Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nog een getuige

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nog een getuige

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

En er was Anna, een profetes, een dochter van Fanuël, uit de stam van Aser, deze ivas tot grote ouderdom gekomen, die met haar man zeven jaar had geleefd van haar maagdom af. En zij was een weduwe van omtrent 84 jaren, die niet uit de tempel week, met vasten en bidden. God dienende nacht en dag. En deze in diezelfde ure daarbij gekomen zijnde, heeft insgelijks de Heere beleden en sprak van Hem tot allen, die de verlossing in Jeruzalem verwachtten. Lukas 2 : 36—38

Die getuige

In de mond van twee getuigen staat alle ding vast. Ook het grote ding, dat Jezus de Messias is, de Christus, de Zaligmaker der wereld. De evangelist Lukas gaat die vastheid zeer ter harte. Teofilus voor wie hij zijn evangelie schrijft moet goed weten de zekerheid van de dingen waarin hij is onderwezen. Vandaar dat hij ook nog van Anna vertelt. En vandaar, dat hij ons haar uitvoerig voorstelt. Het zijn niet de eersten de besten geweest, die van Jezus getuigden. Simeon niet, maar Anna ook niet. Anna was immers een profetes. Een vrouw met een diep inzicht in de woorden van God. Een vrouw die daarvan kon spreken, daarin kon onderwijzen. Een vrouw als Mirjam, als Debora, als Hulda. Zulke vrouwen zijn er altijd geweest in het midden der gemeente en zullen er hopelijk ook blijven. Hoewel zelf staande buiten de orde van het ambt hebben zij vaak er veel toe bijgedragen om de gemeente bij het woord te bewaren. En dienaren des Woords nogal eens de weg Gods nauwkeuriger uitgelegd.

Gezegend is de kerk, de gemeente met zulke vrouwen. Moeders in Israël! Anna was zo'n moeder. Lukas noemt haar met naam en toenaam. Zo was dat, vooral met belangrijke mensen. Anna, een dochter Fanuëls uit de stam van Aser. Mooie namen! Anna: God is genadig en Fanuël, Pniël, God verschijnt. Namen die misschien herinneren aan de godsvrucht waarin een vader stond bij de wieg van zijn kind. Maar dat weten we niet en laten we rusten. Wat we wel weten is dat ze oud was en alleen. In ieder geval weduwe. Hoe oud ze precies was is uit de tekst niet op te maken. Er kan bedoeld zijn, dat ze 84 jaar was, maar ook dat ze 84 jaar weduwe was. Als het laatste het geval is moet ze haast wel 110 geweest zijn.

Anna had dus een groot verdriet in haar leven. Na 7 jaren huwelijk was haar man al van haar weggenomen. Een geluk dat pas goed begon te rijpen werd verwoest. Toch had dat haar niet van God vervreemd. Integendeel juist vaster en nauwer aan Hem verbonden. Dat is alleen maar groot en wonderlijk. Wij zijn anders maar licht geneigd om opstandig te worden als de moeiten en zorgen komen, als er definitieve verliezen geleden zijn. Waarom heeft God ons gebed niet verhoord? Hij is toch almachtig? Hij had het toch kunnen doen! Waarom moest Hij nu deze weg gaan? En verbitterd keren we ons van God af.

Of we worden onversch.illig, dof berusten we in dingen, waar we toch nu eenmaal niets aan veranderen kunnen. Ook kunnen we ons gaan koesteren in zelfbeklag. We gaan onszelf zo zielig en eenzaam vinden en we genieten er heimelijk van als anderen dat ook doen. Anna was met haar verdriet niet van God afgevallen, maar juist naar Hem toe en dan zo, dat ze zich geheel wijdde aan Zijn dienst. Geen andere man heeft ze gezocht. Haar Maker was haar man HEERE der heirscharen is Zijn Naam. Anna was waarlijk een weduwe, zoals Paulus daarover schrijft aan Timotheüs. Zij hoopte op God en bleef in gebeden en smekingen, nacht en dag.

Lukas vertelt verder van haar, dat zij niet week uit de tempel. Anna was er maar altijd te vinden. Als er maar iets te doen was in de tempel was zij er. Bij het morgenoffer. Bij het avondoffer. Als er feest was. Als er getreurd en geweend werd. Nooit sloeg Anna over. Het mag ons wel ontroeren en beschamen, zoveel trouw! Wij vinden soms gemakkelijk een reden om niet te gaan. Anna niet.

En dan te bedenken wat er allemaal in die tempel was. De dode orthodoxie van de priesters, die heel formeel alles deden, wat er gedaan moest worden. Het goddeloze van de geldhandel op het tempelplein. De hoogmoed' van. de Farizeërs en de Schriftgeleerden die vooraan stonden te bidden. We kunnen ons voorstellen, dat Anna daar veel verdriet van heeft gehad.

