Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Advent in ongeloof

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Advent in ongeloof

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Zacharias zeide tot de engel: aarbij zal ik dat weten? Want ik ben oud en mijn vrouw is ver op haar dagen gekomen. En de engel antwoordde en zeide tot hem: k ben Gabriël, die voor God sta, en ik ben uitgezonden om tot u te spreken en u deze dingen te verkondigen. En zie, gij zult zwijgen, en niet kunnen spreken, tot op de dag, dat deze dingen geschied zullen zijn; daarom, dat gij mijn woorden niet geloofd hebt, die vervuld zullen worden op hun tijd. Lukas 1 : 18—20

een blijde boodschap

De volheid der tijden is nu haast gekomen. Het Koninkrijk Gods staat op het punt door te breken. Nog even en de eeuwen der verwachting worden vervuld. God gaat Zijn Zoon geboren doen worden in het vlees. De aarde weet er nog niets van, onbewust van de grote dingen die te gebeuren staan, leven de mensen voort in hun dagelijkse gang, ook in de dagelijkse gang van hun godsdienst. Toch wil de hemel de aarde niet onwetend laten van de dingen, die nu haast komen zullen. De HEERE zendt Zijn engel uit. Namens Hem mag die het grote nieuws gaan vertellen, ja gaan afkondigen. Het grote nieuws, dat Hij nu komt, de Koning Israëls, de Zaligmaker. Eerst wordt hij gezonden naar de plaats waar de aarde het dichtst raakt aan de hemel. De tempel van Jeruzalem.

Die tempel was toen het hart der aarde. Daar was immers de bediening der verzoening. Daar werd in het offer gemeenschap gevonden met de heilige en almachtige God. Daar woonde God. Daar kon het van over het altaar klinken: De HEERE is vrede. Daar mocht het volk die vrede vinden en zichzelf in dankoffer overgeven aan de HEERE en Zijn dienst. Daar klonk de verzuchting van het boetegebed. Daar steeg de lofzang op. Daar werd de Naam Gods aangeroepen en uitgeroepen, aanbeden en verheerlijkt.

Zacharias, de priester is juist bezig in de dienst der verzoening. Het was hem nu te beurt gevallen om die dienst uit te richten. Dat gebeurde niet al te vaak in een priesterbestaan. Hun aantal was er veel te groot voor. En toch, dat was de bestemming van hun leven. Priester was je toch om te offeren, te bidden en te zegenen.

Van deze priester Zacharias getuigt de Heilige Geest hier dat hij en zijn vrouw rechtvaardig waren, wandelende in al de geboden en rechten des HEEREN onberispelijk. Wat zal deze vrome man met liefde zijn dienst hebben verricht. Nu kon hij echt priester zijn. Nu mocht hij verzoening doen voor het aangezicht des HEEREN. De zonden van het volk hebben hem veel verdriet gedaan. Hij mocht nu het offer doen branden om de schuld te delgen. Het offer dat een teken was van het volmaakte offer dat eenmaal gebracht zou worden. Nu mocht hij op het reukofferaltaar in het heilige de wierook branden. En terwijl het volk buiten wachtte en bad, mocht hij voorbidder zijn. Samen met de wierook van het altaar stegen de gebeden op tot God.

Als de priester de officiële gebeden had uitgesproken, mocht hij ook voor zichzelf bidden. Maar wat zal zo'n rechtvaardig man nog te bidden hebben gehad voor zichzelf? Waren niet al zijn wensen vervuld nu hij hier mocht staan voor Gods aangezicht? Vroeger was er wel een gebed geweest, een gebed om een kind. Maar dat gebed is nu hij oud geworden is, verstomd. Het kon immers niet meer. Dat gebed moest hij maar als „onverhoord" beschouwen. De Allerhoogste had over hem en zijn vrouw anders beslist.

En dan is daar ineens Gabriël de gezant van God naast het altaar. Als Zacharias hem ziet ontroert hij en wordt bevreesd. Hij was nu wel in de tempel, ja, in het heilige en er was nu wel verzoening gedaan or het aangezicht Gods, maar zo'n direkte aanraking met de lichtende en reine sfeer van de hemel had hij niet verwacht. Het jaagt hem vrees aan. Zo zal dat altijd wel zijn. Hoe dicht wij ook bij de HEERE leven. Wij zijn immers onwaardig in onszelf. Altijd weer zal er vrees en schroom zijn als we God en het goddelijke ontmoeten.

