Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dominee Budding

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dominee Budding

10 minuten leestijd

(4)

Buddings verandering

In het jaar 1860 kwam er in de inzichten van Budding een grote verandering. Hij begon zich over verschillende geloofszaken enigszins eigenaardig uit te drukken. Men kreeg de indruk dat de gereformeerde interpretatie ervan het veld moest ruimen voor een geheel daarmee in strijd zijnde. Bezorgd vroeg men zich af: „Is Budding nog wel zuiver in de leer? "

Budding kreeg bezwaar tegen de leer van de Drie-eenheid Gods, tegen de belijdenis, dat het geloof een gave van God is, en tegen het preken uit de Heidelbergse Catechismus.

Dr. Gunning zei er over: „Met alle wapens die hem ten dienste stonden, zelfs met de toch al te goedkope ironie, bestrijdt hij de leer der Triniteit, omdat dit woord in de Bijbel niet genoemd wordt".

Ds. J. H. Landwehr schreef in de chr. encyclopaedie: „Men dichtte hem toe, dat hij de leer der Drie-eenheid loochende; maar in een brief van zijn hand (deze brief is in ons bezit, hij dagtekent van het jaar 1864) belijdt hij volkomen te gelooven in den Vader, en den Zoon en den Heiligen Geest". Ook zei men dat Budding als hij voorging in gebed zich altijd wendde tot de Drie-enige. H. Algra in zijn boek: „Het wonder van de 19e eeuw" zegt ervan: „het is mogelijk, ja, waarschijnlijk, dat Buddings verzet tegen de belijdenis der Drie-eenheid gezien moet wor-

den als een tijdelijke, eigenwillig en dwars verzet van een zonderling hoofd, terwijl het hart bleef kloppen voor de waarheid".

En Gunning verklaarde: „Een Groninger", een „Ariaan" was hij zeer stellig niet, een „moderne" nog minder.

De doorbraak naar die, volgens Budding bevrijdende, verandering kwam op een zondagmorgen. Toen Budding na een nacht van gebed uit een lichte sluimering ontwaakte, kwam hem ineens het woord van Efeze 1 vers 7 te binnen: „In welke wij de verlossing hebben door Zijn bloed". Hij schiet in zijn kleren en loopt als in geestesvervoering bij bakker dejong binnen, treft er de bakkersvrouw aan en roept haar toe: „We zijn verlost, we zijn verlost"! Tegen zijn vriend zegt hij, nu tot het volle licht te zijn gekomen.

„We hebben de verlossing en dat is voor allen, voor allen, voor allen". Van nu af aan veranderde ook zijn prediking. Over zieleworstelingen en bevindingen wordt niet meer gesproken, over de oud-vaders niet meer gerept.

Geheel anders dan tot nu toe zegt hij thans: het geloof is een daad. De verzoening is geschied. We hebben haar alleen maar aan te nemen en als we dat niet doen, is het zonde.

Men heeft deze omslag bij Budding trachten te verklaren. Men wees daarbij op het gegeven, dat in die dagen menigeen de oude leer van de vaderen overnam, zonder aan het leven en de godsvrucht van deze vaderen kennis te hebben. Er was alzo veel dode rechtzinnigheid. En Budding ging het vooral om geestelijke mensen. Hij heeft deze gezocht onder zijn ambtgenoten in de kerk, maar bevond hun leven: „zoo wereldsch, dat zij buiten den preekstoel van niets spraken, dat de zaligheid der ziel aangaat, zij leefden in de wereld als de visch in het water".

Als hij als christenen ontmoette die een innig leven met de Heere kenden, dan waren het lieden met weinig kerkelijk besef, die in de „vrijheid" stonden. Het bracht Budding in verwarring. De vrede was zoek. Ook krasse rechtzinnigheid en steeds intenser onderzoek van zijn binnenste bracht niet de zo vurig begeerde vrede.

Later belijdt hij: „De kerkelijke leer was steeds mijn sjibboleth, vandaar (was er) ook weinig vrucht in het leven. Wel merkwaardige uitreddingen, leiding, uitkomst, die mij goed van God deden denken, vast deden vertrouwen, dat God met mij was, en verzekerd van eene zalige toekomst bij het eind van mijn aardse loopbaan. Maar met dit alles: Christus, de hemel, de zaligheid, de vergeving en verlossing der zonde was slechts voor die mens, die zóó gesteld, zóó geleid was als ik en de anderen van Gods volk, die bevindelijk kennis hadden van het werk der genade aan hun harten. Dat het Evangelie moest verkondigd en gepredikt worden aan alle creaturen las ik wel in de Bijbel, maar Evangelie, een Blijde Boodschap, was er

alleen voor treurigen, bekommerden, zoekenden... zoo meende ik".

