Paasappel
Zo dan, mijn geliefde broeders! Weest standvastig, onbewegelijk, altijd overvloedig zijnde in het werk des Heeren, als die weet, dat uw arbeid niet ijdel is in de Heere. 1 Kor. 15 : 58
het adres
De apostei vat alles nog eens samen. Hij laat zien wat uit het evangelie der opstanding, het evangelie van de overwinning, voorkomt voor dc praktijk van het leven des geloofs. En dat is dan geen zakelijke konstatering, maar een beroep op de Korinthiërs. Vanuit de overwinning van Christus mogen zij, ja moeten zij standvastig zijn, onbewegelijk en overvloedig in het werk des HEE-REN. Paulus spoort ze daartoe aan.
Hierbij valt allereerst op, hoe hartelijk de apostel de gemeente van Korinthe hier aanspreekt: Zo, dan mijn geliefde broeders. Er was in die gemeente veel dat de apostel verdriet deed. Een ernstig zedendelict en ook procedeerden ze met elkaar voor de wereldlijke rechter. En hier, in dit hoofdstuk hebben we gezien hoe sommigen de opstanding der doden loochenden en heel eerlijk moest de apostel dan ook zeggen: Sommigen van u hebben de kennis van Cod niet. De apostel heeft dat niet toegedekt, maar eerlijk en duidelijk aan de orde gesteld. En nu is het hier toch „geliefde broeders". Ondanks alles.
Het laatste geheim daarvan is niet dat Paulus zo'n goed en vriendelijk mens is, maar dat God zo'n goed en vriendelijk God is, barmhartig en genadig. Hij schaamt zich niet zondaren Zijn broeders te noemen. Dat geliefde broeders haalt Paulus niet bij die Korinthiërs vandaan, alsof er bij hen zoveel aanleiding zou zijn om hen met deze naam te noemen. Alsof zij zich zo vroom en broederlijk gedroegen. Integendeel! Dat gehefde broeders haalt Paulus bij het kruis van Christus vandaan. Daar heeft Christus zich tot in het diepste en laatste toe de broeder betoont van zondaren. Daar heeft Hij hun schuld betaald en hun zonde verzoend. En aan de voet van dat kruis heeft Paulus die Korinthiërs gevonden, in de overgave aan het evangelie des kruises. Wij gaan nog wel eens wat zuinig om met dat geliefde broeders. Wij hebben zo onze kenmerken om dat vast te stellen, onze partijen en richtingen. Maar God, Die de goddeloze rechtvaardigt schaamt Zich niet een dergelijk mens Zijn broeder te noemen.
Als we elkaar gevonden hebben aan de voet van het kruis dan zijn we toch broeders en zusters. Dan horen we toch bij elkaar. We zijn dan de ene wijn die uit vele druiven wordt samengeperst. Het ene meel dat uit vele korrels wordt gemalen. Dan zullen er best allerlei dingen zijn waarover je met elkaar wil praten, dingen die je elkaar belijden en vergeven moet als zondaar. Maar je bent broeder en zuster. Ja, een geliefde broeder en zuster in Hem. En dat mag je niet alleen met je woord, maar ook met je daad aan elkaar laten zien. Er mag van de gemeente gezongen worden:
Ai ziet, hoe goed, hoe lieflijk is 't dat zonen
Van 't zelfde huis als broeders samenwonen!
de inhoud
Vanuit het blijde getuigenis van de opstanding der doden en de overwinning van Christus vermaant de apostel zijn geliefde broeders standvastig te zijn en onbewegelijk.
Het tegenovergestelde is onvastheid. De apostel Jakobus vergelijkt dat met een golf van de zee. Die volgt de richting van de wind, waar die ook heen waait. Op het meer van Gahlea konden valwinden voor komen. Nu eens van de ene kant en zomaar direkt daarop weer uit een heel andere hoek. Bij een storm was de beweging van het water dan onberekenbaar. Je kunt ook denken aan een schip zonder roer. Het is een speelbal van de golven geworden. Je weet niet waar het uit zal komen. Zo kunnen mensen zijn, ook zich christelijke noemende mensen. Onvast. Ze waaien mee met allerlei wind van leer. Ze zijn onmiddellijk onder de indruk van weer wat anders, maar even gemakkelijk als ze het aannemen laten ze het ook weer vallen. Er is geen vastigheid in hun leven. De geest van de eeuw, niet de Geest van Christus bepaalt hun denkrichting.