Maar Gabriël mag zeggen: Vreest niet en hij mag een heerlijke boodschap brengen. Een boodschap van een kind, van Zacharias' kind. En dat kind zal groot zijn voor de HEERE. Ja dat kind dat zal de grote tijd inluiden van het heil des HEEREN. Hij zal de wegbereider zijn van de Christus. God heeft naar Zijn volk omgezien. Nu is gekomen de welaangename tijd, de dag der zaligheid. ,

het ongeloof

Nu zal, deze oude vrome priester toch wel in aanbidding en verwondering voor de engel neervallen. Nu worden toch al zijn gebeden verhoord. De gebeden van vroeger om een kind, maar ook de gebeden van altijd om het kind, om de Koning Israëls. Zacharias zal het toch wel niet op kunnen van vreugde en blijdschap! Ach we weten het: Zacharias valt niet neer in verwondering en aanbidding. Zacharias blijft staan en hij vraagt: Waarbij zal ik dat weten. Hij neemt het zomaar niet van de engel aan. Hij gelooft het nog zomaar niet. En hij meent daar zijn redenen voor te hebben. Hijzelf is immers oud en zijn vrouw is ook al ver op haar dagen gekomen. Hij wil een teken zien, dat het woord van de engel werkelijk waarheid is, anders kan hij het niet geloven. Eigenlijk is heel dat geloven voor Zacharias moeilijk. Hij wil weten. Hij wil er echt zekerheid van hebben.

Waarbij zal ik het weten, dat is de vraag die ons hart beheerst als het gaat over God alleen al. Mensen willen weten dat Hij bestaat. Geloof dat vinden ze onzeker. Ze willen zien. En dieper nog het is de vraag die ons beklemt en benauwt als het gaat over onze zaligheid, over onze vrede met God. Waarbij zal ik weten dat het goéd is tussen God en mijn ziel. Hoe wéét ik dat ik een kind van God ben. Hoe wéét ik dat mijn zonden vergeven zijn. Hoe wéét ik dat ik goed zal aankomen, straks als ik de doodsrivier overtrek? Hoe wéét ik, hoe wéét ik! Zo vragen we, op zoek naar zekerheid! En is die vraag zo verkeerd?

We kunnen ons toch niet bedriegen? We kunnen toch op ijle fantasieën ons bestaan

niet afstemmen. Het gaat toch om de werkelijkheid. Als er geen God is, dan moeten we dat toch reëel onder ogen durven zien?

En als het gaat over de zaligheid dan klemt het toch helemaal! Het zal toch wat zijn om met een ingebeelde hemel, in de hel aan te landen. Dat is toch geen mogelijkheid, die mensen hebben bedacht, maar die het Woord ons voorhoudt. Daarom, het is zaak om het te weten.

het ongeloof bestraft

Maar laten we eerst luisteren naar de engel. En de engel zeide tot hem: Ik ben Gabriël, die voor God sta en ben uitgezonden om tot u te spreken en u deze dingen te verkondigen.

Dat is een duidelijke veroordeling van Zacharia's ongeloof. Hoe durft hij eigenlijk? Beseft hij dan niet wie er voor hem staat? Een engel, een afgezant van de Aller-

hoogste God. En het woord dat hier klonk, was het woord van God.

Het woord dat Gabriël hier mocht brengen is intussen allang vervuld. Johannes is geboren en Jezus. Jezus de Zaligmaker der wereld Jezus Christus, Die door Zijn straf ons de vrede aanbrengt Jezus, Die voor ons tot zonde geworden is opdat wij zouden zijn rechtvaardigheid Gods in Hem. Die blijde boodschap is ons verkondigd en wordt ons verkondigd. Het woord van de Zaligmaker. En wat doen wij? Een vraagteken achter dat woord zetten? Tekens vragen? Zekerheden zoeken buiten het Woord? Maar beseffen we wel wat we doen? Het woord is toch het woord van God. Durven we dat in twijfel te trekken? Is God dan niet betrouwbaar? Is Hij toch een man dat Hij liegen zou?