Was de verandering bij Budding beperkt gebleven tot een ruimer aanbod in zijn prediking van Gods genade, zonder voorafgaande conditie van geestelijke staat of stand, het zou positief te waarderen zijn geweest. Maar dat hij de leer van de Drieeenheid omver wierp en ze een uitvinding van de vaderen uit de vierde eeuw noemde en ook in zijn beschouwing van het geloof in oppervlakkigheid tekort deed aan het mysterie van de genade, veroorzaakte terecht onder de Afgescheidenen, waarvan velen zich nauw aan Budding verbonden voelden, grote ontsteltenis.

In 3 boekjes heeft Budding uiteengezet wat hij van nu aan geloofde en niet geloofde. Titels:

„Wat ik geloof" (over de Drie-eenheid) „Wat ik geloof" (over het geloof) „Wat zegt de Heilige Schrift? " (over de Heidelbergse Catechismus)

Ds. Helenius deCock, niet te verwarren met Iiendrick deCock de vader van de Afscheiding, van wie hij een zoon was, die docent was aan de Kamper Hogeschool en o.a. dogmatiek doceerde, keerde zich tegen de zienswijze van Budding in een geschrift getiteld: „Het geloof een gave Gods, of wederlegging van het tweede deel van het werk van Budding, getiteld: „W r at ik geloof". Reeds eerder had deze deCock gepubliceerd: „Geloofsgetuigenis tegenover de Geloofsgetuigenis van H. J. Budding". Tegen de veranderde opvattingen van Budding werd in deze geschriftjes op eenvoudige en schriftuurlijke manieren gepolemiseerd.

De reeds meerdere malen genoemde H. J. Gunning H.J.zn. heeft het boekje van de-Cock „Het geloof een gave Gods" geprezen als: „een waardige en schoone uiteenzetting op streng-gereformeerd standpunt van wat deCock en velen met hem gevoelden en dachten na Buddings grote verandering. De uitvoerigheid en de ernst van zulke tegengeschriften bewijst reeds welk een hooge eereplaats Budding tot nog toe bij de vromen in den lande had bekleed, en... van welk een hoogte van menschengunst en menschenlof hij af moest".

Dr. A. Capadose schreef aan Budding, dat hij „zielsbedroefd" was, ja, „geheel verpletterd".

In het blad van de Chr. Afgescheidene kerk „deBazuin" d.d. 19 juli 1867 verscheen een „Rouwbrief" van ds. J. H. Maatjes te Bunschoten. Ze werd door Budding beantwoord met een „Troostbrief".

Op wat Helenius deCock schreef, reageerde Budding niet. Voorts wees hij alle pogingen hem van zijn „heilloze" weg af te brengen van de hand. Hij koesterde de illusie, dat hij niets anders bracht dan de eenvoudige, onvervalste leer van de Heilige Schrift.

Ook na zijn afwijking bleef Budding nog veel volk trekken. Het vertrouwen in hem had wel een ernstige schok gekregen. In zijn gemeente in Goes ontstond veel onrust. Een deel van de gemeente onttrok zich; ook leden van de kerkeraad gingen, soms niet zonder strijd, heen.

Als Budding het heengaan van een trouwe broeder moet meedelen aan zijn gemeente, gaat dat gepaard met het reeds beschreven ceremonieel van de omfloersde kansel en de over de Bijbel uitgespreide preekmantel. Teken van rouw. Dan preekte hij ernstig, vroeg de gemeente voor hem te bidden om bewaard te blijven voor verdere afdwaling om de volgende zondag geheel anders, degenen die het met de nieuwe vorm van preken niet eens waren te verzoeken dan maar heen te gaan. Ging Budding nu voortaan zijn weg zonder zegen te ervaren? Volgens Gunning was dit niet zo. Budding bleef een man van veel gebed en van wonderbare uitreddingen.

Zijn manier van preken was, mede onder invloed van George Müller van Bristol, die met Budding bevriend was, veranderd. Geen geregelde, uitgewerkte preken meer, maar meditaties gaf hij meestal. Meditaties over een bepaalde gedachte, door de lezing van de Bijbel bij hem opgekomen. Hij werkte die gedachte uit in een schets, waarin hij altijd opening liet „opdat God de schets achter zich zou kunnen werpen".

