Het wonder van de genezing
Hij antwoordde en zeide: De Mens, genaamd Jezus maakte slijk en bestreek mijn ogen en zei tot mij: Ga heen naar het badwater Siloam, en was u. En ik ging heen, en wies mij, en ik werd ziende. Joh. 9 ; 11
En voorbijgaande zag Hij een mens, blind van de geboorte af. Voorbijgaande. Alsof de Heere Jezus op Zijn gemak aan het wandelen is! En dan te bedenken wat zich zojuist heeft afgespeeld... Het twistgesprek met de Farizeeërs is zo hoog gelopen dat de vijanden zich niet konden beheersen. Ze hadden de stenen al in hun handen. De Heere Jezus is er maar ternauwernood aan ontkomen.
Hij zal nu toch eerst wel even op adem willen komen? Die blinde bedelaar zit daar al jaar en dag, die hoeft toch niet op stel en sprong geholpen te worden? Maar Jezus ziet hem, Jezus heeft aandacht voor hem.
Daar begint het mee, dat de Heere ons ziet. Dat Hij ons ziet liggen in onze nood, in onze ellende, in onze verlorenheid, in onze machteloosheid. We lezen van de Israëlieten in Egypte: God zag de kinderen Israëls aan en God kende hen. De Heere Jezus ook — als Hij schijnbaar toevallig voorbij deze man loopt, dan werpt Hij een blik op hem. Dat wéét die man niet. Dat kan hij niet zien, dat de Heere naar Hem kijkt.
Dat wist u ook niet in het begin, dat Zijn oog op u gericht was. Later hebt u het misschien weieens gezongen: Gij hebt mij aangezien en hulpe willen biên, in mijn verdrukking en mijn lijden. Eer Zijn hand u vastgreep had Zijn oog u al gezien. Toen Ik bij u voorbijging, zag Ik u. Geen oog had medelijden met u...
Niemand heeft ook medelijden met deze man. Hij zit daar al jarenlang op het tempelplein. 's Morgens wordt hij gebracht en 's avonds gehaald. En in die tussentijd heeft hij niets anders te doen dan zijn hand open te houden en te luisteren naar de gesprekken van de voorbijgangers.
Zo behoort deze man helemaal tot het vertrouwde straatbeeld. Alle mensen kennen hem. En niemand heeft verwacht dat er nogeens verandering zou komen in zijn toestand. En hijzelf heeft dat zéker niet verwacht. Hij is nu eenmaal blindgeboren en daar is weinig aan te veranderen. Hij heeft zich in zijn lot geschikt. Wie twee goede ogen heeft kan zich niet voorstellen wat het is blind te zijn. En dan van de geboorte af! Nooit het zonlicht te hebben gezien. Nooit onderscheid van kleuren te hebben gekend! Een mens die kan zien weet ook niet wat er omgaat in het hart, in de gedachten van een blinde. Maar omgekeerd ook: een blinde kan zich niet indenken wat het is, twee goede ogen te hebben en alles te kunnen zien.
Blindheid is in de Bijbel altijd het beeld van onze vervreemding van God. Eens hebben we kunnen zien. In het paradijs kenden we de Heere en onszelf. We zagen de weg die we moesten gaan. Maar we hebben de volstrekte duisternis over ons leven gehaald. Door onze afval van God zijn we stekeblind geworden. We kennen de Heere niet meer, we kennen onszelf niet meer. We zien de weg niet, we zien ook de gevaren van de weg niet. In onze blindheid kunnen we elk ogenblik struikelen over een steen of vallen in een diepe afgrond. En we zijn zeker blind voor de Enige Die ons van onze blindheid kan genezen. De hemelse Oogarts, Die zegt: Ik raad u dat ge van Mij koopt ogenzalf, opdat ge zien moogt.
Ongelukkig, blind te zijn! En nog ongelukkiger wanneer we niet weten dat we blind zijn. Dat zegt de Heere Jezus tegen de gemeente van Laodicea: Gij weet niet dat gij zijt... blind. Bovendien hebben vele mensen zich in hun lot geschikt, net als deze blindgeborene: ik ben nu eenmaal zo, daar is niets aan te veranderen.
