Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ontmoeting

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De ontmoeting

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Hij moest door Samaria gaan Hij kwam dan in een stad van Samaria, genaamd Sichar, nabij het stuk land, dat jacoh aan zijn zoon Jozef gaf. En aldaar was de fontein van Jacoh. Jezus dan, vermoeid zijnde van de reis, zat alzo neder naast de fontein. Het ïpas omtrent de zesde ure. Er kwam een vromi? uit Samaria om water 'te putten. Jezus zei tot haar: eef Mij te drinken. Joh. 4 : 4—7

Het is een bijzondere ontmoeting, daar bij de Jacobsbron. Allereerst een ontmoeting tussen een man en een vrouw. Wanneer in het oosten een man onder vier ogen met een vrouw spreekt, is dat verdacht. Wanneer straks de discipelen terugkomen, dan zijn ze verwonderd. De Meester in gesprek met een vrouw!

Vervolgens een ontmoeting tussen een Jood en een Samaritaanse. Twee bevolkingsgroepen die van elkaar vervreemd zijn en tussen wie geen contact mogelijk is. Dat zegt de evangelist terloops: de Joden houden geen gemeenschap met de Samaritanen.

Tenslotte een ontmoeting tussen de Heilige Die geen zonde gekend of gedaan heeft, en iemand die midden in de zonde leeft. In Zijn hart is nooit één zondige gedachte opgekomen. En zij vindt in de zonde haar leven.

Die twee ontmoeten elkaar, die krijgen een gesprek.

1) De Zoon Die gehoorzaam is

De Heere Jezus is op weg van Judea naar Galilea. Het heeft z'n reden dat Hij die tocht onderneemt. Hij krijgt steeds meer discipelen achter Zich, terwijl Johannes zijn aanhang voortdurend ziet slinken. Dat is ook de bedoeling. Johannes heeft het zelf gezegd: Hij moet wassen, ik minder worden.

Maar de Farizeeërs maken daar misbruik van. Die gaan Jezus en Johannes met elkaar vergelijken. Zo ontstaat een concurrentieverhouding. En daar is de Heere Jezus niet voor gekomen. Daarom wijkt Hij uit naar Gahlea.

En dan zegt de evangelist — het lijkt zomaar een tussen-opmerking: en Hij moest door Samaria gaan. Dat is ook juist: de weg van Judea naar Galilea loopt door Samaria. Het is de kortste weg. En die weg néémt Jezus blijkbaar ook.

Dat zou geen enkele Jood in die tijd doen. Die zou een lange omweg maken door het overjordaanse. Want geen Jood die zichzelf respecteerde ging door het gebied van de Samaritanen.

Wat zijn het dan voor mensen, Samaritanen.^ Het zijn geen echte Joden. Ze zijn half-jood, half-heiden. Een mengelmoesje van Joden en heidense kolonisten. Een gemengde bevolking met een gemengde godsdienst. Want ze dienen de Heere èn de afgoden. Ze hebben een bijbel, maar die bevat alleen de vijf boeken van Mozes. En ze hebben een tempel, maar die staat op de berg Gerizim. En ze zijn erg gehecht aan de traditie. Zoals de vaderen het deden, zo is het goed. En vroeger was het allemaal veel beter dan tegenwoordig.

Zijn we niet uit de verte familie van deze Samaritanen.? Ons eigen bijbeltje, ons eigen kerkje, de opvattingen van vader en moeder... Leeft dat ook niet onder óns.? En willen .we dat allemaal niet, de Heere een beetje dienen en de afgoden ook een beetje.?

Joden en Samaritanen zijn uit elkaar gegroeid. En het moet de Joden mateloos geergerd hebben dat de Heere Jezus nog weieens een goed woord over had voor een Samaritaan. De man die de gewonde langs de weg van Jeruzalem naar Jericho hielp, was een Samaritaan. En de ene melaatse die terugkwam om Hem te danken was ook een Samaritaan.

En nu lezen we weer: Hij moest door Samaria gaan! HIJ! De Joden gingen er tot geen prijs doorheen, maar HIJ wel. Hij heeft Zijn discipelen verboden door Samaria te gaan. Maar wat Hij Zijn discipelen niet toestaat, dat mag HIJ wel.

