lang in de dienstregelingen van de luchtvaartmaatschappijen, die de maandag aanmerken als dag nr 1 en de zondag als nr 7. Vervolgens hebben we in 1972 de befaamde norm NEN 2772 van het Nederlands Normalisatie-instituut gekregen, waarin de weken zijn genummerd en de maandag als eerste dag van de week wordt aangemerkt - een norm waaraan de meeste zakagenda's en kalenders (zij het — dank zij de gerezen protesten — in afnemende mate) zich houden.

Het begrip weekend slaat nu niet meer op de zaterdag, maar op de zaterdag en de zondag. En links en rechts wenst men elkaar op vrijdag of zaterdag „een prettig weekend" toe. Christenen behoren aan deze taalvervuiling niet mee te doen. Voor hen eindigt de week op zaterdag en de wens „een prettig weekend" dient onzerzijds te worden beantwoord met „hetzelfde en daarna een goede zondag"."

Tot zover mr. Verplanke. Ik geef het u graag ter overweging door.

Heldring over een verpolitiekte kerk

De heer J. L. Heidring is een bekend medewerker aan de NRC-Handelsblad. Hij geeft er blijk van behoorlijk goed op de hoogte te zijn van allerlei theologische ontwikkelingen. Scherp en kritisch beoordeelt hij een en ander. Ik las van hem behartigenswaardige woorden aan het adres van hen die het spreken van de kerk puur en alleen op politieke zaken willen laten slaan. De redactie van Evangelisch Commentaar, het nieuwe blad dat gekomen is na het verdwijnen van het Gereformeerd Weekblad (uitg. Kok, Kampen) gaf hem ruimte te reageren op een bepaald artikel en vroeg hem tevens over genoemde punten zijn mening ten beste te geven. Hier volgt wat hij dan o.a. schrijft:

„Laat ik beginnen met een paar citaten die een kijk op de taak der kerk verraden die, volgens mij, fataal voor de kerk — en voor de wereld — is. In Trouw van 25 juni 1981 schreven J. Greven en B. van Ronden, leden van de directie van de IKON, dat het beleid van deze omroep 'berust op een geloofsverstaan volgens welke (sic) het geloof niet anders kan functioneren dan in gerichtheid op de wereld. Anders is het zo dood als een pier en dient het slechts ter bevrediging van het religieuze gemoed, gericht op innerlijk en individu.' Met andere woorden: elk geloof dat niet gericht is op de wereld, wordt als waardeloos van tafel geveegd. Iemand die bijv. in het geloof troost zoekt voor het verlies van een dierbare, doet aan 'bevrediging van het religieuze gemoed'. Zijn of haar geloof is 'zo dood als een pier'. Niet alleen spreekt daar een

liefdeloosheid jegens de mens als concreet wezen uit, maar ook worden hiermee alle uitingen van tweeduizend jaar innerlijke geloofsbeleven — een groot deel van onze cultuur — naar de prullemand verwezen.

Ander citaat. Ditmaal van (intussen: prof.) dr. G. H. ter Schegget, die in Het Parool van 1 december 1978 zei: een predikant 'behoort geestelijk voorop te lopen. En dan bedoel ik geestelijk in de zin van politiek en sociaal verhelderend, niet in de zin van religieus. Eerder het tegendeel, want de religie is vaak verwarrend en illusiewekkend.' En: 'Het gaat niet om een andere wereld straks in het hiernamaals, maar om de wereld van nü, die anders moet.' Tja, als er geen verschil is in taak tussen de kerk en een poÜtieke partij, waarom schaft de kerk zich dan niet meer dadelijk af?

Misschien zijn dit extreme voorbeelden van een activistisch christendom (maar dan toch komend van mensen die zich vaak laten horen; twee ervan hebben zelfs een omroep te hunner beschikking). Het is er mij niet om te doen dat de kerk zich koest moet houden wanneer het om wereldlijke zaken te doen is. Ik vind echter wèl dat haar voornaamste taak ligt in haar zorg voor de enkeling. Die zit veelal met reusachtige problemen, die weliswaar in het niet zinken tegenover het wereldleed, maar voor hèm (of haar) zeer concreet zijn. Dat wil niet zeggen dat de kerk hem (of haar) altijd moet troosten. Nee, zoals uit bovenstaande blijkt, vind ik dat de kerk ook de taak heeft de zich christen noemende mens te confronteren met de onmenselijke consequenties van zijn geloof. In beide gevallen gaat het om de enkeling. De relatie van God tot de mensen is er, meen ik, een van God tot iedere individu afzonderlijk. Er is geen collectief Gethsemané.

Maar een gepoliseerde kerk verwaarloost niet alleen de enkeling, zij betekent ook een fundamentele verandering van onze ciltuur. De Engels theoloog dr. Edward Norman wees daarop in zijn Reith Lectures van 1978 voor de BBC. In plaats van de wereldlijke cultuur te veranderen of te verwerpen, aanvaardt een gepolitiseerde kerk haar (nadat ze al eerder successievelijk onderwijs, maatschappelijke zorg en ontwikkelingshulp aan de wereldlijke overheden heeft afgestoten); in plaats van zich bezig te houden met menselijke feilbaarheid houdt de gepolitiseerde kerk zich bezig met het menselijke kunnen.