Wat een geluk dat de Heere weet hoe blind we zijn en hoe erg die blindheid is! Anders was er inderdaad niets aan te doen. Maar Jezus ziet de blinde! De discipelen zien hem ook. Ze stellen meteen de schuldvraag: Rabbi, wie heeft er gezondigd, deze of zijn ouders? Ze zeggen niet: wat erg, blind zijn en dan dag-in, dag-uit je hand moeten ophouden. Ze zeggen ook niet: wat een wonder dat wij daar niet zitten. Ze leggen meteen verband tussen ziekte en zonde. Helemaal in de geest van de joodse vergeldingsleer. Aan het lot van een mens is zijn vroomheid of zijn zonde af te lezen. God heeft een welgevallen in de vromen, daarom worden ze gezegend. En ziekte, ongeluk, tegenslag, zijn bewijzen dat een grote zonde Gods toorn heeft opgeroepen.
Is deze gedachte ons helemaal vreemd? Moet je eens kijken, zo'n ernstige ziekte, zo'n zwaar verlies... Nee, we mogen niet oordelen, maar zou daar nu niets achter zitten? En wie dat zegt of denkt, koestert stiekem de gedachte: mij gaat het aardig goed, dus ik heb het er zeker nogal goed afgebracht?
Er klopt natuurlijk niets van die gedachtengang. Want in vele gevallen gaat het de goddelozen voor de wind. En omgekeerd krijgen de rechtvaardigen tegenslag na tegenslag. Veel wederwaardigheên, veel rampen zijn des vromen lot. Er is wel verband tussen zonde en ziekte. Waren er geen zonden, dan waren er geen wonden. Maar een persoonlijke tegenslag hoeft nog niet het gevolg te zijn van een persoonlijke zonde. Daarom zegt de Heere Jezus: noch deze heeft gezondigd, noch zijn ouders. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat deze mensen niet gezondigd hebben. Maar de blindheid van deze man is geen rechtstreeks gevolg van zijn zonde of van de zonde van zijn ouders.
En dan buigt de Heere Jezus de vraag om. Van het waarom naar het waartoe. Maar dit is geschied opdat de werken Gods in hem geopenbaard zouden worden. Het gaat er niet om wat de oorzaak is van deze blindheid. Het is de vraag wat de Heere met deze blindheid gaat doen. Zou het ook voor ons niet beter zijn, inplaats van te vragen waaraan we het verdiend hebben, te vragen of de Heere er soms iets mee vóór heeft?
Ik moet werken, zegt Hij, de werken van Hem Die Mij gezonden heeft. Daar is Hij Zich altijd van bewust, dat Hij gekomen is om de weg van de Vader te gaan, om het werk van de Vader te doen.
Wat is het werk van God? Licht maken! Dat was Zijn eerste werk. God zeide: er zij licht, en er was licht. Dat doet de Zoon ook. Straks zal Hij zeggen: zolang Ik in de wereld ben, ben Ik het Licht der wereld.
Ik moet werken de werken van Hem Die Mij gezonden heeft... Welke werken zijn dat? Dat heeft Hij Zelf gezegd: de Heere heeft Mij gezonden om de ogen der blinden te openen. En met dat werk heeft Hij haast, want Zijn tijd is maar kort. Ik moet werken
zolang het dag is, want de nacht komt waarin niemand werken kan. Drie jaar heeft Hij op aarde maar tijd gehad om Gods werk te doen. Toen daalde de nacht over Zijn leven.
De Heere opent de ogen der blinden. Datzal deze blinde man ondervinden. Maar heeft hij daarom gevraagd? We lezen van blinden die riepen: ontferm u over ons. De blinde Bartimeus vroeg: Heere, dat ik ziende mag worden. Maar deze blinde heeft nergens om gevraagd, nergens op gerekend. Ongevraagd en ongedacht zullen de werken Gods aan hem geopenbaard worden.
Wie durft nu nog zeggen: ja maar, als de Heere Zich met mij wil bemoeien, dan zal ik eerst anders moeten worden. Dan zal ik eerst kennis van mijn zonde en ellende moeten hebben. Dan zal ik eerst verbroken van hart en verslagen van geest moeten zijn. En — afgezien van de vraag waar we dat vandaan zouden moeten halen — als we dan zo waren, en als we dat hadden, zouden we dan een beetje waardiger, een beetje geschikter zijn voor Gods genade?
