Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gerrit Jan Vos Azn.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gerrit Jan Vos Azn.

8 minuten leestijd

(Slot)

Vos en de school

Vos was een overtuigd voorstander van het christelijk onderwijs. Als weinig predikanten heeft hij actief meegedaan in de schoolstrijd. Reeds in 1858, dus toen hij nog geen predikant was, pleit hij al voor de school met de Bijbel. Van 1860 af schrijft hij in het Friese Maandblad (later omgezet in het Kerkelijk Weekblad) ten gunste van dit onderwijs. Hij doet dit nog anoniem en ondertekent wat hij schrijft met de letter X.

Hij treedt uit die anonimiteit als hij in 1863 in de hervormde Kerk te Bergum een rede houdt in het belang van de christelijke school en daarbij uitgaat van Spreuken 22 : 6a: Leer den jongen de eerste beginselen naar den eisch zijns weg". Vanuit zijn kerkelijk standpunt ijvert hij voor de kerkelijke school. Een school, die band heeft met de kerk.

In zijn Friese tijd houdt hij, de gehele provincie door, redevoeringen in het belang van het christelijk onderwijs. Als hij in 1869 uit Friesland vertrekt is daar door zijn medewerking het aantal christelijke scholen met 15 vermeerderd. Hij is eveneens betrokken geweest bij de oprichting van de vereniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs, die in april 1861 tot stand kwam. Deze vereniging heeft veel mogen doen voor de bouw van bijzondere scholen, en heeft er ook aan meegewerkt dat een groot aantal kwekelingen voor het christelijk onderwijs werd opgeleid. De Doleantie van 1886 had ook deining gebracht op het terrein van de school.

De dolerenden hielden in scholen aangesloten bij C.N.S. op zondag samenkomsten. Vos en zijn medestander gaven op de jaarvergaderingen van „Christelijk Nationaal" te Amersfoort op 2 juni 1887 blijk van hun ongenoegen hierover. Zij vonden het ontoelaatbaar op deze manier de school te betrekken in de kerkelijke strijd. Een motie ingediend door dr. S. D. van Veen om aan deze ongewenste toestand een eind te maken werd verworpen. Veel hervormden hebben toen met de „Christelijk Nationale" gebroken. Ook Vos behoorde daarbij. Na enige onzekerheid hoe verder te handelen werd in 1890 opgericht de „Vereniging voor Christelijk Volksonderwijs". De doelstelling van deze vereniging ging in de lijn van Vos: onderwijs met band aan de (hervormde) kerk. Lange jaren was Vos adviserend lid van deze vereniging.

Vos als schrijver

Vos was een veel-schrijver. Ontelbare werken groot en klein zijn van zijn hand verschenen. Men komt er door onder de indruk van zijn werkkracht, denkkracht en studiezin. Deze man moet veel hebben vertoefd in de kamer, waarin hij ook is gestorven... de studeerkamer.

Ondoenlijk is het alle boeken van Vos ook maar te noemen. Het zijn er ongeveer 49, de weinige uitgegeven preken niet meegeteld. Reeds vroeg ving Vos te schrijven aan. Hij is 18 jaar en nog bakkersknecht bij zijn oom, als hij een brochure schrijft over de kerkelijke vragen van die dagen. Een tweede volgt over het drankmisbruik. Beide worden anoniem uitgegeven.

Later verschijnen boeken op het gebied van de kerkhistorie, de uitlegkunde, het kerkrecht, de dogmatiek en ethiek. Van de kerkhistorische noemen we: „Geschiedenis der Vaderlandse Kerk" en: „Groen v. Prinsterer en zijn tijd." Hij vestigt er zijn naam door als kerkhistoricus van formaat, zeker voor die tijd. In het boek over Groen van Prinsterer, die een tijdgenoot en op menig gebied een medestander van Vos was, zijn veel persoonlijke herinneringen verwerkt. Beide boeken hebben ook nu nog hun waarde volstrekt niet verloren.

In 1903 verschijnt een groot en voornaam uitgegeven historisch werk: „Amstel's kerkelijk leven van de eerste zestig jaren der vrijheid."

Geschriften die handelen over de kerk en de kerkinrichting zijn o.a.: „Tegenwoordige inrichting der Vaderlandse kerk" (1885) en: „Hoe men zich in de Nederlandse Hervormde Kerk heeft te gedragen" (1896). In: „Het Keerpunt" vindt men een neerslagvan wat Vos in de dagen van de Doleantie bewoog.

Wat zijn bijdrage aan de exegese betreft, is te denken aan zijn dissertatie in 1870 en aan uitlegkundige boeken als: „Studie over het Lukas-evangelie" en „Het Nieuwe Testament". Dit laatstgenoemde werk geeft van de boeken Mattheüs en de Handelingen van de Apostelen een vertaling met verklarende kanttekeningen. In 1898 verschijnt het Handboek voor de Christelijke Godsdienst, met een dogmatiek en een ethiek, zijnde een „gids bij het onderzoek van Gods Woord".

En niet te vergeten, zijn: „Leven van Jezus". Nog is Vos te kennen uit geschriften, die wel geschreven maar niet gedrukt zijn. Ze zijn te vinden in het archief. We denken daarbij aan: „Herinneringen" en aan een „Dagboek".

