Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In den beginne

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In den beginne

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(44) Genesis 5 (vervolg)

Het geslachtsregister van Jezus gaat bij Lukas terug tot op de namen van Genesis 5, terug tot op Adam. In het verloren mensengeslacht daalt de naam neer, de ene: ezus, de Zoon van God, Beeld van de Vader, geboren uit de maagd Maria. En Hij stierf, goed dertig jaren oud zijnde... En Hij stond weer op uit de doden! En dat nu is het licht over deze rij van namen, het werkelijke en hemelse licht. Zo zien wij de zegen van God, doorgegeven van kind tot kind, om wille van Jezus, de Zoon van Adam, de Zoon van God. En Deze zal de kinderen van de nooddruftige verlossen (Psalm 72 : 4). De geboorte van Jezus betekent de ware doorbraak in het ritme van de namen van het zondige mensengeslacht. En Hij stierf — en Hij stond op ten derde dage. Een waarachtige doorbraak. Een werkelijk nieuw begin.

Tot onze verwondering ontdekken we dat Genesis 5 dit nieuwe begin van God, deze beslissende wending wèg van de uitzichtsloosheid van 's mensen ellende en op weg naar Gods nieuwe schepping, reeds in zich draagt. Wat is namelijk het geval? Genesis 4 eindigde met het geslachtsregister van Kaïn, en met Lamech, de zevende, hield het op: het kwaad kon zich niet méér ontplooien, en we zagen aan het slot van datzelfde hoofdstuk, hoe God opnieuw met Adam begint, en hoe dan Seth wordt geboren. Maar wat blijkt nu? De namen van Kaïns nageslacht klinken toch door in het nageslacht van Seth. Vergelijken we slechts: de naam van Kaïn keert terug in de naam Kenan, Mechujaël klinkt als Mahalaleël, Hirad als Jered, Henoch als opnieuw: Henoch, Methusaël als Methusalah, en Lamech als opnieuw: Lamech. De klank van de namen is opmerkelijk gelijk, maar zij klinken nu als opgenomen in een nieuwe keten, als een register, waarin straks de naam van de tweede Adam zal worden ingeschreven als de naam van de Doorbreker: Hij, Die het ruim maakt... Jozef, die niet de vader is, die Hem verwekte, zal wel op hoog bevel van de hemel de naam geven: Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden...

Zo zien we in terugwaarts vallend licht een waarachtige doorbraak in de keten der geslachten, waaraan ook wij allen vanuit onze geboorte geketend zijn. Hoe diep kunnen we verlangen naar zulke doorbraak, bevrijding, verlossing uit de gevangenis der erfzonde en de bevestiging daarvan in onze dagelijkse openlijke en verborgen zonden. En hij stierf...

En Henoch wandelde met God. Henoch, . de zevende van Adam, is niet gestorven. Zijn naam wil zeggen: e ingewijde. Ingewijd is hij in de geheimenissen Gods. Hij wandelde met God. Niet de enige was hij daarin. We horen ook van Noach: Noach wandelde met God" (Gen. 6:9). Mèt God wandelen... We horen van Abraham, dat hij wandelen zou vóór Gods aangezicht (Gen. 17 : 1). En we vernemen van het wandelen van Israël achter de HEERE (Deut. 13 : 5). Maar mèt God wandelen, samen op wandelen.., . Dat betekent een vertrouwelijke omgang, een tere nabijheid, zoals Amos vraagt: Zullen twee te zamen wandelen, tenzij dat zij bijeengekomen zijn? " (Amos 3:3). Het is zoals in de hof: e stem te horen van de HEERE God, wandelende in de hof, aan de wind des daags (Gen. 3:8). Henoch wandelde met God, drie honderd vijf en zestig jaren, zo vele jaren als er dagen in een jaar zijn... en hij was niet... want God nam hem weg.

Hier is nu op zijn plaats om na te vertellen, wat eens een kind op een zondagsschool vertelde na deze woorden over Henoch gehoord te hebben: , , Henoch wandelde met God en ze spraken met elkaar en ze liepen al maar door. zodat ze de tijd vergaten. Ze hadden elkaar zoveel te vertellen, dat zij niet merkten, hoe ver ze liepen... Plotseling, heel onverwacht, stonden ze voor het huis van God. Henoch wilde terugkeren, maar God zei: nu je zover bent, moet je maar binnen komen..."

Zal het niet zó geweest zijn, zoals een kind hoort en gelooft.? Maar tegelijkertijd weten we — ouder geworden — hoe zulk wandelen met God zich voltrekt temidden van een verdorven wereld. Van Henoch weten we dat ook, met name vanuit twee plaatsen in het Nieuwe Testament, waar zijn naam genoemd wordt. We horen van hem in de brief van Judas: , .En van dezen heeft ook Enoch, de zevende van Adam, geprofeteerd, zeggende: Ziet, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen..." (Judas, vs 14 V.).

Hier ontmoeten we Henoch als profeet, als prediker — gelijk Noach, die óók wandelde met God — wanneer de zondvloed nadert en de oordelen Gods over de aarde zullen gaan. Dan zien we Henoch als een prediker Gods te midden van een verdorven geslacht en zó wandelt hij met God. Kohlbrugge legt daarbij de woorden als volgt uit: Terwijl Henoch daar stond, en temidden van de mensen getuigde en hun dreigingen zag, greep hem in zijn angst de Almachtige zó dat hij met Hem opvoer en door de mensen niet meer gezien werd."