Bij deze blinde man is niets, helemaal niets. Hij kent de Heere Jezus niet. Hij verwacht niets van Hem. Hij heeft ook niets aan Hem gevraagd. De Heere Jezus vindt hem zoals hij is. Blind, hulpeloos, machteloos. En alles wat aan deze man gebeuren moet, dat doet Hij Zelf. Daar heeft Hij niemand bij nodig.
Vreemd, wat gaat de Heere Jezus nu doen? Hij bukt Zich diep, spuwt op de grond, maakt van dat speeksel en van de aarde wat slijk. Hij treedt op de man toe, de man merkt de aanraking van Zijn handen, hij merkt ook dat er iets op zijn ogen wordt gesmeerd. En dan hoort hij die vreemde Rabbi tegen hem zeggen: ga heen, was u in het badwater Siloam. Hoewel de man blind is heeft hij het heel nauwkeurig in zich opgenomen, want straks vertelt hij het heel precies na.
Waarom gebruikt de Heere Jezus speeksel, slijk, om de ogen van deze man te openen? Had dat niet anders gekund? Effatha — wordt geopend, zei Hij tegen een doofstomme. Ik wil, word gereinigd, sprak Hij tegen een melaatse. Dochtertje, sta op. Lazarus, kom uit. Hij hoeft toch maar één woord te spreken? Het is al gehoorzaam op Zijn wenken. Waarom gebruikt Hij dan nu speeksel om er slijk van te maken?
Allerlei verklaringen zijn daarvoor gegeven. Laten we maar zeggen: het is een gering, bijna een minderwaardig middel. En toch gebruikt de Heere het. Dat wil zeggen dat wij geen enkel middel gering mogen achten, wanneer HIJ Zich ervan wil bedienen. Zevenmaal rond Jericho gaan, wat was dat nu voor een opdracht? Maar het was het middel, w r aardoor de muren vielen. Zich zevenmaal wassen in de Jordaan, wat een opdracht voor Naaman, de Syriër! Maar het was het middel om genezen te worden van zijn melaatsheid.
De Heere heeft ons een middel gegeven om onze blinde ogen te openen. Zijn Woord. Geen magisch boek. Geen tovermiddel. Op het eerste gezicht een boek als alle andere boeken. Maar Hij zegt: Zoekt in het Boek des Heeren en leest. Hoort het Woord en uw ziel zal leven. Het behaagt Hem immers door de dwaasheid der prediking zalig te maken hen die geloven? Zou me dat baten als ik iedere dag in de bijbel lees? Zou ik daar verder mee komen als ik iedere zondag naar de kerk ga? We kunnen evengoed vragen: zijn dat nu middelen om iemand het jicht in zijn ogen te geven, speeksel en slijk? Maar de Heere heeft het zo gewild. Moeten we dan wijzer zijn dat HIJ?
Nu hebben we van de blinde nog niets gehoord. Hij heeft nog geen woord gezegd. Geen woord van verwachting van de Heiland heeft hij gesproken. Geen woord van geloof is er over zijn lippen gekomen. Zal hij doen wat de Heere zegt? Het zou toch voor de hand liggen dat hij zei: Heere, hoe kunt U dat van me vragen? Ik ben blind, ik weet de weg door de stad niet. Hoe moet ik bij het badwater Siloam komen?
Die verontschuldigingen kennen we wel. U zegt dat ik me bekeren moet maar ik kan me immers niet bekeren? U zegt dat ik geloven moet, maar het geloof is toch een gave van God? Dat zijn de excuses van het ongeloof. We demonstreren ermee hoe onwillig we zijn en welke grote vijanden we zijn van onze eigen zaligheid.