Maar Anna trok zich niet in hoogmoedige vroomheid terug. Ze bleef naar de tempel gaan. Ondanks alles. Daar wilde Hij toch wonen en Zijn gemeenschap wegschenken onder de bediening der verzoening. Daar in de tempel hoorde zij een wonderlijke spraak. De spraak van de Messias. Hij zou komen. En alles wat in het huis des HEEREN om haar heen was fluisterde haar in: Hij komt. Hij, Die de vervulling is van al de beloften van God. Hij, Die het Licht is, dat alle schaduwen zou doen verdwijnen. Hij van Wie ze ook uit de Schriften geweten moet hebben dat Hij snel tot Zijn tempel zou komen. En daarom ze moest er zijn. Ze kon niet wegblijven.

Wij moeten maar net doen als Anna. We moeten de kerk maar liefhebben, ondanks alles, omdat God haar nog liefheeft, ondanks alles. Anna week niet van de tempel. Niet om daar dan alleen maar te zijn. Zo komt het voor, dat mensen in de kerk zitten om er te zitten en verder niet. Zijn we misschien zo oud geworden in de kerk? Steeds ouder en steeds kouder geworden? Uitgeblust en gelaten horen we alles aan. Wat steken we dan schril af bij Anna. Zij week niet uit de tempel met vasten en bidden.

Anna bad. Waarom zij bad weten we niet. Maar ze zal wel veel te bidden hebben gehad. Als profetes zullen veel mensen haar raad gevraagd hebben en met hun moeilijkheden naar haar zijn toegekomen. Al die zorgen en noden mocht Anna neerleggen voor het Aangezicht van God. En wat zal ze ook gebeden hebben om vergeving voor al de zonden en onreinheden in het heiligdom en gedurig zal ze gepleit hebben om vernieuwing en bekering. Maar bovenal, wat zal Anna gesmeekt hebben om de komst van de Messias.

Bij dat bidden vastte Anna ook. Ze liet haar eten en drinken van tijd tot tijd staan. Ze trok het boetekleed aan. Wij kunnen wel eens klagen over onze zonden, maar meestal eten we er geen boterham minder om. Nu moeten we zeker erg beducht zijn voor uiterlijk vertoon. Maar waarom zouden we het eten en drinken niet eens overslaan? Er zijn toch wel belangrijker dingen dan eten en drinken? Een mens zal bij brood alleen niet leven., maar bij alle woord dat uit de mond van God uitgaat.

Anna week niet van de tempel vastende en biddende. Ze leefde bij het offer, maar

ze was ook een offer. Ze offerde zichzelf op aan God. Ze was God dienende nacht en dag. Dat wil zeggen altijd maar door. Heel haar leven was dienst, godsdienst. Ze had daar geen bijzondere dagen voor. Alleen op de sabbath bijvoorbeed. Ook geen bijzondere uren. Neen alle dagen en alle uren wijdde ze aan God. Of ze nu in de tempel was of thuis of bij haar vrienden, overal diende zij God.

We mogen onze godsdienst er wel aan toetsen. We bewaren die toch niet voor bepaalde gedeelten, bepaalde dagen of bepaalde uren van ons leven? Op ons werk is onze godsdienst nergens te bekennen, maar op zondag strijken we ons gezicht glad, leggen we een vrome plooi in ons leven. Anna's hele leven was godsdienst. Ze had maar een begeren om zich zelf Gode op te offeren tot een welriekende reuk. Ze had heel wat offers zien verteren in de tempel. Zo wilde ze zelf verteren in de dienst van haar God en Koning.

Haar getuigenis

Anna is de tweede getuige. Maar van wie dan? We hebben de eerste getuige overgeslagen, anders hadden we het kunnen weten. Ze getuigt van Christus die nu tot Zijn tempel gekomen is. De oude profetie is in vervulling gegaan. De Messias komt daar waar alles van Hem getuigt, naar Hem vooruitwijst. En het is pijnlijk ontdekkend om te merken dat geen priester of leviet er erg in heeft. Christus komt tot Zijn tempel maar de liturgie gaat gewoon door. Ze stokt niet eens. De offers worden verbrand, de gebeden gedaan. Alles gaat door in dezelfde oude gang.

Een ontzettende mogelijkheid, dat Christus komt en dat alles gewoon doorgaat! Dat er niets verandert. Er wordt gezongen, er wordt gebeden en er wordt gepreekt. Niemand raakt ervan ondersteboven, de gemeente niet, de dominee niet, de kerkeraad niet. Kennelijk heeft men daar in Jeruzalem niet zo erg naar Hem uitgezien. Hem niet zo erg nodig gehad. Wel woorden van verlossing gesproken, maar naar de Verlosset-Zelf niet verlangd. Het zou zo ook bij ons kunnen zijn. Dat wij aan de vorm genoeg hebben. Aan de vorm van de liturgie. Aan de oude bekende woorden van de preek, die dan eigenlijk ook een stuk liturgie geworden is, maar dat wij niet uitzien naar de levende tegenwoordigheid. Die tempeldienst d aar in Jeruzalem kan ons waarschuwen tegen alle dode vorm. Tegen alle koude en kille orthodoxie, maar niet minder tegen alle gladgestreken moderniteit en vlotheid, waar het leven allang uit is. Laat het ons altijd weer gaan om Hem. om Zijn genade en om Zijn gemeenschap. Daarbij moeten we er wel erg in hebben dat Hij anders komt dan wij mensen verwachten. Want wie zou nu gedacht hebben dat het woord van de profeet: Snel zal tot Zijn tempel komen, de HEERE, die gij zoekt, zo zou worden vervuld. Dat Hij als een kind op de armen van zo'n eenvoudig meisje zou worden binnengedragen. De Messias moet toch als een groot en indrukwekkend vorst de tempel binnenrijden. Het moet allemaal even groots en majesteitelijk zijn. Zo verwachten wij God. Wij meten Hem af aan onze maatstaven. Maar onze maatstaven tellen niet. God stelt Zijn eigen maat. Het is de maat van een Kind. Het is de maat van een man aan het kruis. Het is de maat, die ons van alle hoogte afhaalt. Die ons terugwerpt op onszelf, op ons zondaar zijn voor Hem.