Hij mag niet alleen. Hij moét. Het woord geeft een dwingende noodzaak aan. Het kon niet anders. Hij is gekomen om Gods weg te gaan, om Gods werk te doen. Op deze dag en op deze plaats moet Hij de Samaritaanse vrouw ontmoeten. En die vrouw op haar beurt zal weer het middel zijn om vele van haar stadgenoten tot Hem te brengen.

Het moet. Maar Hij maakt deze tocht niet onder dwang. Nee, Hij zal het straks Zelf zeggen: Mijn spijs is dat Ik doe de wil van Hem Die Mij gezonden heeft. Het ligt in de raad van God besloten dat Hij in het land van de Samaritanen Zijn heerlijkheid zal openbaren. Ook van de tocht door Samaria geldt: alzo is geweest het welbehagen voor U...

Dat weet Jezus, maar die vrouw weet het nog niet. Zij leeft nog haar eigen leven en zij is zich niet bewust dat dat leven vandaag nog radicaal zal veranderen. Zij weet niet dat zij vandaag zichzelf zal leren kennen als. zondares, maar ook niet dat zij Hem zal leren kennen Die de Zaligmaker van zondaren is.

Daarmee worden al onze schijnvrome redeneringen bij de wortel afgesneden. Want iemand zou kunnen denken: zie je wel, de Heere Jezus moet op die dag in Sichar zijn en deze vrouw moet op dat moment bij die put zijn. Dat lag in Gods raad besloten. Dus als ik zalig moet worden, dan zal dat gebeuren, dan kan ik dat niet ontlopen.

Goddeloze zondaars! — heeft iemand gezegd — wilt ge dan beginnen daar waar ge moet eindigen.?

Op het eerste gezicht is het maar een toevallige ontmoeting. Pas achteraf zien we het, en ook de vrouw zal het pas achteraf hebben ontdekt: Hij moest door Samaria gaan... voor mij.

Bent u daar ook weieens verwonderd over geweest.? Hebt u weieens gezegd: heilig zijn, O God, Uw wegen.? Ze zeiden vroeger wel: Hij brengt de mens bij het middel, óf Hij brengt het middel bij de mens.

Het is niet toevallig dat u op een goede dag in de kerk zit. Niet toevallig dat u op een bepaald moment het Woord opslaat. Misschien geldt het dan precies voor u: Hij moest door Samaria gaan. Ziet, nu is het de welaangename tijd, ziet, nu is het de dag der zaligheid.

2) De Mens Die vennoeid is

Hij kwam dan in een stad van Samaria, genaamd Sichar. Dat is het tegenwoordige Askar, aan de voet van de berg Ebal. We staan hier op historische grond. Bij het stuk land dat Jacob aan Jozef gaf. In deze omgeving is ook het gebeente van Jozef begraven. Hier had Jozua indertijd de stammen van Israël bijeengeroepen om vanaf de bergen Ebal en Gerizim de Wet te laten voorlezen. Daar had Hij ook het woord gespro-

ken: ik en mijn huis, wij zullen de Heere dienen.

En — zegt Johannes — daar was de fontein van Jacob. De Jacobsbron die er nog altijd is. De put — zo weet ook de Samaritaanse vrouw — die door vader Jacob zelf gegraven is, en gebruikt.

Waarom deelt de evangelist dat allemaal zo nauwkeurig mee? Om zijn kennis van de omgeving te spuien? Nee, tot onze lering. Het volk dat hier woont is immers zo gebonden aan de traditie? Wel, daar zit HIJ, naast de Jacobsbron, Die Zelf de Fontein van levend water is. Die de dorstige geeft uit de Fontein van het water des levens om niet. Maar de vrouw die daar aankomt heeft veel meer aandacht voor de put dan voor Hem Die het water des levens zelf is!

We zijn gewaarschuwd. We kunnen zweren bij de vaderen en tegelijk voorbijgaan aan Hem Die gezegd heeft: wie in Mij gelooft, stromen van levend water zullen uit z'n binnenste vloeien.

