Wat heb ik aan mijn Doop?
Het voorgaande bracht ons bij de verhouding van de Doop en het geloof. We willen daar nog even op doorgaan. Aan het Dooponderricht zoals Calvijn ons dit geeft, zowel in zijn Institutie als in de commentaren bij die Schriftplaatsen die over de Doop en het Verbond handelen, ontleen ik drie belangrijke conclusies.
(6)
De eerste is dat wij door ons ongeloof het sacrament voor onszelf krachteloos maken. Als voorbeeld hierbij noem ik wat hij schrijft bij Galaten 3 : 26 en 27, waar we lezen: ant gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus. Want zovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan.
De doop is dus in deze beeldspraak het aantrekken van een kleed. Daaraan gaat het uittrekken van he oude kleed vooraf. Het oude kleed is het lichaam der zonde en het nieuwe kleed is Christus. Bedoelt nu de apostel dat de Doop in allen krachtig is, of dat de genade van de Heilige Geest op die manier aan het uitwendig teken gebonden is, zo vraagt Calvijn.
Nee, zegt hij, want beide Schrift en de ondervinding weerspreken dit. En dan trekt hij de lijnen haarscherp door op te merken: „Paulus ipleegt op tweeërlei wijze van het sacrament te spreken. Als hij handelt tegen de hypocrieten (schijngelovigen), die zich op de naakte tekenen verhoovaardigen, dan predikt hij hoe ijdel en onnut een ding als het uitwendig teken is, en vaart hij hevig uit tegen een verkeerd betrouwen... Maar als hij spreekt tot de gelovigen, die de tekenen behoorlijk gebruiken, dan verbindt hij die met de waarheid, welke zij afbeelden.
Want — (en waren we daar meer van doordrongen) — God verheft en vertoont niet een ijdele praal in de sacramenten, maar wat door de uitwendige ceremonieën afgebeeld wordt, dat stelt Hij inderdaad in waarheid voor. Indien iemand vraagt: an het dan door der mensen gebrek geschieden dat een sacrament niet dat is wat het afbeeldt.? " Nu dan is het voor Calvijn duidelijk dat de sacramenten niet verkort worden door de goddelozen, zodat zij hun natuur en kracht niet behouden, want de sacramenten stellen de genade Gods voor evengoed de goeden als de bozen, en zij beloven niet bedriegelijk de genade des Heiligen Geestes. Dc gelovigen ontvangen hetgeen aangeboden is, de goddelozen maken door hun verwierpen, dat wat hun aangeboden is hun niet ten voordeel is, maar zij kunnen niet maken dat God niet getrouw en waarachtig is." Zo wentelt Calvijn de schuld van het niet verkrijgen van de betekenende zaak helemaal op het ongeloof van de mens. Dat kan hij m.i. doen, omdat hij niet zoals onder ons nog al te veel gebeurt, vanuit de verkiezing redeneert, maar vanuit Gods genadige openbaring in het verbond spreekt. Hij wordt niet moe om er de nadruk op te leggen dat de goddelozen Gods beloften verwerpen, en ik heb er geen moeite mee om het meteen om te draaien, dat het goddeloos is de beloften Gods te verwerpen. Waarom, zult u zeggen, hebben dan (naar het ons althans voorkomt) zo weinig mensen iets aan hun Doop.? Ook daar weet Calvyn een antwoord op. „De waarheid van de Doop wordt slechts in weinigen gevonden, omdat zij de beloften Gods krachteloos maken door hun ongeloof. Want velen hebben slechts een letterlijke Doop zonder vrucht (commentaar op 1 Cor. 12 : 13).
