Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods lof bezongen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods lof bezongen

12 minuten leestijd

De HEERE is myn sterkte en mijn schild; op Hem heeft myn hart vertrouwd, en ik ben geholpen; daarom springt mijn hart van vreugde, en ik zal Hem met myn gezang loven. Psalm 28 : 7.

de aanleiding

Onze kracht, is dat waar wij het mee denken te kunnen redden in dit leven. Van alles kan daarbij meedoen: scherpzinnigheid, ironie, kapitaalskracht, lichaamskracht, godsdienstkracht enz. Hier belijdt een mens: de HEERE is mijn sterkte. De HEERE is mijn kracht. Ik zoek het bij Hem. Van Hem verwacht ik het geheel en al.

Het is niet zonder aanleiding, dat hij dit hoge lied hier aanheft. We horen daarvan in de verzen voor onze tekst. De dichter van dit lied heeft een grote zorg. En dat is, dat hij zal worden weggerukt met de goddelozen. Hij vreest, dat hij hetzelfde lot als zij moet ondergaan. Dat hij met hen zal omkomen. En dat wil hij niet. Alles wat in hem is verzet zich daartegen. Hij hoort immers niet bij hen.

O, jawel er is zonde genoeg in zijn leven en hij draagt van binnen ook een zondig hart om, maar dat wil niet zeggen, dat hij bij de goddelozen hóórt. Bij hen, die zich groot en breed maken in het kwaad. En daar geen enkele moeite mee hebben, geen enkele strijd. Integendeel, zij zijn op ongerechtigheid uit. Zij laten zich aan de wet van God niets gelegen liggen. Het enige belang in hun leven is hun eigen ik. Hun eigen eer, hun macht, hun rijkdom.

En met de grootste huichelarij proberen ze die te vergroten. Op hun woorden kun je niet aan. In je gezicht zijn ze vriendelijk genoeg. Ze doen alsof ze het beste met je voor hebben, maar achteraf blijkt zo vaak, wat in werkelijkheid hun bedoeling was. Hun hart is vol kwaad.

Bij zulke mensen voelt de dichter zich op geen enkele manier thuis. Het is zijn verlangen om in de rechten des HEEREN te wandelen en in Zijn wegen te gaan. En nu bidt hij vurig tot God, of dat verschil ook openbaar mag komen. Dat hem het lot van de goddelozen niet zal treffen. Hij bidt of God hem helpen wil. Hij smeekt of God wil laten zien dat het toch uitmaakt wat je doet en wie je bent. Hij bidt of God het wil opnemen voor zijn volk.

Het is ook opmerkelijk hoe hij dat doet. We lezen dat hij zijn handen opheft naar de aanspraakplaats van Gods heiligheid. Je kunt ook zeggen: Gods heilige aanspraakplaats. Dat is het Heilige der heiligen. Het achterste gedeelte van het heiligdom in het Oude Testament. Daar woonde de HEERE boven het verzoendeksel.

Daarheen richt de dichter zijn smeekgebed. Zo wil hij een beroep doen op de verzoenende genade van God. Hij is er diep van doordrongen dat de HEERE hem alleen op grond van di'e verzoenende genade zal kunnen helpen. Zelf is hij immers ook een zondaar, eigenlijk niet minder goddeloos dan de anderen. Maar daarom heeft hij nu ook zo helemaal Gods genade nodig.

Bidden in de richting van de aanspraakplaats van Gods heiligheid. Bidden op die plaats, waar de heilige God aanspreekbaar is. Daar kunnen we wat van leren. Wij hebben geen tempel meer, geen Heilige der heiligen. Maar we hebben wel een Hogepriester die door de hemelen is gegaan. We hebben een Hogepriester die met Zijn eigen bloed verzoening heeft teweeggebracht. Die Hogepriester is Jezus Christus. Hij is voor ons de aanspraakplaats van Gods heiligheid. In Hem hebben we een plaats om God aan te spreken. In Hem mogen zondaren toegaan tot de troon der genade, zelfs met vrijmoedigheid om geholpen te worden ter bekwamer tijd.

En zo mogen ook wij een beroep doen op de belofte van God. De belofte dat Hij Zijn volk niet zal begeven en niet zal verlaten. We mogen een beroep doen op het verschil dat Hijzelf maakt in Zijn Woord tussen die Hem dient en die Hem niet dient. Hij laat toch zelf tegen allen die Hem vrezen zeggen: Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u. Dan mogen we toch vragen of die trouwe vaderlijke zorg mag blijken. Of Hij alle kwaad van ons wil weren of ten beste wil keren.

wie God is

Dat is de aanleiding geweest tot dit hoge lied. De dreiging om te zullen komen met de goddelozen. Een vurig gebed. En dan ook dat dat ervaren mocht worden, hoe de HEERE heeft uitgeholpen en doorgeholpen. Ja, en dan gaat het bidden over in belijden, getuigen en loven. De dichter maakt de HEERE groot. Hij zegt van Hem. De HEERE is mijn sterkte en mijn schild.