Let u daarom eerst eens op Hem! Jezus, vermoeid van de reis, zat alzo naast de fontein. Daar zit Hij, helemaal alleen. Hij heeft met Zijn discipelen vele uren gelopen. Maar de discipelen zijn blijkbaar nog niet zo vermoeid. Ze kunnen nog naar de stad lopen om voedsel in te slaan. Hij kan niet meer, Hij is te moe.

Ongerieflijk zit Hij daar, op de stenen muur. Hij heeft nieteens een stoel om even uit te rusten. Hij heeft later zelfs geklaagd dat Hij geen steen had om Zijn hoofd op neer te leggen.

Hoe komt Jezus zo vermoeid? Hij is dag en nacht bezig geweest in de dingen van Zijn Vader. Hij heeft zieken genezen, dwalenden terecht gebracht, treurenden vertroost. Maar hoe weinig werd Zijn liefde beantwoord met wederliefde... Nu voelt Hij plotseling hoe moe Hij is, hoe Zijn krachten het bijna begeven. Een vermoeide Jezus... Is Hij dan niet de waarachtige God en het eeuwige leven? Staat er niet van Hem dat de Schepper van de einden der aarde noch moede noch mat wordt? En nu zit Hij daar, vermoeid van de reis.

't Is Israëls God Die krachten geeft... Maar in Hem is geen kracht meer. Wat blijkt in alles dat Hij waarachtig Mens is, ons in alles gelijk. Dat Hij een ware menselijke natuur heeft, met al haar zwakheden.

Maar het is ónze schuld dat Hij zo moe is. Want de lange weg die Hij gaat en het zware werk dat Hij doet is om uw en mijn zaligheid. Wat is dat vermoeiend voor Hem... Gekomen tot het Zijne en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Hij s, preekt Zijn Woord en dat Woord ketst maar. af op de hardheid van ons hart. Moet Hij misschien ook tegen u zeggen: gij hebt Mij arbeid gemaakt met uw zonden en moeite met uw ongerechtigheden?

En toch — wat is Hij zó dierbaar! Hij Die alle dingen draagt door het Woord van Zijn kracht, Hij is moe. Zo alleen kan Hij onze Hogepriester zijn Die medelijden kan hebben met onze zwakheden. Die in alle dingen, zoals wij, is verzocht geweest.

Vermoeiden en belasten, zie op Hem, Die daar vermoeid bij de Jacobsbron zit. U gaat misschien gebukt onder de zorg om het gezin, onder de last van verdriet en pijn en ouderdom. Maar vooral: u kunt de last van de zonde niet meer dragen. Daar zit onze Middelaar Die die zware last heeft gedragen naar Golgotha. Hij is nu al vermoeid, al heeft Hij het doel nog lang niet bereikt. Hij is nog onderweg, maar Hij zegt nu al: komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven.

Hier, bij de vermoeide Jezus, wordt de rust geschonken. Onrustig is ons hart, totdat het rust vindt in u, dierbare, vermoeide Zaligmaker!

3) De Herder Die op zoek is

Daar komt een vrouw uit Sichar. Véél weten we niet van haar. Straks zal de Heere Jezus zeggen dat zij vijf mannen heeft gehad. Zijn al die mannen gestorven of is zij van hen gescheiden? In ieder geval is zij op dit moment niet getrouwd, zij woont samen... Zij heeft nog wel wat schaamtegevoel. Zij komt op het middaguur water putten. Als de zon het hoogste punt heeft bereikt en als het snikheet is. Niemand denkt eraan buiten te komen als het niet strikt nodig is. Geen vrouw gaat op dit uur met een zware kruik op het hoofd lopen. Maar zij doet dat wèl. Er is nu niemand onderweg. Zij loopt nu geen gevaar iemand te ontmoeten. Er kunnen nu geen steelse blikken op haar worden geworpen, geen fluisterende woorden over haar worden gesproken. Ongezien kan zij water halen.

Dat had zij gedacht! Want bij de Jacobsbron zit een Vreemdeling, een Jood nog wel. En hoewel zij helemaal niet toeschietelijk is, opent Hij een gesprek. Waarom doet de Heere Jezus dat? Hij had die vrouw toch kunnen negéren? Een vrouw, en dan zó'n vrouw... Moet Hij, dé Heilige, met haar spreken?