Gunning: „Zijne preeken hadden veel van Bijbellezingen; soms verklaarde hij een heel hoofdstuk, maar soms ook kwam hij in twee uren met één vers niet gereed."

Vanuit Goes ging hij ook hier en daar elders preken. Vooral die plaatsen kwamen daarvoor in aanmerking, waar hij vroeger „zoo menigmalen, zonder het te willen of te weten, den Christen inplaats van den Christus gebracht had". Iemand maakte een dienst van Budding mee en vertelt er over: „Het lokaaltje was overvol, daar het gerucht van zijn verandering hem was vóór gegaan. Er waren zeer vele oude vromen, niet gekomen om geleerd te worden, maar om te hooren tot welk een diepte van ketterij hij vervallen was. Enkelen werden zóó boos, dat zij opstonden en vóór het einde der vergadering met groot gedruisch het zaaltje verlieten. Aan het slot werden deze mannen en vrouwen in het bijzonder in zijn gebed herdacht".

Budding hield iedere zondagmorgen tussen 7 en 8 uur een gebedsstonde. Hij of een eenvoudige broeder vroegen daar de Heere om een zegen voor de prediking in alle drie kerken van Goes. Ook ging het welzijn van de Herv. Kerk in Goes Budding ter harte.

In Goes waren van 1850 tot 1860 drie predikantsplaatsen in de Herv. Kerk bezet door moderne predikanten. Sommige rechtzinnige kerkleden, die de moderne prediking niet verdroegen, gingen de opwekkingspreken van Budding horen. Ais in 1860 één van de moderne voorgangers sterft, deelt Budding dit aan zijn gemeente mee en zegt daarbij: „Gemeente van onze Heiland, nu is onze tijd gekomen om gezamenlijk de troon der genade aan te roepen. Wij moeten nu van de Heere een getrouwe leeraar voor de Hervormde Kerk afbidden, die openlijk het rijke Evangelie voor arme zondaren verkondigt als tegenwicht tegen de moderne prediking." Steeds weer droeg Budding de zaak van de vacature en haar vervulling vurig aan de Heere op. 't Was door zijn bemiddeling, dat bij de Herv. Kerk van Gods beroepen werd ds. Joh. Drost van Rhenen, die bevriend was met Budding. Met ds. Drost deed een gereformeerd leeraar intrede in de Hervormde Kerk van Goes.

Toen deze ds. Drost nog in Rhenen stond, weigerde Budding daar voor te gaan, want zei hij: „zolang er nog zulk een trouwe wachter op Zions muren staat in Rhenen, kan ik er niets komen doen." Op initiatief van Budding werd een tehuis gebouwd voor weduwen en wezen. Veel giften stroomden voor het goede doel binnen zodat in 1867 er reeds ƒ 5000, — bijeen was. Behalve geld offerde men ook gouden en zilveren sieraden, volgens Budding „trofeeën over satan behaald".

Op Hervormingsdag 1867 werd het „Huis Rehoboth" in gebruik genomen. Gevolgd op 11 november 1869 door het „Huis Eben-Haëzer", grenzend aan „Rehoboth" waarin een bewaarschool onderdak kreeg.

Buddings levenseinde

Budding bleef in Goes tot aan zijn dood. Zijn zwakke gezondheid was een gedurige plaag voor hem. In het laatst van zijn leven, op weg naar Nijmegen zijnde, werd hij onderweg in Bladel ernstig ziek. Na een verpleging van twee maanden in het gezin van een dagloner, vervolgt hij zijn reis. Nadat hij wat opgeknapt is gaat hij naar Goes terug. Helemaal is hij van die ziekte niet meer genezen. Hij begon te sukkelen en op 10 november 1870 ontsliep hij. Groot was de belangstelling toen hij op 16 november 1870 werd begraven. Onder het geklank der klokketonen reed de lijkkoets naar het kerkhof, begeleid door een protestantse, een roomse en een joodse lijkdienaar, want Budding geloofde dat eenmaal de tijd zou komen, dat allen één zouden zijn. En dat moest gedemonstreerd worden. Hij rust nu op het stille kerkhof te Goes. De gedachte van Budding dat ook zijn „Vrij Evangelische gemeente" zich weer in de Hervormde Kerk zou oplossen is niet in vervulling gegaan. Ze is blijven bestaan in Goes en is de moedergemeente van de Vrije Evangelische Gemeente te Bath, Yerseke en Wemeldinge.Bolnes/Ridderkerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Dominee Budding

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's