Daarom waarschuwt hij er ook voor dat de mensen nu niet uit boos bijgeloof zich een afgod uit dit sacrament moeten maken. Hieruit valt nu te concluderen dat er wel zijn die het teken des verbonds slechts uitwendig dragen, maar dat vindt zijn oorzaak hierin dat het nooit met geloof aangenomen is en wordt. Ze zijn als de Israëlieten die wel door de Rode Zee zijn gegaan. Dat valt niet te loochenen. Maar ze zijn ook in de woestijn ternedergeslagen, omdat hun gehoor van het Woord Gods niet met geloof gemengd was. Zo zijn er dan tweeërlei kinderen des Verbonds, namelijk die het verbond in waarheid en met geloof omhelzen en zij die het tot hun eeuwige schade in ongeloof verwerpen. En nu zijn wij meesters hierin dat we vanaf dit punt van geloof en ongeloof terug gaan redeneren tot op Gods eeuwige besluiten'
Het is de bruutste en de brutaalste vorm van het ongeloof, want de uiterste konse-
kwentie van zulk een redenering is, dat de mens God tot een leugenaar maakt. De gelovigen mogen weten en hierin rusten dat Christus door Zijn Woord en Geest de Auteur van de inwendige genade is, de ongelovigen gaan om hun verwerping van de beloften Gods verloren.
Ik wil nu komen tot een tweede conclusie van Calvijn. Hij wijst er herhaaldelijk op, dat al is het dat de ongelovigen wat hen betreft geen kracht uit hun Doop putten, de kracht van dit sacrament zelf daardoor niet ongedaan gemaakt wordt. Het sacrament blijft zijn waarde behouden ook al zou niemand het geloven. Dc beloften Gods door de Doop vergezeld zijn geldig en blijven dit ook en zijn op zichzelf niet afhankelijk van het geloof. In zijn commentaar op Titus 3 : 5 lezen we: , En hoewel de ongelovigen niet gewassen zijn door het doopsel, noch ook herboren, dan behoudt het sacrament van Godswege zijn waarde. Want hoewel zij de genade Gods verwerpen, nochtans is die hun aangeboden." Het is dan ook heel erg dat velen zeggen of misschien denken „de doop zegt mij niets".
U verwijs ik naar hetgeen Calvijn schrijft bij Efeze 5 : 26. „Dat Paulus leert dat wij door de Doop afgewassen worden, is daarom, dat God daar onze afwassing betuigt, en tegelijk ook werkt wat Hij afbeeldt. Want ware de waarheid der zaak niet daarbij, zo zou dit een oneigenlijke wijze van spreken zijn.
Intussen moet men toezien, dat men wat God alleen toekomt niet aan het teken of aan de dienaar tocschrijve, dat is dat de dienaar niet geacht wordt de auteur der afwassing te zijn en dat het water niet geacht wordt de onreinheid der ziel te zuiveren, wat alleen het bloed van Christus toekomt... Want dit is ons vertrouwen en eerst het rechte en ware gebruik van het sacrament, dat het ons recht naar Christus als met de hand leidt en in Hem plaatst."
Het derde aspect dat met het voorgaande nauw samenhangt is, dat we ons dienen te realiseren, dat niet ieder direct^tot het geloof komt waarmee hij de belofte Gods, in de Doop vergezeld, omhelst. In het gebed bij Calvijns Doopformulier lezen wij: Heere God, eeuwige en almachtige Vader, daar het U behaagd heeft in uw oneindige barmhartigheid ons te beloven dat Gij de God van ons en van onze kinderen zult zijn, bidden wij U dat het U behage deze genade aan dit kind, verwekt door een vader en meder die Gij in Uw kerk geroepen hebt, te bekrachtigen. Wie aandachtig leest zal opmerken, dat Calvijn niet spreekt dat God alleen maar belooft de God van onze kinderen te willen zijn, maar te zullen zijn. Dit zullen is veel krachtiger dan het willen. Bij het willen moet het nog maar afgewacht w r orden.