Staat deze vrouw dan misschien al watopen voor het Evangelie? Heeft zij misschien geen vrede met haar zondige leven? Dat is vrome fantasie van mensen die denken dat de Heere Jezus gekomen is voor nette mensen, voor fatsoenlijke mensen. Maar Hij is immers gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was? Dat kan de grootste zondaar, de grootste zondares moed geven. Als de Heere in gesprek wil komen met deze vrouw, waarom dan niet met u? Deze vrouw kent Hem niet, heeft zelfs nog nooit van Hem gehoord, heeft ook geen enkele behoefte aan een ontmoeting — en toch is zij niet te min voor Hem.

Hoe begint de Heere Jezus nu met deze vrouw? Zal Hij haar eerst ontdekken aan haar zondige leven? Zal Hij haar zeggen dat zij in overspel leeft en dat zij daarmee zondigt tegen Gods heilige Wet? Nee, Hij begint totaal anders. Hij gaat deze vrouw lokken, trekken. Hij vraagt heel gewoon om een beetje drinken. Een normale vraag. Ieder kan zien dat Hij vermoeid is, dat Hij dorst heeft. Wat ligt er nu meer voor de hand dan dat Hij vraagt om een koele dronk?

Die vraag moeten we dan ook maar serieus nemen. Het is niet alleen maar aanleiding om tot een gesprek te komen, om het ijs te breken. Hij heeft gewoon dorst en vraagt om water.

Wat komt Hij zo dicht bij ons. Iminanuël, God met ons. In al onze benauwdheid was Hij benauwd. Wij zijn immers ook zo dorstig door de zonde? Nu komt Hij naast ons staan, ons lot delen. Zijn stem is ook dierbaar als Hij met één woord van Zijn almacht de wind en de golven bedwingt. Als Hij Lazarus terugroept uit het graf. Als Hij de bende in Gethsémané ter aarde velt. Maar die stem is ons niet minder dierbaar als Hij met een schorre, droge keel aan een vreemde, zondige vrouw vraagt om een slok water. Daarin ligt een wereld van liefde. Zó diep heeft Hij Zich gebogen. Terwijl de fonteinen van de grote afgrond tot Zijn beschikking staan vraagt Hij aan een zondig mens: geeft u me alstublieft een beetje drinken.

Natuurlijk had Hij Zichzelf kunnen helpen. Als Mozes water tevoorschijn deed komen uit een rots, zou Hij het dan niet kunnen? Als de Heere de raven gebood Elia brood en vlees te brengen, zou Hij dan Zijn eigen Kind niet van water kunnen voorzien? Maar het gebeurt niet. Hij zegt tegen deze vrouw: geef me een beetje drinken. Hij Die niet gekomen is om gediend te worden maar om te dienen. Hij vraagt water van een Samaritaanse.

Zó begint de Heere. Eenvoudiger kan het niet. U had het anders verwacht. Toen de Heere in uw leven kwam had u er eerst geen erg in. U wist niet wat het was. Het leek wel een toevalligheid. U hoorde iets, u las iets, iemand zei iets tegen u. U zag er Gods hand niet in, u hoorde er Gods stem niet in. Pas achteraf moest u zeggen: Flij was allang bezig voor ik het wist.

Zoek het niet in grote dingen, in opzienbarende dingen. De Heere Jezus moet door Samaria gaan. Hij moest daar doodmoe neerzitten. En die vrouw moest er op dat moment ook zijn. En toen begon het gesprek. Niet meteen over zonde en schuld. Maar met een heel gewoon verzoek, om een slok water. De Fleere heeft allerlei middelen bij de hand om ons te trekken. Bij de één doet Hij het zus en bij de ander zo. Maar altijd zo dat we verwonderd zeggen: heilig zijn, o God, Uw wegen!

We leren niet alles op één dag, al heeft deze vrouw wèl veel op één dag geleerd. Want zij is gekomen om water te putten, maar zij heeft behoefte gekregen aan levend water, en zij heeft Hem leren kennen Die de Bron des levens is. En dat is Zijn bedoeling met allen die Hij roept, met allen Die Hij trekt. Dat ze zullen zeggen: bij mij is de dood, maar bij U, Heere, is de Levensbron.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 januari 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De ontmoeting

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 januari 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's