Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In den beginne

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In den beginne

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(21) , , Ook had de HEERE God een hof geplant in Eden, tegen het oosten en Hij stelde aldaar de mens, die Hij geformeerd had..." Genesis 2 : 8—17.

„Ook had de HEERE God een hof geplant...". Het paradijs dus — zeggen we dan. Ja, maar letterlijk wordt hier het woord paradijs niet gebruikt. Dat is via de griekse vertaling van het Oude Testament tot ons gekomen. De Statenvertaling spreekt van een hof. Soms wordt gesproken van de hof van Eden, en soms, zoals hier, van een hof geplant in Eden, tegen het .oosten. En dat laatste is vanuit Israël gezien: achter de woestijn, in het oosten, waar de zon opgaat — daar plantte de HEERE God een hof. De naam Eden doet daarbij denken aan: liefelijkheid, aan genieting, aan een oase, zoals deze in de woestijn gegeven kan zijn.

En in deze hof stelt God de mens, die Hij geformeerd had uit het stof der aarde. Daar is de mens een plaats temidden van Gods goede schepping gegeven...

„En de HEERE God had alle geboomte uit het aardrijk doen spruiten, begeerlijk voor het gezicht, en goed tot spijs..." Wanneer we deze woorden horen, dan zeggen we: maar dit is toch de beschrijving van het paradijs? Zeker! Maar het gaat er om te horen wat de Schrift ons over het paradijs openbaart. De volken in de oudheid kenden hun eigen paradijsvoorstellingen en ook wij kennen die tot in de wereld van de reclame toe. Het gaat er om dat we bij het horen van het woord paradijs niet zelf aan het fantaseren slaan. Wat te denken in dit verband van de mens, die, naar het Schriftwoord ons meldt, in de hof gezet wordt om die te bouwen en die te bewaren? In de hof van Eden werd dus ook gewerkt! Daarom willen we vanuit het Schriftwoord horen en spreken dus van: de hof...

In deze hof — zo vernemen we dan — is er een overvloed, een rijkdom aan geboomte.

Allerlei soorten van bomen: begeerlijk om te zien, en heerlijk wat de vruchten betreft. Aan de mens — zo hoorden we al eerder — is geen dier tot voedsel gegeven, maar groenten en vruchten zal hij eten. De hof is vol van bomen, vol van vruchten. En dan de woorden: „en de boom des levens in het midden van de hof, en de boom der kennis des goeds en des kwaads..

Midden in de hof staat centraal de boom van het leven. Aan het einde van Genesis 3 wordt deze boom nog een keer genoemd: ... dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook van de boom des levens...". Verder horen we in het boek Spreuken van deze boom, en dan nog in het laatste bijbelboek: Die overwint, Ik zal hem geven te eten van de boom des levens, die in het midden van het paradijs Gods is" (Openb. 2 : 7) en in het laatste visioen der Schrift: In het midden van haar straat en op de ene en de andere zijde van de rivier was de boom des levens..." (Openb. 22 : 2).

De boom des levens! De naam is eenvoudig, en zo is ook de betekenis: eenvoudig

hèt leven staat centraal in het midden van de hof. Deze boom is een zichtbaar teken van het leven, dat in God is en van het leven, dat in de schepping uit God is. Een boom des doods is in deze hof niet geplant. Het leven staat letterlijk geplant in het midden: het eeuwige leven als het leven uit God, ongebroken, stralend, lofprijzend...

En ook is er de boom van de kennis van het goed en van het kwaad. Zo wordt deze boom nog een keer met-name genoemd in vers 17 van dit hoofdstuk, rnaar daarna is het eenvoudig: de boom, die in het midden van de hof is, of ook: die boom... Déze boom echter komen we in het nieuwe paradijs niet meer tegen, zoals de boom des levens. Voordat nu over de bomen van de hof meer gezegd wordt, volgt in onze tekst — als een lange tussenzin, als een intermezzo — de tekening van rivier en water in verband met de hof van Eden:

; . „En een rivier was voortgaande uit Eden, om deze hof te bewateren...". Bij de boom des levens, die vaststaat in het hart van de hof, komt nu het water'des levens, als een bron, stromend, vloeiend, levenschenkend. Uit Eden gaat een rivier voort als een bron van leven, die de hof van leven voorziet. Maar het water stroomt verder en vanuit de hof wordt de rivier verdeeld en breekt uiteen in vier hoofden, of — zoals wij zeggen — in vier armen. En deze vier armen stromen de ganse aarde door. Dat namelijk wordt in dé volgende verzen tot uitdrukking gebracht: vier stromen in verband met de Vier windstreken der aarde.

„De naam van de eerste rivier is Pison.'..". Deze naam komt alleen hier voor. De klank van het ontspringen van een fontein klinkt er in door. Deze rivier omloopt het ganse land van Havila, waar het goud is. En het goud van dit land is goed —' zo wordt nader verklaard. Zuiver goud! En daar is ook bedolah: geelachtige, geurige doorschijnende balsemhars en de steen sardonix, een edelsteen.

