Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In den beginne

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In den beginne

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

, , De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op de afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren." Genesis 1 : 2

(3)

In den beginne schiep God de hemel en de aarde. De aarde nu... Onze aandacht wordt nu gericht op de aarde, de grond onder onze voeten, het land Israël en daarom heen de gehele aarde. „Aangaande de hemel", om met Psalm 115 te spreken, , , de hemel is des HEEREN; maar de aarde heeft Hij de mensenkinderen gegeven". De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op de afgrond... Dit tweede vers van de heihge Schrift is één van de meest verborgen woorden van de openbaring. We willen — zoveel als mogelijk is — horen met de oren van Israël, schriftwoord met schriftwoord vergelijkend...

Wanneer God de aarde geschapen heeft, is deze „woest en ledig", of, zoals er eigenlijk geschreven staat, „woestheid en leegheid". Deze woorden hebben we eenvoudig te horen vanuit de hebreeuwse taal: Tohoe wa bohoe was de aarde. Als een kind deze klank hoort: tohoe wa bohoe, wordt het daarvan blij of juist bang? Een donkere klank is het. Wat we hier horen is een soort van ocrkreet, zoiets als „woest en droest". Welke is de betekenis van deze woorden? We speuren de Schiften er op na en vinden dat tohoe een woord is, dat 20 maal in het Oude Testament voorkomt, terwijl het woord bohoe niet meer dan drie keer ver-

meld wordt en dan steeds samen met tohoe. Dus vooral de betekenis van het eerste woord, tohoe, zoeken we.

We vinden dat dat tohoe een woord is voor: oestijn. De Statenvertalers hebben dus in onze tekst raak weergegeven met: oest. Woest houdt verband met woestijn! Een voorbeeld hiervan uit het lied van Mozes: Want des HEEREN deel is Zijn volk, Jakob is het snoer van Zijn erve. Hij vond hem in een land der woestijn, en in een woeste huilende wildernis..." (Deut. 32 : 9, 10). Job spreekt van het dwalen in het woeste, waar de mens omkomt, waar geen weg is (Job 12 : 24), en zo ook de Psalm: Hij stort verachting uit over de prinsen, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is" (Ps. 107 : 40). Dus: woestijn, waar geen weg is, waar geen leven mogelijk is, onherbergzaam, troosteloos, angstaanjagend woest land. Dat is tohoe!

Vervolgens — wanneer de profeten van Israël het gericht van God aankondigen, dan horen we ook dit woord tohoe klinken. Dan wordt het oordeel aangezegd, dat een stad worden zal tot verwoesting: ...want Hij zal een richtsnoer der woestheid over hen trekken" (Jes. 34 : 11). Soms bereiken ons de beelden van een stad ter wereld, die tohoe is: oest, verwoest, onleefbaar, kinderen lopen met geweren rond, hulpverlening in nood ontbreekt, volkomen ontwrichting van de samenleving is gaande. Zulk een stad is tohoe wat het leven betreft.

Tenslotte — komt tohoe in de Schrift voor in woorden, waarin het de klank heeft van: jdelheid, leegheid. In onze tijd zouden we spreken van: e absolute zinloosheid. Dat is tohoe, kan dus betekenen: at is. volmaakt zinloos. Zo horen we Samuël tot Israël zeggen: ...doch wijkt niet van achter de HEERE af, maar dient de HEERE met uw ganse hart. En wijkt niet af; want gij zoudt de ijdelheden navolgen, die geen voordeel brengen, noch verlossen, want zij zijn ijdelheden" (1 Sam. 12 : 20, 21). Jesaja roept uit, dat alle volken als niets voor de HEERE zijn en dat zij bij Hem worden geacht minder dan niet en ijdelheid (Jes. 40 : 17).

Dat nu is in de Schriften dus tohoe: het woeste, de woestijn, de verwoesting, de zinloosheid, het lege, het ijdele. Te leven voor een mens valt er niet! En dit laatste wordt onderstreept door het andere woord, dat bij

tohoe gevoegd is in de tekst, namelijk bohoe. We treffen dit w'oordpaar aan op nog twee plaatsen in het Oude Testament. Behalve in de genoemde tekst Jes. 34 : 11 komen we het tegen bij Jeremia: Ik zag het land aan, en ziet, het was woest en ledig... Ik zag, en ziet, cr was geen mens..." (Jer. 4 : 23, 25). Wanneer de aarde woest en ledig is, is er geen mens, en kan er ook geen mens leven. Dan is er een volstrekt onbewoonbare woestijn, zonder pad onder de voeten, een zinloze leegheid. Ja, een kind voelt het aan hoe de aarde was, wanneer het de klanken hoort: ohoe vva bohoe...

