Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CHRISTEN ZIJN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CHRISTEN ZIJN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Agrippa zei tot Paulus: ij beweegt mij bijna 'n christen te worden! En Paulus zei: k wenste wel van God dat, èn bijna, èn geheel, niet alleen gij, maar ook allen die mij heden horen, zodanigen werden als ik ben, uitgenomen deze banden. Hand. 26 : 28 — 29.

1) door Agrippa afgewezen

In het stadhouderlijk paleis van Cacsarea heeft de apostel Paulus aan een deftig gezelschap het Evangelie verkondigd. Heeft hij verteld wat er op de weg naar Damascus is gebeurd. Hoe hij van een vervolger een discipel is geworden. En van die gelegenheid heeft hij gebruik gemaakt om de Heere Jezus aan te wijzen en aan te prijzen als de Zaligmaker van zondaren. Als de Opgestane uit de doden aan Wie gegeven is alle macht in hemel en op aarde.

In het hart van Paulus leeft het wat de psalmdichter zong: ik zal voor koningen spreken van Uw getuigenissen en mij niet schamen. En misschien zou hij nog wel een hele tijd doorgegaan zijn wanneer Festus, de stadhouder, hem niet in de rede was gevallen. Want Festus kon zijn mond niet houden en riep: gij raast, Paulus! Man, wat u zegt is de dwaasheid gekroond. U spreekt wartaal.

Dat kan een Romein, een heiden, niet volgen. Een Verlosser Die lijden en sterven moest en toch weer opstond uit de doden. Dat is nu echt: de Grieken een dwaasheid.

Maar Festus heeft natuurlijk ook wel gemerkt dat Paulus een geleerd man is. Iemand die weet waarover hij praat. Misschien is hij wel zo geleerd dat het hem naar zijn hoofd geslagen is. Gij raast, Paulus, de grote geleerdheid brengt: u tot razernij, je haalt de zaken door elkaar, Paulus, je hebt teveel gesnuffeld in de boeken van de oude profeten!

Maar ook door deze interruptie is Paulus niet uit het veld geslagen. Ik raas niet, machtige Festus, maar ik spreek w r oorden van wijsheid en van een gezond verstand. En dan, ineens richt Paulus zich tot koning Agrippa. Die kan het weten. Die is opgevoed in de Schriften. Die kent de rollen van Mozes en van de profeten. En dan gaat Paulus een beroep doen op het geweten van Agrippa. Gelooft gij, koning Agrippa, de profeten? Hij wacht niet eens het antwoord af: ik wéét dat gij ze gelooft...

Nee, het is niet dat Agrippa zo ernstig en zo nauwgezet leelt. Maar uiteindelijk is hij een jood die de Schriften kent. Die uiterlijk nog wil vasthouden aan het geloof van de vaderen.

Zouden er niet velen zijn die op Agrippa lijken? Dat hun leven niet deugt geven ze zelf toe. Nee, zoals ik nu leef, dat kan eigenlijk niet. Maar de bijbel, daar moet je niet aankomen, daar moet je geen verkeerd woord van zeggen. De Bijbel is immers het Woord van God? Daarop zijn die mensen dikwijls nog aan te spreken. Er is een God, er is een leven na dit leven, En een keer moeten we sterven en rekenschap afleggen van wat we met ons leven hebben gedaan.

Zo probeert Paulus het ook bij Agrippa. Gelooft ge de profeten? Ik wéét dat gij ze gelooft...

Dat is het beslissende ogenblik, het grote moment in het leven van de koning! Paulus houdt de ogen strak op hem gericht en hij kan die blik niet ontwijken. En heeft Paulus zélf niet gezegd dat de Heere hem heeft gezonden om te openen de blinde ogen, om mensen te bekeren van de duisternis tot het licht en van de macht van de satan tot God? Zullen nu de ogen van de koning opengaan? Zal hij inderdaad getrokken worden tot de Heere? Dat zou toch kunnen? Het Woord is toch met macht? En Agrippa is toch niet te hoog om door dat Woord vernederd te worden? Toch niet te diep gezonken om door het bloed van Christus gewassen en gereinigd te worden?

De engelen in de hemel houden de adem in... Zullen ze straks mogen zingen omdat deze ene zondaar zich heeft bekeerd?

En Agrippa zei tot Paulus: gij beweegt mij bijna een christen te worden!

Dat is één van de meest bekende woorden geworden uit het Nieuwe Testament. En tegelijk één van de meest omstreden teksten. Bijna alle verklaarders van de Heilige Schrift hebben er zo hun eigen mening over.

Er zijn in ieder geval enkele dingen die ons opvallen. In de eerste plaats: koning Agrippa heeft het over „christenen". Dat woord is nog lang niet algemeen in gebruik. In Antiochië is het" voor het eerst gevallen. Bedoeld als scheldnaam, maar het werd een erenaam. Christenen, mensen die het over Christus hebben. Mensen die van Christus zijn. Die Hem willen dienen, Hem toebehoren. Mensen die Christus volgen, achter Christus aankomen.