In de tweede plaats laat hij heel sterk het verbond Gods gelden. Het is een kind van een vader en moeder, die in de gemeenschap der kerk zijn, en dat heeft grote betekenis. Toch wordt dit alles niet overtrokken in de richting van een zeker verbondsautomatisme of oppervlakkige verbondsbeschouwing. U merkt die als we verder lezen in Calvijns doopgebed waarin hij vraagt om de Heilige Geest waardoor het kind geheiligd mag w 7 orden, om wanneer het tot de jaren des onderscheids gekomen is, de Heere te leren kennen.
In diezelfde geest wordt ook in het dankgebed van ons Doopsformulrer gezegd, gebeden: ja zelfs gedankt dat „Gij ons en onze kinderen door het bloed van Uwe lieve Zoon Jezus Christus, al onze zonden vergeven, en ons door Uw Heilige Geest tot lidmaten van Uw eniggeboren Zoon en alzo tot Uw 7 kinderen aangenomen hebt, en ons dit met de Heilige Doop bezegelt en bekrachtigt. Hier zit wel het grootste struikelblok dunkt mij voor het rechte verstaan van de Doop. Ge kunt vragen is dit waar? Mogen we zover in dit dankgebed gaan? Want van tweeën één. Als wc, afgaande op de ervaring hieraan twijfelen, dan zouden we dit dankgebed radicaal weg moeten laten en zeggen: Omdat het nog te bezien staat dat al die gedoopte kinderen Gods kinderen zijn, zullen we niet verder moeten en mogen gaan dan te danken dat God deze kinderen nog eens aannemen wil. Aangenomen hèbt gaat ons dan inderdaad te ver.
Of, en dat is de andere kant en m.i. de juiste, laat staan w r at onze vaderen hier beleden hebben, maar vraag u wel af of ge in het geloof verstaat wat ge dankt. Want voor het geloof is het onomstotelijk waar. Zo dankt de gemeente in het geloof. Dan gaan we niet van de dubbele predestinatie uit bij onze doopsbeschouwing, evenmin gaan we op de ervaring af, maar we vragen ons af hoe het staat met het geloof in Gods beloften.
Doch daar we niet van elk kind zonder meer weten of dit het waarachtig geloof bezit — en dit ook niet behoeven te weten — want het binnenste van het hart is ons onbekend, erkennen we ook de mogelijkheid dat de gedoopten of een tijdlang zonder geloof kunnen zijn of zelfs wel nooit tot het geloof zullen komen.
Hebben wc dan niet te vroeg gedankt? Ik denk niet dat vroeg of laat hier het dilemma is, maar gelóóf of-ongeloof.
We sluiten dit onderdeel af met een citaat uit de Institutie van Calvijn: „Het kan wel zijn dat wij lange tijd de belofte die ons in de Doop gegeven was niet gekend hebben, maar dat toch de belofte zelf, daar ze van God was, altijd vast en krachtig en waarachtig is gebleven. Ook al waren alle mensen leugenaars en trouweloos, zo houdt God nochtans niet op waarachtig te zijn. Ook al waren alle mensen verloren, Christus blijft toch de zaligheid. Wij erkennen dus dat ons de Doop voor die tijd niet van het minste voordeel is geweest, toen de belofte, die ons in de Doop werd aangeboden en zonder w? elke de Doop niets is, veronachtzaamd terneer lag. Maar nu we door Gods genade begonnen zijn ons te bekeren, klagen wij onze blindheid en hardheid des harten aan, daar wij tegenover zo grote goedheid Gods, zo lang ondankbaar geweest zijn. Verder geloven wij niet dat de belofte zelf verdwenen is, ja veeleer overwegen wij aldus: God belooft door de Doop de vergeving der zonden en Hij zal zonder twijfel de beloofde vergeving aan allen die geloven verschaffen. Zij is voor ons wel wegens ons ongeloof lange tijd begraven geweest; laat ons nu haar door het geloof aanvaarden." (Inst. IV - XV - 17).
K. a. Z.
H. V.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1983
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1983
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's