Gelijk Elia ten hemel gevaren, ja, zoals het Kind, dat voor het oog van de grote, rode draak wordt weggerukt tot God en Zijn troon. Waar is Henoch dan.? Hij is hier niet meer. Zijn leven is — om met Paulus te spreken — met Christus verborgen in God. Waar is Henoch.? Calvijn zegt letterlek: „Hij is niet in de hemelse heerlijkheid opgenomen, maar aan de ellende van het aardse leven ontrukt, totdat Christus zou komen, de Eersteling van de opgewekten, ter verheerlijking. Als een lid van de gemeente van Christus moet ook Henoch wachten, totdat zij allen Christus tegemoet zullen gaan, opdat het gehele lichaam met het hoofd verenigd worden...". Calvijn bedoelt: ook Henoch wacht nog op het lichaam der heerlijkheid.

Wat is dan het geheim van Henoch als ingewijde.? Dat zegt ons de tweede plaats in het Nieuwe Testament: Door het geloof is Enoch weggenomen geweest, opdat hij de dood niet zou zien..." (Hebr. 11 : 5). Henoch heeft dus de dood niet gezien. De Schriften getuigen ervan, dat de nabijheid van de dood met de zintuigen is waar te nemen: en ziet de dood, men sinaakt de dood. En zo werd Henoch niet gevonden, evenmin als Elia. Want vóór zijn wegneming heeft hij getuigenis gehad, dat hij Code behaagde. God behagen, God welgevallig zijn, en Gode welgevallig leven: s dat niet wandelen met God.? Zonder geloof immers is het onmogelijk Gode te behagen! Want die tot God komt, moet geloven, dat Hij is, en een Beloner is van hen, die Hem zoeken. Wat is dus wandelen met God of het behagen van God.? Dat is — aldus Kohlbrugge — zich aan God houden, zoals men is, als een mens, als een zondaar, als één, die midden in de dood ligt, die altijd weer in nood terecht komt. Wie zich zo aan God houdt, de levende God, op grond daarvan, dat God het zo wil — die wandelt met God, en die behaagt aan God. Dus het gaat er om zó tot God te komen. Hem te naderen, naar Hem te verlangen in een eenvoud en vanuit een eenheid van hart en mond en daad en leven. Het is: eloven dat God is.

Het is geloven dat God Gód is. Het is: et Hem wandelen, en zó de herhaling van het refrein: en hij stierf" doorbroken te zien: e dood niet te zien en niet door de dood, maar door God te worden weggenomen en het leven verbórgen te weten met Christus in God, niet meer gevonden te worden op aarde, onvindbaar voor de ogen van de grote, rode draak. Het is een wandel met God, die door de dood niet te verbreken is. Wij zijn geen Henoch — hoewel het ook niet zeker is, dat wij sterven zullen, en dat vanwege de wederkomst van Christus — maar al zouden we sterven, er is een wandel met God waar de dood niet werkelijk meer tussen kan komen, waarbij we de dood niet werkelijk zullen zien. En dat is het leven van het geloof in de Zoon van God, onze Heere Jezus Christus, Die opgenomen is in de hemel, en Die alzo komen zal... De dood is een laatste vijand en ook een koning van de verschrikking, en toch: ood, waar is uv/ prikkel.? „Want gij zijt gestorven..." (Col. 3:3): enoch, om zo te zeggen, was gestorven, gestorven reeds was hij, omdat hij in God geloofde. Ieder mens, als kind van Adam, dat tot God bekeerd wordt, is gestorven, maar is ook opgevv'ekt in een nieuw leven, een wandel met God.

En wanneer dan het kind van God het huis van de Vader nadert, ziet het dan de dood, wordt het kind dan door de dood weggenomen, óf is er een doorgang en een ingang tot het eeuwige leven, waarbij de dood zelf niet gezien wordt, maar het leven, dat als de heerlijkheid van Gods aangezicht gezien wordt op het gelaat Van Jezus Christus.? Is onze wandel op aarde aldus een wandel met God....?

Van Adam tot Noach, van de schepping tot de zondvloed. En Noach is de tiende. En wanneer zijn vader hem deze naam geeft — Noach — dan zegt hij: „Deze zal ons troosten over ons werk, en over de smart onzer handen, vanwege het aardrijk, dat de HEERE vervloekt heeft!"

Noach — hij is de trooster in de smart. Waarin is hij dat.? Na de zondvloed is er het bericht, dat Noach een wijngaard plant. En de wijn verheugt het hart van de mens (Psalm 104 : 15). En het Spreukenboek roept op wijn te geven aan hen, die bitter bedroefd van ziel zijn (Spr. 31 : 6). Wat kan op aarde, levende tussen doornen en distels, ons troosten.? Is er niet de wijn gegeven, die het hart verheugt.? En is er niet de wijn gegeven, waarin we de dood mogen zien als de dood des Heeren, om deze — met vreugde — te verkondigen, totdat Hij komt.? Déze zal ons troosten — Noach. En zijn naam wil ook zeggen: ust... Zoals God rustte aan het einde van de zes dagen der schepping, zo ontmoeten we hier aan het einde van Genesis 5 de naam, waarin de rust en de vrede Gods weerspiegeld wordt. En wij — wij staan voor het komende oordeel van Jezus Christus. Wie zal ons troosten.? In de nacht is een licht opgegaan, een heldere m.orgenster, een naam van rust — vrede en verzoening door het vergoten bloed — en er is het smaken en proeven van de bloedrode wijn, die het hart verheugt en troost. Want — de gevloekte aarde zal vernieuwd worden tot een bodem van zegen. Zie, door de namen van Genesis 5 zien we onze God voortgaan naar de eeuvv'ige sabbat, waarop Hij rusten zal van het werk van Zijn handen. En zo — wanneer een kind van Adam als een Henoch wandelt met God, zal een Noach hem troosten. Daarom ontwaren we in het terugvallende licht in deze koorde van namen het loflied: eloofd zij de naam van Jezus Christus in

eeuwigheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

In den beginne

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's