Groot is zijn inbreng geweest op het gebied van de pers. Het wil wat zeggen om 15 jaar lang een blad te redigeren als het „Kerkelijk Weekblad" en de zaken aan de orde te stellen betreffende kerk, school en politiek. (1865 - 1880). Van 1894-1899 is hij hoofdredacteur van de „Amsterdamse Kerkbode". Hoe vruchtbaar zijn leven als schrijver is geweest blijkt als hij naast al zijn genoemde persarbeid ook nog medewerking verleent aan 5 andere periodieken. Taal en stijl van Vos waren niet zijn sterkste punt. Hij drukt zich wat omslachtig uit en door de vele tussenzinnen is de zinsbouw ingewikkeld. Wie terstond begrijpt wat de schrijver bedoelt mag zich scherpzinnig noemen. Om het betoog met vrucht te volgen is lezen en nog eens lezen meestal nodig.

Verdere bijzonderheden

Vos was geen vriend van de roomsen. In tegenstelling tot Groen van Prinsterer zou hij, gesteld voor die keus, bij verkiezingen liever liberaal dan rooms stemmen. Rome moest op politiek niet al te machtig worden en daarin was Groen het weer met Vos eens. De antipatie van Vos voor de roomsen was blijkbaar wederkerig. Althans zou dit kunnen blijken uit wat op Geuzendag in Goes gebeurde. Men herdenkt op die dag, dat 300 jaar geleden het spaanse juk werd afgeworpen. Vos houdt de feestrede. Op zijn toga prijkt een geus. Om de feeststemming op te voeren, heeft hij zijn huis aan de Beestenmarkt feestelijk verlicht. Roomse jongens hebben toen die illuminatie vernield.

Vos was koningsgezind. Als hij in 1902 zowel zijn 40-jarig ambtsjubileum als zijn 40-jarig huwelijksfeest viert, zou men daarin aanleiding kunnen zien, zijn vele verdiensten op het gebied van de kerk te waarderen met een koninklijke onderscheiding. Maar niet nu en ook niet op 31 augustus, wanneer collega's van Vos in Amsterdam wèl een lintje krijgen, is Vos er bij. Het zal wel komen omdat Kuyper aan het bewind is. Het doet hem toch wel wat! Maar op 31 augustus 1905 als Kuyper niet meer het roer van de Staat in handen heeft, komt alsnog het begeerde eremetaal af. Vos wordt ridder in de orde van Oranje Nassau. Bij het klimmen der jaren voelt Vos zich steeds meer eenzaam. Het gaat hem zoals het alle ouderen gaat: vrienden vallen door de dood weg. Ook de doleantie heeft vervreemding gebracht van vroegere vrienden. De „ellendige kerkelijke strijd" heeft zijn geestelijk leven geen goed gedaan. Zijn geloof is vaster gefundeerd, maar de verborgen omgang met God is verflauwd. Op 23 augustus 1898 schrijft hij in het voorwoord van zijn Handboek voor de christelijke godsdienst: „Ik heb veel geleden, en lijd, onder veel nog veel, met vele treurigen Sions".

Donkere dagen zijn het ook, als zijn vrouw getroffen wordt door een beroerte. Dat was in het jaar 1900. Zij mag weer herstellen, maar wordt niet meer de oude. Voortgaande aftakeling doet haar kinds worden. Toch heeft zij haar man nog wat jaren overleefd. Als Vos 69 jaar is, mag hij terugzien op 30 jaar dominee-schap in de stad Amsterdam. Hij verbindt zich als het ware opnieuw aan zijn gemeente, want aan stoppen is hij nog niet toe. Liever dan met emeritaat te gaan, gaat hij door met preken, studeren en schrijven, . Plotseling komt:

Het levenseind van Vos

Op 9 april 1912 is hij in zijn studeer-

kamer als de dood hem overvalt. De Heere lost hem van zijn post af en roept hem tot de rust. Op 13 april wordt hij in Diernerbrug begraven. Groot is de belangstelling van allen die hem eren. Door zijn innemende persoonlijkheid en zachtmoedige inslag, had hij vele vrienden.

Eén van hen, de Amsterdamse predikant ds. J. P. Eringa, leidt de begrafenis en spreekt op het graf. Namens de uitgever, die de meeste boeken van Vos uitgaf, spreekt de heer H. G. Bom. Zijn grafsteen vermeldt het Woord uit 2 Timotheüs 4: „Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb het geloof behouden". W T e willen eindigen met wat dominee Leenmans schreef: „Op het historieblad onzer kerk zal de naam van dr. G. J. Vos Azn. blijven stralen met bijzonderen en zuiveren glans als van een harer voormannen, die voor haar heil heeft geijverd met eenen rustelooze en buitengewoon vurigen ijver. Zijne nagedachtenis zal zijn tot groote zegening, den naam van zijnen en onzen God, tot eere en heerlijkheid, die Hem ons gaf en ontnam".

Bolnes/Ridderkerk

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 maart 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Gerrit Jan Vos Azn.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 maart 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's