„En de naam van de tweede rivier is Gihon...". Dit is ook een naam, waar het sprankelende van het bronwater in te horen valt. Deze naam draagt ook een bron nabij Jeruzalem, waardoor de vijver Siloam gevoed wordt. Deze rivier stroomt rondom het ganse land Kusch.

„En de naam van de derde rivier is Hiddekel...". Een andere naam is dit voor de Tigris. Deze rivier stroomt naar het oosten van Assur.

„En de vierde rivier is Frath". Dit is de Eufraat.

Deze vier rivieren — wat nu? Kunnen we een atlas nemen en de vier genoemde rivieren op de kaart vinden? Ja en nee! Twee rivieren, de laatstgenoemde, Eufraat en Tigris, zijn aan te wijzen. Deze zijn de bronaders van het oude oosten, de bron van leven voor Mesopotamië, Assyrië, Babylonië. De twee eerstgenoemde rivieren echter, met daarbij de namen Havila en Kusch, leveren de uitleggers problemen: de Nijl is genoemd, en de Indus ook, Arabië is aangewezen en Ethiopië — maar zeker weten we het niet waar ze stromen. Wat kan ons dit nu zeggen? Wel, deze vier stromen komen voort uit het paradijs en stromen naar de vier windstreken heen, " om de aarde te voorzien van het water des levens uit de hof van Eden. Daarbij gaat het om onze aarde: wc kunnen twee rivieren nog vandaag aanwijzen. Tegelijkertijd kunnen we twee andere rivieren niet op de kaart terugvinden, zoals we ook de hof zelf nu niet meer kunnen vinden. Zou dit ons niet verkondigen — zoals opgemerkt is — dat alle leven op aarde, naar alle vier windstreken heen, zijn oorsprong heeft vanuit deze hof? Deze hof is op aarde geplant als bron van leven, maar wij kunnen thans deze bron niet - op de wereldkaart aanwijzen, om er zo over te beschikken. Het is een verborgen bron nu voor ons.-De hof van Eden is dooide HEERE God geplant in deze aarde, waarop wij leven, maar wij kunnen niet meer zeggen: daar is het, we kunnen geen reis er naar toe maken. God geeft het leven aan de aarde: een hof, een boom des levens, maar we kunnen geen excursies organiseren naar de hof van Eden. En dat is maar goed ook... Straks zullen we horen dat de mens door de HEERE God is weggezonden uit de hof van Eden, en dan zullen we ook weten waarom.

Dan wordt na het intermezzo over de rivieren de draad van het vertelde weer opgenomen: , , Zo nam de HEERE God de mens, en zette hem in de hof van Eden, om die te bouwen, en die te bewaren...". In deze hof plaatst God de geschapen mens. Hij neemt hem en Hij zet hem — zo horen we nu. In het werkwoord zetten klinkt in het Hebreeuws door het woord voor rusten. Daar vindt de mens de ware rust, vrede, vreugde. En deze rust, wonderlijk genoeg, bestaat.nietin ontspannen leegte en luieren, integendeel! God zet de mens in de hof om die te bouwen en die te bewaren. In de hof wordt gewerkt! De mens wordt geroepen de hof te bouwen, en dat wil eigenlijk zeggen: in cultuur te brengen. Ook zal hij de hof dienen, zoals er letterlijk staat. En verder moet hij de hof bewaken en bewaren. Horen w T e hier soms - op de achtergrond de donkere tonen van de woestheid en de leegheid van den beginne toen de aarde woest, en leeg was, van het opdringende en opdringerige duister, dat altijd Gods goede schepping bedreigt? De mens is geroepen de hof te bewaren... En dat mag hij doen juist door te dienen, te bouwen, in cultuur te brengen, door straks namen te geven aan de dieren, door te heersen over het geschapene juist door te dienen en in de naam van zijn Schepper te bewaren en te bewaken. Werken tussen doornen en distels en het eten van het brood der smarten is een gevolg van het zondigen, maar werken als het dienen van de aarde behoort tot de goede schepping Gods. Dat behoort tot de roeping van de mens in de hof van Eden...

En dan volgen de beslissende woorden: „En de HEERE God gebood de mens, zeggende: van alle boom van deze hof zult gij vrij eten...". Het gebod des HEEREN tot de mens, of — zoals letterlijk te lezen valt — óp de mens! Voor het eerst horen we van een klaar en helder gebod en verbod van de Schepper. Nu is opmerkelijk — en laten we vooral het opmerken — dat het gebod van de HEERE God begint met deze woorden: Van alle boom van deze hof zult gij vrij eten... Het gebod begint met de vrijheid, de ruimte, de toestemming, het mogen. Het begint met: eet vrij van alle boom, er is volop leven, rijk en ruim in overvloed...

. „Maar van de boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage, als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven". Deze boom van de kennis — welke betekenis is daarin gegeven? En waarom mag van deze boom alleen niet gegeten worden? De vragen, onze vragen, de duizend vragen — waarom nu juist dit verbod? Waarom deze uitzondering? Laten we één ding goed verstaan: de discussie over de betekenis van deze boom der kennis wordt door de slang ingezet...

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

In den beginne

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's