Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Smytegelt over Belijdenis en Avondmaal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Smytegelt over Belijdenis en Avondmaal

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een verloren uurtje grijp ik nog weieens naar Smijtegelt. „Vader" Smytegelt, zeggen de Zeeuwen soms nog, maar Christus heeft ons verboden iemand op aarde onze , , Vader" tc noemen...

We mogen terecht wat bezwaren hebben tegen de gemoedelijke preekwijze van de Middelburgse volksprediker, maar feit is dat hij tijdens zijn leven grote scharen mensen wist aan te spreken en dat hij ook twee-encen-halve eeuw na zijn dood zonder enige twijfel nog de meest gelezen „oude schrijver" is. Ik denk dat het komt doordat eenvoud en diepgang bij hem samengaan. Hij verstond de kunst de verborgenheden van het Koninkrijk Gods en het leven met de Heere in alledaagse taal te verwoorden en op een heel simpele manier bij ons te brengen. En afgezien van een enkele „tijdgebonden" opmerking of een toespehng op een gebeurtenis uit zijn tijd, die voor ons niet meteen doorzichtig is, hoef je je nooit af te vragen wat hij nu eigenlijk bedoelt.

Deze dagen las ik onder andere de preek over Zondag 28 (Het Heilig Avondmaal). Vooral bij de „toepass-ng" wreef ik som.s mijn ogen uit. Wat heeft deze man zijn gemeente goed gekend! Allerlei mensen en meningen laat hij aan het woord om hen dan vervolgens van antwoord te dienen. Maar wat is er in die 250 jaar weinig veranderd! De argumenten om geen belijdenis le doen en de bezwaren tegen de gang naar het /\vondmaal zijn nog precies dezelfde.

We willen samen naar enkele gemeenteleden luisteren en vervolgens horen hoe hun pastor hen in knel brengt.

Belijdenis

Eerst geeft Smytegelt het woord aan enkele mensen uit zijn gemeente die , , tot hun jaren" gekomen zijn, maar nog steeds geen

belijdenis van het geloof hebben afgelegd. Voor een goed begrip van deze zaak moet men weten dat belijdenis doen in die tijd rechtstreeks betekende: toegang vragen tot het Heilig Avondmaal. Openbare Belijdenis, zoals nu, kende men niet. Wie Avondmaal wilde vieren vervoegde zich bij de kerkeraad om na onderzoek inzake leer en leven toegelaten te worden.

Smytegelt zegt dan:

, , Zitten er hier geen, die nog geen belijdenis gedaan hebben en die al reeds achttien, twintig, ja twee-en-twintig jaar oud zijn, en zelfs daarboven? Wat scheelt er bij u toch aan die reeds die jaren bereikt hebt en nog geen belijdenis doet? Waarom doet gij het niet? De een. zal zeggen: ik heb geen kennis. Maar zult gij zo oud zijn en zeggen dat gij geen kennis hebt? Hoe durft gij het met uw lippen uitspreken? Weet gij wel dat een ziel zonder wetenschap niet goed is? Heeft de predikant die in uw wijk is u niet willen onderwijzen? Hebt gij onder zulk onderscheiden preken geen kennis kunnen krijgen? "

Bij iemand anders zit het niet vast op de leeftijd, maar, zegt die,

, , ik wil zo vroeg niet in het Verbond komen. Ach arme, is God dienen u een last? W r el, ge zijt al vroeger in het Verbond gekomen en wilt ge dat nu scheuren? God wil vroeg gediend zijn. Hoe zult ge tot God komen als ge oud zijt? Hebt ge niet lang genoeg de duivel en de wereld gediend? Bovendien zult ge misschien niet oud worden! God zal u misschien wel vroeg uit de wereld halen".

Ik zou het wel willen doen, maar ik heb geen tijd, ik heb het te druk, voert iemand anders als excuus aan. Daarop luidt het bescheid:

, .Hoort dan een schrikkelijk woord uit Lukas 14. Daar verschoonden ze zich ook zo. De een zei: ik heb een vrouw getrouwd, een ander had andere beletselen, maar wat zei de Heere? Dat ze geen van allen zijn Avondmaal smaken zullen".