De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op de afgrond... Duisternis, donkerheid is nu het woord. Hier hebben we nog niet te denken aan de duisternis van de nacht, aan de afwissehng van hcht en duisternis, waarover straks, vanaf de eerste scheppingsdag, zal worden gesproken. Er is een duisternis, een donkerheid — die van de nacht tegenover het licht van de dag — die behoort tot de schepping van God, en waaraan Hij ook een naam geeft: nacht. Hier echter, in onze tekst, is de duisternis de onheilspellende, angstaanjagende donkerheid van de woestheid en leegheid. Het is die duisternis, die wellicht — in de verte — te vergelijken valt met een totale zonsverduistering. Dan is er sprake van een donkerheid, waardoor dieren bijvoorbeeld volkomen in paniek kunnen raken. Dan overvalt ons iets van een onheilspellende, angstaanjagende leegte, we staren in een gapende afgrond, in een duisternis van het niets. Zulke duisternis was op de afgrond...

En dan het woord afgrond zelf. We staren in een afgrond, spreken we op gezette tijden, wanneer het leed tè onvoorstelbaar groot is. Het woord, dat met afgrond is vertaald, luidt in het Hebreeuws: ehom, en heeft steeds de betekenis in het Oude Testament van: loed, watervloed. In verband met de schepping ook horen we in de Psalm: Hij vergadert de wateren der zee als op een hoop; Hij stelt de afgrond tot schatkamers" (Psalm 33 : 7). Deze watervloed, deze overvloed van water kan bedoeld zijn zowel als het zegenende, voedende, levenschenkende water als ook het dreigende, verwoestende, dodehjke water. Het is het water, dat door de dijken breekt en dood en verderf brengt èn het is het water, dat we drinken als onze eerste levensbron. Van het zegenende water wordt gesproken onder andere in het woord: Want de HEERE, uw God, brengt u in een goed land, een land van waterbeken, fonteinen en diepten, die in dalen en in bergen ontspringen" (Deut. 8:7). Het dreigende water ontmoeten we onder meer in de zond--vloed: p deze zelfde dag zijn alle fonteinen van de grote afgrond opengebroken, en de sluizen des hemels geopend" (Gen. 7 : 11), en in de geschiedenis van de doortocht van Israël door de Rode Zee: En Hij schold de Schelfzee, zodat zij uitdroogde, en Hij deed hen wandelen door de afgronden, als door een woestijn" (Psalm 106 : 9).

Op zulke afgrond, op zulke watervloed was nu duisternis. Letterlijk staat geschreven: duisternis was op het aangezicht van de v/atervloed. Deze afgrond heeft een gelaat, een gezicht, maar dat is niet tc zien. Er is de bedekking van de duisternis. We kunnen deze afgrond niet in het gezicht zien. We staren m een ondoordringbaar oerduister. Hier is sprake van een afgrond, die bestaat uit een oervloed, een oer-oceaan, zoals wij spreken over het grondwater, het water beneden ons, dat onzichtbaar is. Volgens deskundigen is er bijvoorbeeld onder de Sahara een uitgestrekt zoetwatermeer verborgen. De aarde rust als het ware op een oeroceaan, wordt door een watervloed gedragen. We kunnen ons dat enigszins voorstellen, wanneer we bedenken hoe dc wereldoceanen al het bestaande land zouden kunnen bedekken. Er is meer wateroppervlakte dan droog land; Wanneer we nu horen dat duisternis is op het gezicht van de oerwateren, dan beseffen we dat het goed is dat we deze oervloed niet rechtstreeks in het gelaat kunnen zien, dat het goed is dat er duisternis is over de afgrond. In de Griekse taal valt hier het woord abyssos te lezen, dat is de afgrond, die geen rand heeft. Dan is er alleen maar afgrond, zonder wanden, zonder bodem, onvoorstelbaar. En het gelaat van deze ontzaglijke afgrond is bedekt met duisternis: in deze duisternis staart de afgrond ons aan, en wij staren terug in de diepte zonder grenzen, zonder tijd, in de oer-wateren... ...en de Geest Gods zweefde op de wateren. In deze woorden hebben we te maken met cén der meest verborgen woorden van de Schrift. Wc beginnen met de uitleg aan het einde: de w^oorden „op de wateren". Opnieuw staat hier geschreven letterlijk: op het aangezicht, op het gelaat der wateren. Dat betekent, met andere woorden, een herhaling van: op het gelaat der afgrond. Op de wateren, op de oervloed, zo hoorden we, is duisternis, en deze duisternis — zo volgt nu de nadere uitleg — wordt omschreven met de v^^oorden: en de Geest Gods zweefde. Duisternis en Geest van God worden dus samen genoemd. De Geest van God — in onze vertalingen met hoofdletters geschreven, en met recht. Toch mogen we niet voorbijgaan aan een mogelijke andere betekenis. Het woord mach, dat hier voorkomt, kan betekenen: wind, adem, geest. Wanneer we hier denken aan: wind over de oervloed, dan kan de uitdrukking „de wind Gods" in het Hebreeuws de betekenis hebben van de overtreffende trap, een superlatief: een geweldige, machtige, vreeswekkende stormwind. Een orkaan over de afgrond! Een orkaan gaat over de oerwateren! En nader wordt dan gezegd, dat deze orkaan zweeft over de wateren. Wat betekent in dit verband het woord: zweven.?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

In den beginne

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's