Het is overigens niet weinig wat de Heere Jezus van deze man vraagt! Naar Siloam gaan, dat lijkt toch zinloos? W 7 ie garandeert hem dat hij ziende zal worden? Bovendien is het sabbat. En de Farizeeërs hebben een bepaling gemaakt die luidt: het is op de sabbat niet geoorloofd zich te wassen, zelfs niet zijn ogen te wassen in de vijver van Siloam... Dat zal deze blinde heus wel weten. En hij beseft ook heel goed, als hij het toch doet, dat het hem weieens duur te staan zou kunnen komen. Hij zal de mannen van het recht en van de wet tegen zich krijgen. Daarmee zet hij alles op het spel.
Herkent u dat? Ik zou de Heere moeten dienen, maar wat zal die en die er wel van zeggen? Ik zou voor Zijn Naam moeten uitkomen, maar zal ik die en die niet tegen me krijgen? En als ik doe wat de Heere zegt en Zijn Woord voor waarachtig houd, dan zeggen de mensen: het gaat tegenwoordig maar gemakkelijk. Ze nemen maar een loopje met de w r et.
Moeilijk voor deze man, om de gang naar Siloam te maken! En toch gaat hij. Hoe hij er komt weten we niet. Maar hij gaat. En het is toch ook weer gemakkelijk. Want hij gaat niet in eigen kracht. Hij gaat in de kracht van het Woord dat de Heere gesproken heeft.
Gaat heen, heeft die onbekende Rabbi gezegd, was u. En hij gaat, hij wast zich. Eenvoudiger kan het niet. Wanneer het Woord kracht doet, dan is het onmogelijk om het niet te geloven. Dan kunnen alle Farizeeërs en Schriftgeleerden in de weg gaan staan, maar ze zullen me niet tegenhouden.
Het badwater Siloam. Een vijver in Jeruzalem die ook al genoemd is door de profeet Jesaja. Daar dit volk veracht de wateren van Siloam, die zachtjes gaan... Dat water staat dus in Jeruzalem niet zo gunstig bekend. Het stroomt niet snel genoeg. Het is water dat zachtjes loopt...
Maar de Heere Jezus stuurt deze man uitgerekend naar die vijver. En dan zegt de evangelist zomaar tussen de regels door: Siloam — dat betekent: uitgezonden. Het volk verwacht niets van 't water van Siloam, 't stroomt niet hard genoeg. Maar deze man mag er alles van verwachten, want de Heere stuurt hem erheen. Het volk verwacht niets van Hem Die de Gezondene van de Vader is. Maar deze man heeft er een vermoeden van: Hij is gezonden om blinde ogen te openen.
In die verwachting wordt hij niet beschaamd. Dat kan ook niet. Want allen die Hem verwachten zullen niet beschaamd worden. De blinde wordt genezen. Hij heeft licht in zijn ogen gekregen. Maar er zal nog een ander licht in zijn leven opgaan. Hij zal Hem leren kennen Die het Licht der wereld is.
Deze man heeft, nooit van de Heere Jezus gehoord. Wellicht heeft hij Hem vandaag voor het eerst ontmoet. Maar het Woord dat Hij sprak deed zoveel kracht dat hij onmiddellijk deed wat hem gezegd werd. Hoewel hij niet wist wat ervan terecht zou komen. Hoewel hij wist dat hij alles en iedereen tegen zich zou krijgen.
Heeft dat Woord in ons leven al zoveel kracht gedaan? Wij weten méér van de Heere Jezus dan deze man. Wij weten dat Hij de Gezondene van de Vader is, dat Hij de ogen der blinden opent. Hebben we verwachting van Hem, vertrouwen in Hem? Deze man heeft niets gevraagd, maar u mag het vragen: Heere, dat ik ziende mag worden. Dan zult u ongelooflijke dingen zien. U zult uzelf zien in uw verlorenheid en in uw machteloosheid. U zult Hem zien in Zijn macht en in Zijn liefde om zondaren zalig te maken. Uw 7 ogen zullen de Koning zien in Zijn schoonheid, ze zullen een vérgelegen land zien.
Heere, w'at een wonder, dat U mijn ogen geopend hebt. Had U me laten lopen, ik zou in mijn blindheid omgekomen zijn. Maar in Uw licht zien wij het licht.
De ménsen zijn zo vaak verblind in hun ondeugden, dat ze niet begrijpen omtrent zichzelf wat ieder a< ndetr met open ogen zie
Calvijn
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's