Maar dan is het wel zaak dat wij Hem zien, Hem zien in het oordeel van die vernedering, het oordeel over ons zondig en verloren bestaan. Dat wij Hem ook zien in het wonder van die vernedering. Zo klein wilde Hij worden. Zo laag wilde Hij afdalen. Hij had ons kunnen verblinden door Zijn hoge Majesteit. Hij wilde mens worden en ons mens-zijn, ons zondaar-zijn dragen tot in de moederschoot toe tot op het kruis toe. En zondaren worden in alle delen van hun bestaan behouden en gered.

Christus komt tot Zijn tempel in de gestalte van een Kind. Christus komt nu in Zijn huis in de gestalte van een dwaas en nederig woord. Een woord waarover de wijzen van deze eeuw hun schouders ophalen! Maar een heerlijk woord! Een evangeliewoord. Een woord van eeuwige blijdschap en eeuwige vrede in God. En wie herkennen Hem dan? Wie zien Hem dan? Mensen als Simeon, mensen als Anna. Mensen, die het van Hem verwachten, zij worden niet beschaamd.

Toen Jezus naar de tempel kwam, opdat naar de gewoonte der wet met Hem geschieden zou, is ook Anna erbij gekomen. Ze heeft de oude Simeon horen getuigen dat dit Kind het Licht was tot verlichting der heidenen en tot heerlijkheid van het volk Israël. En dat getuigenis heeft Anna over mogen nemen. Ze heeft insgelijks de Heere beleden. Insgelijks. Eigenlijk staat er: Zij op haar beurt. Zij in antwoord op Simeon. Simeon en Anna hebben daar in de tempel een samenspraak gehouden met maar één thema: Jezus Christus is de Heere. Dit Kind is de Heiland en Verlosser der wereld. Zij hebben Hem daar om beurten staan groot maken! Het kon ook niet anders. Simeon was een man op wie de Heilige Geest was en Anna een profetes, dus ook al niet zonder de Heilige Geest. En wat doet de Heilige Geest anders dan Christus verheerlijken?

Doet u mee? Er is genoeg heerlijkheid van Hem betuigd in de weken die achter ons liggen. Nu mag u toch de tegenstem zijn. Het antwoord. De instemming. U bent aan de beurt. U zegt: Ik ben geen Anna. Die oude godvruchtige vrouw beschaamt mij alleen maar. Ik blijf ver bij haar achter. Ik zal ook maar zwijgen. Maar uw getuigenis van Hem hoeft toch niet te rusten in uw eigen godsvrucht? U hoeft met Zijn Naam te belijden toch niet te wachten tot u er vroom genoeg voor bent! Als u het niet waard bent dan is Hij het toch zeker wel! Hij is gekomen om te zoeken en zalig te maken, dat verloren is. Hij heeft daartoe een volmaakte godsvrucht aangebracht. Meer dan Anna was Hij. God dienende nacht en dag. Hij had Zichzelf er voor over tot op het vloekhout van Golgotha.

Anna heeft de Heere beleden daar in de tempel en bij haar vrienden. Bij allen namelijk, die de verlossing verwachten in Jeruzalem. Allen die uitzagen naar de Beloofde, mochten het weten, moesten het weten: Hij is gekomen. Nu zal het komen het heil en dc zaligheid van God. Nu zal Gods Naam heerlijk zijn op de ganse aarde.

Ziet u ook naar Verlossing uit? Naar bevrijding van de banden van zonde en schuld? Daar kunt u immers niet mee verder. Anna komt langs nadat ze gestorven is. Ze wijst Hem u aan. Samen met Simeon, samen met zovelen na hen. U moet het horen, dat Hij het is Jezus Christus, de Redder en Verlosser, de Zaligmaker. Ook uw Zaligmaker wil Hij zijn. U mag zich aan Hem overgeven. U zult in die overgave zeker zalig zijn.

In hunne grijze dagen Blijft hunne vreugd gewis; Zij zullen, groen en fris, Gewenste vruchten dragen; Om met verheugde monden Te roemen 't recht mijns Gods. In Hem, mijn vaste rots, Is 't onrecht nooit gevonden.

E.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 januari 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Nog een getuige

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 januari 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's