We hebben al gezien mensen zoeken hun kracht in van alles. Met van alles proberen ze door het leven te komen. Zich te handhaven. En als dat in het leven dan nog zo'n beetje haalbaar is, in het sterven wordt dat wel heel. erg moeilijk. Dan valt immers alles weg. Die overtuigingskracht, die er van woorden uitging blijft nergens meer. Of die schone vorm. Hoe zullen we een leven dat we aan ons zelf hebben besteed ooit voor Hem aannemelijk maken? Wat is onze kracht, waar vinden we bestand in de gerichten Gods? Immers die komen in de dood aan de orde? Daar redt geen kapitaalskracht. Dat kan zelfs de kracht van een godsdienstig en deugdzaam leven niet aan. Daar staan immers nog zoveel zonden en tekorten tegenover. Wat zal die enkele ook nog aanvechtbare goede daad dan voor gewicht in de schaal kunnen leggen?

En wat in de dood werkelijkheid wordt kondigt zich in dit leven zo vaak al aan. Ook hier blijkt onze kracht vaak zo ijdel. We kunnen er niet tegenop. We halen het niet. We houden onszelf niet overeind. We gaan onder in nood en smart. W T e vallen telkens weer onder dc moordende aanvallen van de boze. In ons is geen kracht. Wat is het gelukkig als we dat een klein beetje ontdekten. Laten we maar eerlijk zijn, van huis uit zijn we allemaal de grootste krachtpatsers. Grof en fijnzinnig, bruut of bedekt, maar we zijn het wel. Het is een gezegend mens, die het anders leerde zien. Die zichzelf in z'n machteloosheid thuis kreeg. Die er niet meer tegen op kon en kan. Dan gaan we een andere krachtbron zoeken. We houden de HEERE alleen over. We belijden met de dichter: De HEERE is mijn sterkte. We verstaan Paulus goed als hij belijdt: Als ik zwak ben, dan ben ik machtig. Als ik mij sterk voel en gewichtig en belangrijk dan ben ik zo zwak en aanvechtbaar als wat. Dan lig ik open als een vesting zonder muur

voor elke aanval van de vijand. Maar als ik mij zwak weet en hulpeloos dan ben ik machtig. Ik mag vertrouwen op de kracht van God. Hij zal voor mij strijden. De HEERE is Mijn sterkte. Die belijdenis mag er leven. De HEERE wil de kracht zijn van zondige en zwakke mensen. De Heere Jezus is niet voor niets als een onmachtige gestorven op Golgotha. De Heere Jezus is niet voor niets uit de doden weer opgestaan. Dat is kracht. De kracht van Zijn opstanding. Kracht die vrij is gekomen voor zondige mensen. De dichter belijdt ook: de HEERE is mijn Schild.

Als je een leger hebt, dan moet dat kracht hebben om aan te vallen. Laten we maar zeggen gevechtskracht. Maar zo'n leger moet ook de nodige bescherming genieten. Het moet een zekere veiligheid hebben tegen de aanvallen van de vijand. Zo is het ook in het leven van het geloof. We hebben niet alleen kracht nodig, ook bescherming. De dichter hier belijdt: De HEERE is mijn Schild. Dat beeld wordt in de Bijbel vaker voor de HEERE gebruikt. Hij heeft Zichzelf zo voorgesteld aan Abraham. Vrees niet Abraham Ik ben uw Schild, uw Loon is zeer groot. In psalm 84 horen we van God zingen, de HEERE is een Zon en een Schild. Het is een prachtig beeld. Achter een schild kun je wegschuilen. Sommige schilden in oude tijden waren zo, dat je er haast helemaal in kon. Achter een schild was je veilig tegen de vurige, giftige pijlen van de vijand.

Deze dichter heeft daarvan te lijden gehad, van de vijanden met hun boze tong, hun gemene laster. En wat komt er ook nu allemaal niet op je af als je de HEERE oprecht probeert te vrezen. Hoe vaak worden door de mensen je bedoelingen niet in een kwaad daglicht gesteld? En heb je niet te lijden van de beschadiging van je persoon door allerlei geroddel en gelaster? En dat zijn dan nog maar de mensen! Er is er een die een nog veel kwadere tong heeft dan alle mensen bij elkaar. Dat is de satan. De aanklager. Hij is er helemaal op uit om je te beschuldigen. Eerst verleidt hij je tot zonde en vervolgens gebruikt hij dat tegen je.