Agrippa weet dat Christus er is en dat zijn volgelingen christenen worden genoemd. Hij weet óók dat de man die hier voor hem staat een christen is. En hij heeft gemerkt dat. deze man van hem óók wel een christen zou willen maken.

Als u in een gezelschap van onchristelijke mensen bent, kunnen ze dan ook aan ü zien dat u een christen bent? Kunnen ze dan ook aan ü merken dat u anderen voor de zaak van Christus wilt winnen?

Agrippa kan het aan Paulus zien: die man is een christen en hij zou niets liever willen dan dat ik het ook werd. Hij is een beetje onder de indruk gekomen van Paulus' woorden. Hij is er 'n beetje door bewogen. Paulus heeft een stormaanval gedaan op Aprippa en de koning wankelt bijna onder die aanval. Het scheelt niet veel of hij gaat tegen de grond.

En toch, nee, hij kan zich nog nèt overeind houden. Gij beweegt mij bijna een christen te w T orden.

Bijna... Aan dat woord kunnen we een lang verhaal ophangen. Bijna, dat is nèt niet. Er kan véél zijn dat nog niets is. Zoals Jezus zei tegen die wetgeleerde: gij zijt niet vèr van het Koninkrijk Gods.

Is het zó met Aprippa? Dat weet ik 'nog niet. Want , , bijna" kan ook betekenen: in het kort, of: met weinig moeite. En dan luidt dc zin ineens heel anders. Dan zou Agrippa bedoelen: nou, Paulus, je wilt me wel èrg gauw christen maken! Je denkt zeker dat dat zo weinig moeite kost!

Dan horen we in de woorden van Agrippa een toon van lichte spot... Dat had je gedacht, Paulus, dat je mij van het ene ogenblik op het andere een christen kon maken!

Calvijn zegt: het is een dubieuze uitspraak die Agrippa hier doet. In ieder geval heeft de rede van Paulus dit uitgewerkt dat Agrippa de waarheid niet langer kan tegen-

spreken. Hoewel hij het zelf niet wilde, is hij toch enigszins overtuigd. Maar — zegt Calvijn — nu deinst hij er ineens voor terug, en geeft hij spottend te kennen dat hij niet graag christen zou willen worden.

Het is niet eenvoudig om uit deze ene zin op te maken wat er in de ziel van koning Agrippa omgaat. Hij kan zich niet aan de waarheid van Paulus* woorden ontworstelen, maar als het tot een beslissing moet komen, dan maakt hij zich er met een kwinkslag van af.

Een modern mens, deze Agrippa. Hij gaat niet tegen de apostel tekeer. Hij heeft een zeker respect voor hem. Hij is zelfs een beetje onder de indruk van zijn woorden. Maar als de grond hem te warm wordt onder de voeten, dan zegt hij: ja, maar Paulus, zó gemakkelijk gaat dat niet... Dan moet er wel wat anders gebeuren, voordat ik christen word...

Die mensen zijn er vandaag de dag bij duizenden. Ze zijn niet helemaal onbekend met het Woord van God. Dikwijls zijn ze er nog bij grootgebracht. Ze staan er ook niet totaal onverschillig tegenover. Ze hebben ook nog wel respect voor mensen die zich niet alleen christen noemen, maar het werkelijk zijn. Maar worden ze voor de beslissing gesteld, dan haken ze af. Ze maken één of andere spottende opmerking om de stem van hun geweten te overstemmen. Ze willen zich groot houden.

Het valt voor ons hoogmoedig hart ook niet mee om voor God te capituleren. Om ons gewonnen te geven aan de waarheid van het Woord. Om de Heere gelijk te geven en te buigen voor Hem.

Hier staan we voor het duistere raadsel van de onbekeerlijkheid. Paulus heeft zeil eens geschreven: wij dan, wetende de schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof. En nu is hier een man die een beetje bewogen is. Maar er is iets in hem dat die bewogenheid onderdrukt en overwint.

Agrippa zou christen willen zijn als hij maar Agrippa kon blijven. Maar christen worden, dat zou betekenen: breken met dat zondige leven. Van zijn troon afkomen en knielen voor de Gekruisigde. Misschien wel vervolging lijden, misschien wel de marteldood sterven. Wees eens eerlijk, Paulus, dat is toch teveel gevraagd?

En eigenlijk schuift hij de schuld van zijn onbekeerlijkheid op de apostel. Je denkt zeker dat dat zómaar gaat? Nee, daar is nog wel iets anders voor nodig!

Nu is Agrippa nooit meer verontschuldigd. Hij heeft het Evangelie gehoord. De grote prediker van dat Evangelie vlak vóór zich gezien. Zelfs moeten erkennen dat Paulus een christen is. Hij zal nooit meer kunnen zeggen: ik heb het niet geweten. Alleen

maar: ik heb het niet gewild. Ik wilde niet dat Jezus Koning werd over mijn leven, want ik wilde zelf koning blijven.

Zo heeft hij zijn kans gemist. Straks is het onderhoud afgelopen. En Agrippa heeft Paulus nooit meer gezien. Het is van kwaad tot erger gegaan. En tenslotte: hij daalt nochtans, gelijk zijn gans geslacht, vervreemd van God in 's afgronds donkere nacht...