Avondmaal

Bijna onmerkbaar maakt Smytegelt dan de overgang naar het Avondmaal. Dat is begrijpelijk, als we bedenken dat belijdenis en Avondmaal in die tijd praktisch samenvallen. „Ze zijn toch niet allen zalig die ten Avondmaal gaan? " werpt iemand op. „Nee", krijgt die ten antwoord, „ze zijn ook niet allen zalig die naar de kerk komen, bidden en lezen".

Maar het Avondmaal is toch niet strikt nodig tot zaligheid, horen we een ander zeggen. Letterlijk: „Ze zijn toch niet allen verloren die niet ten Avondmaal gaan? " En dan antwoordt de pastor:

„Gij zegt dat zo ruim, maar ik zou dat zo ruim niet durven zeggen, waar de gelegenheid en het aanbod er is. Ik zou eerder durven zeggen dat ze naar de hel gaan".

Al dringt u nog zo aan, laat Smytegelt weer iemand anders zeggen, ge zult mij er niet toe krijgen. Wie onwaardig eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel. Ge kunt er uw oordeel verzwaren. Waarop hij heel laconiek antwoord: kunt ge met vloeken en ongodsdienstig zijn uw oordeel niet verzwaren?

Een ander voert als excuus aan: ik zou dan zo stipt moeten leven. Wilt ge niet stipt leven? vraagt Smytegelt, dan moet ge naar de hel!

„Ach, zegt dan een ander, ik ben toch niet in staat om ten Avondmaal te kunnen gaan. Weet gij wel wat gij dan zegt? Gij zegt: ik ben niet bekeerd, ik heb geen droefheid over mijn zonden, geen geloof in de Heere Jezus, geen liefde tot God. Is dat zo? Hoe zult ge dan in staat zijn om voor God te komen? Hoe zijt ge dan in staat om te sterven? "

Aangevochtenen

Er is echter nog een andere categorie lidmaten, volgens Smytegelt de beste soort. Voor hen is de Avondmaalsdag een dag van „beroering".

„Ik durf niet komen, zeggen ze. Waarom niet? Ik heb geen genade en er mag toch niemand gaan dan die genade - heeft ? Gij hebt gelijk in de zaak, dat er niemand anders gaan mag. Maar in de andere zaak hebt ge ongelijk, namelijk dat ge geen genade hebt. De genade kan wel klein en voor u verborgen zijn, terwijl ge tóch genade hebt. Had ge geen genade, ge zoudt er ook geen kommer over hebben".

En dan tot hen die klagen over hun geestelijke doodsheid en blindheid:

„Wordt gij dan beter door eraf te blijven? W T ordt gij dan heiliger en teerder door het na te laten? Kent ge uzelf niet als een onwaardige voor God? Kunt ge van God wel afblijven? Kunt ge het lezen en bidden wel laten? Schat ge de Heere Jezus niet boven alles? Dorst ge niet naar Hem? Treurt ge niet over uw onheilig gedrag? Zoudt ge niet gaan? Waarom steekt ge uw hand niet uit? Wel, er zijn nog goede dingen bij u, gaat naar de Heere, komt naar het Avondmaal, beproeft u zelf, legt het voor de Heere neer. Waar gaan uw hart, uw smekingen naar uit? Is het niet: ach, was ik in de Heere Jezus? Kunt ge het niet dragen als ge verre van Hem zijt? Is dat al uw blijdschap als ge nabij God zijt? Wel, eet en drinkt, neemt het teken, eet voor Gods aangezicht. God is geen harde Heere, Hij heeft wel het

recht en de macht u weg te stoten, maar Hij is er veel te goed voor."

Dat waren dan zomaar enkele citaten, sommige wat bekort of , , vrij vertaald" om aan te geven hoe Smytegelt zijn mensen in de klem bracht voor Gods aangezicht, maar ook om te laten zien hoe pastoraal hij bezig was. Het moge ook na twee-en-een-halve eeuw tot lering en vertroosting zijn!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Smytegelt over Belijdenis en Avondmaal

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's