Wat zou je bij dat alles zonder de HEERE moeten beginnen. Toch niets! Wat is het dan geweldig om achter Hem te mogen wegkruipen. Maar hoe doe je dat dan? En hoe kan dat dan? Dat doe je niet anders dan door te vertrouwen op Zijn genade in de Heere Jezus Christus. En dat kan ook en alleen weer, omdat Christus zo onbeschermd en onbeschut hing op Golgotha. Omdat de legioenen uit de afgrond aan het kruis vrij spel met Hem hadden. Maar zo is Hij voor zondige mensen geworden een vurige muur van rondom. Een schild in de tijden van benauwdheid. Wegkruipen achter het schild dat de HEERE is dat doe je door op Hem te vertrouwen. Daarom wordt dat vertrouwen zelf ook wel het schild genoemd. Ik denk aan Paulus in de Efezebrief. Daar geeft hij de wapenrusting aan van de christen. Hij noemt daar het geloof het schild, waarmee wij al de vurige pijlen van de satan kunnen uitblussen. Maar laten we goed verstaan: Dat is niet omdat dat geloof zelf zo machtig is. Dat is alleen omdat dat geloof hangt aan Hem die de Machtige is. Het geloof is een Schild omdat het verbindt met de HEERE die in Christus een Schild is. Een schuilplaats in gevaren. Een toevlucht van geslacht tot geslacht. Een toevlucht waar wij naar toe mogen vluchten in alle nood en in alle dood.

ervaringen met God

In het tweede gedeelte van onze tekst laat de dichter ons iets horen van zijn ervaringen met de HEERE. Dat de HEERE zijn Sterkte is en zijn Schild, dat is maar geen theorie voor hem. Dat heeft hij ondervonden. Hij zegt: Ik heb op de HEERE vertrouwd en ik ben geholpen. Mijn hart heeft op de HEERE vertrouwd. Dat is niet vee! anders dan ik, maar het Iaat toch wel duidelijk zien hoe de dichter met alles wat in hem is met zijn diepste innerlijk leunde en steunde op God. Dat Godsvertrouwen was maar niet iets van de buitenkant van zijn leven. Iets van zijn mond bijvoorbeeld, terwijl zijn hart eigenlijk op andere dingen vertrouwde. Zijn eigen kracht. Zijn vrienden of op wat dan ook.

Dat komt nog wel eens voor: vrome woorden zonder vroom hart. Onze mond spreekt over geloofsvertrouwen, maar intussen hebben wij onze zaakje op allerlei menselijke manieren veilig gesteld. Deze man belijdt: Mijn hart heeft op de HEERE vertrouwd. Ik heb het in alles van Hem verwacht. En wat is het opmerkelijk hoe dat vertrouwen er was. Dat kunnen we lezen in de eerste verzen van onze psalm. De dichter laat ons daar zien dat zijn Godsvertrouwen er was op de manier van het gebed, op de manier van de toevlucht tot God.

Iemand heeft in een wat ander verband eens gesproken over vragenderwijs geloven. Nu, dat is hier aan de orde: Vragenderwijs geloven. Vertrouwen op de wijze van de toevlucht. Je in alle nood en dood in Gods armen werpen. Je vastklampen aan Zijn Woord en belofte. Op Uw Woord heb ik gehoopt, HEERE, maak mij niet beschaamd. Dat is niet het vertrouwen van de vals geruste. Het is niet het vertrouwen van de onaangevochtene, die het helemaal ziet zitten. Wat kan hem nog deren. O nee het is het vertrouwen van het heen en weer geslingerde hart dat zijn enige rustpunt vindt in God.

Wij hebben wel eens wonderlijke voorstellingen over het geloof. Dat zou iets zijn waardoor je met een stalen gezicht alle omstandigheden doorkomt omdat niets je meer deert. En als we zo'n geloof niet hebben, menen we dat het niets met ons is. Deze man belijdt: Mijn hart heeft op de HEERE vertrouwd en als we dan nagaan hoe dat er uitzag in zijn leven horen we: Hoor de stem van mijn smekingen als ik tot U roep. Zo heeft deze man geloofd. Ja zo heeft Christus geloofd aan het kruis. Zo mogen wij geloven, ons houdend aan niets anders dan aan Gods Woord alleen.

Zo vinden wij ook de vreugde en Lofzang. Mijn hart springt op van vreugde en ik zal Hem met mijn gezang loven. Vragenderwijs geloven is vreugde vinden. Eeuwige vreugde, eeuwige verheuging over de daden Gods. Vragenderwijs geloven, dan houden we Gods verrassingen over. Gods uitkomsten zelfs tegen de dood.

Er lijkt plezier in de wereld genoeg. Maar het gaat voorbij. Van hen die de HEERE verwachten in alle dingen mag gelden: Droefheid en treuring zullen wegvlieden. En onze mond gaat open om de HEERE te belijden, te loven.

We hebben het wel eens over de belijdenis. En daar staan we op. Maar wat dor en droog vaak. In het O.T. is belijden en loven één. In de belijdenis maken we de HEERE groot. Verhogen wij Zijn Naam. Zingen wij zijn grote daden. In de belijdenis zingt de kerk van alle tijden en plaatsen. En wij zingen mee. Ik zal Hem met mijn gezang loven. We mogen woorden vinden, ja een nieuw lied tot eer van God, Wiens Naam te prijzen is tot in eeuwigheid.

Geloofd zij God, Wiens open oren Mijn smeekstem gunstig wilden horen. Hij is mijn sterkt' en schild in 't strijden; 'k Vertrouwd' op Hem, Hij hielp m' uit lijden; Dies springt mijn hart van juichensstof En zingt des Allerhoogsten lof.

E.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Gods lof bezongen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1984

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's