Hoe men ook tegenover deze ontwikkelling mag staan — men zal moeten toegeven dat dit inderdaad een fundamentele verandering van onze cultuur betekent. De secularisering is nu compleet. De kerk, gepolitiseerd, biedt geen contrapunt meer tot de wereld. En als dat zo is, dan gaat deze ontwikkeling iedereen aan die deel heeft aan onze cultuur: of hij nu voor-dan wel tegenstander van politisering der religie is, ja of hij nu zelf godsdienstig of niet is. En wat de kerk zelf betreft: zou zij nooit op de gedachte komen dat haar politisering wel eens haar einde zou kunnen betekenen?

liefdeloosheid jegens de mens als concreet wezen uit, maar ook worden hiermee alle uitingen van tweeduizend jaar innerlijke geloofsbeleven — een groot deel van onze cultuur — naar de prullemand verwezen.

Ander citaat. Ditmaal van (intussen: prof.) dr. G. H. ter Schegget, die in Het Parool van 1 december 1978 zei: een predikant 'behoort geestelijk voorop te lopen. En dan bedoel ik geestelijk in de zin van politiek en sociaal verhelderend, niet in de zin van religieus. Eerder het tegendeel, want de religie is vaak verwarrend en illusiewekkend.' En: 'Het gaat niet om een andere wereld straks in het hiernamaals, maar om de wereld van nü, die anders moet.' Tja, als er geen verschil is in taak tussen de kerk en een poÜtieke partij, waarom schaft de kerk zich dan niet meer dadelijk af?

Misschien zijn dit extreme voorbeelden van een activistisch christendom (maar dan toch komend van mensen die zich vaak laten horen; twee ervan hebben zelfs een omroep te hunner beschikking). Het is er mij niet om te doen dat de kerk zich koest moet houden wanneer het om wereldlijke zaken te doen is. Ik vind echter wèl dat haar voornaamste taak ligt in haar zorg voor de enkeling. Die zit veelal met reusachtige problemen, die weliswaar in het niet zinken tegenover het wereldleed, maar voor hèm (of haar) zeer concreet zijn. Dat wil niet zeggen dat de kerk hem (of haar) altijd moet troosten. Nee, zoals uit bovenstaande blijkt, vind ik dat de kerk ook de taak heeft de zich christen noemende mens te confronteren met de onmenselijke consequenties van zijn geloof. In beide gevallen gaat het om de enkeling. De relatie van God tot de mensen is er, meen ik, een van God tot iedere individu afzonderlijk. Er is geen collectief Gethsemané.

Maar een gepoliseerde kerk verwaarloost niet alleen de enkeling, zij betekent ook een fundamentele verandering van onze ciltuur. De Engels theoloog dr. Edward Norman wees daarop in zijn Reith Lectures van 1978 voor de BBC. In plaats van de wereldlijke cultuur te veranderen of te verwerpen, aanvaardt een gepolitiseerde kerk haar (nadat ze al eerder successievelijk onderwijs, maatschappelijke zorg en ontwikkelingshulp aan de wereldlijke overheden heeft afgestoten); in plaats van zich bezig te houden met menselijke feilbaarheid houdt de gepolitiseerde kerk zich bezig met het menselijke kunnen.

Hoe men ook tegenover deze ontwikkelling mag staan — men zal moeten toegeven dat dit inderdaad een fundamentele verandering van onze cultuur betekent. De secularisering is nu compleet. De kerk, gepolitiseerd, biedt geen contrapunt meer tot de wereld. En als dat zo is, dan gaat deze ontwikkeling iedereen aan die deel heeft aan onze cultuur: of hij nu voor-dan wel tegenstander van politisering der religie is, ja of hij nu zelf godsdienstig of niet is. En wat de kerk zelf betreft: zou zij nooit op de gedachte komen dat haar politisering wel eens haar einde zou kunnen betekenen?

Een einde dat langs twee wegen kan komen: in de eerste plaats doordat de enkeling, met zijn individuele nood (die voor hèm op dat ogenblik alles 1 - overheersend is), zich door een gepolitiseerde kerk in de kou gelaten voelt en dus geneigd zal zijn haar de rug toe te keren; in de tweede plaats doordat de kerk, in haar ijver de collectieve noden der wereld te bestrijden, geneigd is bondgenoten te aanvaarden die haar, wanneer zij haar niet meer nodig hebben, het leven onmogelijk zullen maken of, op z'n best, dat leven pas goed zullen reduceren tot dat van een puur contemplatieve kerk..."

Tot zover dhr. J. D. Heldring. Zijn dat geen onthullende woorden van iemand die van zichzelf schrijft dat hij geen belijdend christen is? Het zal goed zijn dat vertegenwoordigers van bedoelde beweging in de kerken deze woorden eens overwegen. Maar dat zal wel niet. Men is immers zo bezeten van eigen droom om de wereld te verbeteren, dat elke andere mening wordt genegeerd.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 december 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 december 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's