En dat weegt des te zwaarder, als we bedenken, waar wij recht op hebben. Wij zijn immers zondaren. Woorden Gods kunnen toch nog alleen maar vloekwoorden zijn. En nu zijn het zegenende woorden* woorden van genade en vrede. Woorden, waar God zelfs Zijn enige Zoon voor over heeft gehad tot in de smadelijke dood aan het kruis. Hoe zullen wij advent houden? Kwam het bij u nooit verder dan deze vraag: Waarbij zal ik het weten? Laat Zacharias u dan beschamen en op de knieën brengen voor God. Om te bewenen, wat u de HEERE hebt misdaan en u over te geven aan Hem.

Gabriël spreekt nog verder. Zacharias zal moeten zwijgen omdat hij het woord niet heeft geloofd. Zijn verzoek wordt ingewilligd. Maar dat is tegelijkertijd zijn straf. Het teken is tucht. Gods tucht voor zijn dwaze kind. Het is maar goed dat God zo niet al onze gebeden verhoort. Het is maar goed dat de HEERE veel wijzer en veel barmhartiger is dan wij.

Zacharias ontvangt zijn teken. Het is veelbetekenend. Dat teken tekent zijn houding. Ongeloof heeft immers niet veel te zeggen. Ongeloof is stom! Het geloof spreekt. Paulus getuigt: Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken. Maar u zucht: Kon ik dat maar: geloven! De HEERE is dat zo helemaal waard. Maar mijn hart is zo ongelovig en dwaas. Wie ben ik toch voor God. Toch mag u het van Hem verwachten. Het geloof is een gave Gods. Hij wil het geven in Zijn wondere barmhartigheid. Hij laat Zijn kwijnend volk niet eindeloos in 't verdriet.

Die barmhartigheid mogen we hier ook zien oplichten. De majesteit Gods had Zacharias toch moeten verteren! Hoe heeft hij gedrufd. Gods Woord heeft hij in twijfel getrokken. Maar er daalt geen vuur van de hemel. De HEERE draagt een verdraagt Zacharias. Het zou zo recht geweest zijn, als Gabriël namens de HEERE had gezegd: Dan moet het maar niet gebeuren. Dan moet jouw kind maar niet geboren worden, dan moet het Kind maar niet geboren worden. Het moet maar niet door gaan, het koninkrijk van God, het heil des HEEREN.

God laat het ondanks alles doorgaan. Zacharias zal zwijgen tot op de dag dat deze dingen geschied zullen zijn. De woorden van Gabriël zullen vervuld worden op hun tijd. Met nadruk betuigt Gabriël: Het gaat toch door Zacharias, Het woord van de HEERE wordt heerlijk vervuld. Dat houdt jouw ongeloof niet tegen. Hij doet het niet om onzentwil maar om Zijn grote Naams wil. De tijd' zal komen dat het Woord wordt vervuld. Niet op de tijd die mensen aanwijzen, maar op de tijd, die God voor Zijn woorden heeft gesteld. Het zal komen.

En het geheim? Zacharias staat bij het altaar. Hij heeft zojuist verzoening gedaan voor zijn volk. Hij heeft die verzoening zelf ook nodig en mag erin delen. Die verzoening is werkelijkheid in Christus. Hij is de overste Leidsman en Voleinder des geloofs. Hij heeft niet naar een teken gevraagd. Hij heeft geloofd dat Zijn Vader Hem verheerlijken zou. Hij ontving wel tekenen, antitekenen van Gods toorn en misnoegen. Op Golgotha werd bij wijze van spreken zijn geloof steen voor steen afgebroken. En toch Hij heeft voorgeloofd en doorgeloofd.

In Hem vindt u verzoening ondanks alles, ondanks uw ongeloof. Wat zou u dan nog voor tekenen begeren? De joden begeren een teken, en de Grieken willen wijsheid. Wij prediken Christus de kracht Gods en de wijsheid Gods.

Ik roem in God; ik prijs 't onfeilbaar woord; Ik heb het zelf uit Zijne mond gehoord; 'k Vertrouw op God, door gene vrees gestoord; Wat sterv'ling zou mij schenden? Ik heb beloofd, wanneer G' in mijn ellenden Mij bijstand boodt, en 't onheil af zoudt wenden, Tot u, o God, mijn lofzang op te zenden, Door ijver aangespoord.

E.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 december 1982

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Advent in ongeloof

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 december 1982

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's