2) door Paulus aangeprezen

Wat een teleurstelling voor de apostel... Een volksgenoot, een man die de Schriften kent. Een man die niet ongevoelig bleef onder het Woord. En nu dit afweer... Dat moet hem treffen tot in het diepst van zijn hart.

En toch is Paulus niet beledigd. Zelfs nü laat hij Agrippa nog niet los. Hij zegt niet: nu ja, ik heb me vrijgemaakt, nu moet hij het zelf maar weten. Ik zal het stof maar van mijn voeten schudden, het is toch verspilde moeite. Want Paulus wordt gedreven door de liefde van Christus. Christus Die Zelf zei: Jeruzalem, hoe menigmaal heb IK gewild, maar gij hebt niet gewild.

Ik wenste wel van God, zegt Paulus, dat u allemaal werd zoals ik ben. Het geluk dat hij kent wenst hij ieder ander toe. Dat is al een blijk van genade, van gedreven te zijn door de liefde van Christus. Het aardse geluk maakt ons zelfzuchtig en egoïstisch. Ik moet altijd méér hebben dan de ander, ik moet het altijd beter hebben dan de ander. Met de genade is het precies andersom. Genade maakt mededeelzaam. Als in mijn leven genade verheerlijkt is, dan gun ik die genade aan ieder ander.

Met een breed gebaar wijst Paulus in het rond. Niet alleen ik, maar allen die mij heden horen! Koning Agrippa, en Bernice, en Felix, en alle oversten en alle soldaten. Het kan voor u allemaal! En ik gun het u niet alleen, ik bid er ook om. Ik w r enste wel voor God. En wensen voor God, wat is dat anders dan bidden tot God? Dat zal Paulus ook gedaan hebben in zijn cel. Bidden dat al deze mensen zouden worden zoals hij is.

U praat weleens met uw onkerkelijke buren. U zegt w r eleens: ik hoop dat het anders zal worden in uw leven. Maar bidt u ook voor hen?

Ik zou willen, zegt Paulus, èn bijna èn geheel. Binnenkort, of op langere termijn. Zo niet vandaag, dan morgen, of volgend jaar. Wie vandaag nog onbekeerd voortleeft, kan morgen nog tot verandering komen. Wie zich morgen nog verhardt, volgend jaar kan het z'n tijd zijn.

Wij kunnen geen mensen bekeren. Paulus kan het ook niet. Maar, zegt hij, ik zou het u allemaal gunnen. Ik zou ook met niemand van u willen ruilen* Eén ding, zegt hij, gun ik u niet. Deze banden. Even laat hij de kettingen aan zijn handen rinkelen. Even herinnert hij het hoge gezelschap aan zijn gevangenschap. Want die boeien zijn voor hem wel eretekenen van het discipelschap van Christus. En op die boeien zullen in de eenzaamheid van zijn cel ook weleens tranen zijn gevallen. Niet zozeer omdat Paulus medelijden heeft met zichzelf. Maar omdat hij gevangen moet zitten terwijl hij zoveel nuttig werk zou kunnen doen. En de kastijding is toch geen oorzaak van vreugde?

Mag Paulus dat even zeggen in dit hoge gezelschap? Heren, dat leven met Christus, die vreugde in God, gun ik u allemaal. Maar deze banden mogen u bespaard blijven. En verder mag ik roemen in de verdrukkingen. Mag ik psalmen zingen in de nacht. Ik acht zelfs mijn leven niet dierbaar, als ik mijn loop maar met blijdschap mag volbrengen. En als njijn loop geëindigd is, dan is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid.

De bijeenkomst is afgelopen. Eén voor één staan de gasten op en verlaten de zaal. Nog even wordt vastgesteld dat Paulus niets gedaan heeft waardoor hij de dood of de boeien heeft verdiend.

Maar nu zijn de rollen omgekeerd. Al die mensen, die de zaal verlaten, die kunnen gaan en staan waar ze willen, die zijn gebonden, geboeid met de banden van de zonde en dood.

Eén is er maar vrij. Dat is die man met de kettingen aan zijn handen: Paulus. Hij is wel gebonden terwille van het Woord, maar tegelijk staat hij in de vrijheid waarmee Christus hem heeft vrijgemaakt.

Bent u ook zo'n vrij man? Of bent u nog gebonden? Bijna bewogen, even onder de indruk, en toch, u kunt het leven in de wereld en in de zonde niet loslaten. Er wordt gebeden om uw vrijheid. Wat méér is: God Zelf bidt: Laat u met God verzoenen.

Bent u vrij? Staat dan in de vrijheid. Spreek tegen anderen van Hem Die zondaren zalig maakt. Niemand is te ver afgedwaald, niemand is te diep gezonken om door Jezus te worden gered.

Zo zal HIJ van alle verloste zondaren, die niet éven bewogen werden dóór het Woord, maar die leerden beven vóór het Woord,

eeuwig de eer ontvangen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

CHRISTEN ZIJN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1983

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's