Wie in Christus gelooft naar het evangelie zoals ons dat is gegeven in het woord van God, die moet en die mag daarbij blijven. Uw levensschip ligt vast aan het anker van het geloof en de hoop. En daar mag het blijven hggen, zoals Paulus ook schrijft in Kol. 1 : 23: ndien gij maar blijft in het geloof gefundeerd en vast en niet bewogen wordt van de hoop van het evangelie.
Standvastigheid, onbeweeglijkheid heeft dus alles te maken met de kern van de zaak. Geloof in de Heere Jezus Christus en hoop van het evangehe. Sommige mensen menen hun standvastigheid te moeten bewijzen door het handhaven van allerlei bijzaken. We moeten conservatisme en standvastigheid niet verwarren. Standvastigheid dat is waken in het geloof, staan in de hoop. Het is het goede pand bewaren, dat ons is toevertrouwd.
Het appèl van onze tekst is ook nu nodig. Ook nu waait de storm. Allerlei wind van leer loeit door 't tuig van ons levensschip. En soms boeiend en aantrekkelijk genoeg. Jezus als de partijganger van de armen. Jezus als dc ware menselijke mogelijkheid, maar allemaal: Jezus zonder verzoening en zonder voldoening. Een gebroken lichaam en vergoten bloed, maar geen betahng van mijn schuld en geen kracht tot opstanding in een nieuw en godzalig leven. We mogen ons niet mee laten voeren, - we hoeven het niet. We mogen blijven bij het goede woord van God dat ons is gegeven tot zaligheid.
Dat mag inderdaad, want de goede belijdenis is ten diepste niet een zaak die wij krampachtig en angstvallig handhaven. De apostel zegt toch: Zo dan. Omdat immers God ons de overwinning geeft door Jezus Christus. In de linies van Christus moeten wij standhouden, maar we strijden wel voor een gewonnen zaak. En er is niemand standvastiger dan Hijzelf. Er is niemand onbewegelijker dan Zijn Geest. Door alle beweging van de wereldgeschiedenis, en van ons eigen kleine leven heen, leidt Hij in de waarheid van Christus. Hij brengt alle gedachten gevangen onder de gehoorzaamheid van Christus. Daarom hebben we voor standvastigheid een machtig wapen. Dat is het gebed. We mogen wakend bidden en biddend waken. En we komen niet beschaamd uit.
Als nu iemand mocht denken dat standvastigheid iets heeft te maken met stokstijf staan, met rust op de plaats of iets dergelijks dan wordt hij daar wel van genezen door wat de apostel verder schrijft, altijd overvloedig zijnde in het werk des Heeren.
Standvastig zijn, onbeweeglijk blijven en het werk des Heeren werken dat gaat samen op. Het is onlosmakelijk verbonden. Wie standvastig wil zijn zonder in het werk des Heeren te werken bereikt het tegendeel. Vasthouden aan de gereformeerde leer en ondertussen je eigen werk werken, dat holt alleen maar uit. Daar blijft tenslotte niets van over dan een loze vorm. Het geloof zonder werken is dood en ten dode gedoemd. Dat heeft ook niets te maken met het ware geloof. Het ware geloof werkt door de liefde. We hebben toch een klein beetje begrepen uit hoe grote nood en dood we zijn gered. Het is onze verwondering, dat we niet in onze zelfgekozen dood hoefden onder te gaan. Dat is onze dankbaarheid. We hebben nu geen ander begeren meer dan onszelf Gode op te offeren tot een levend dankoffer.
Het geloof werkt door de liefde. Het werkt het werk des Heeren. Het werk des Heeren dat is het kerkewerk in engere zin. Maar het is eigenlijk ook alles wat we doen mogen tot eer van God en tot heil van onze naaste. Het werk des Heeren dat is uw getuigenis als christen, op de plaats waar u bent gesteld. Ze weten dat u naar de kerk gaat. Weten ze ook waarom? Horen ze van u wie Christus is? En die getuigenis is niet alleen een zaak van woorden, maar bepaald ook van daden, ja van heel uw levenshouding. Het werk des Heeren dat is de liefde die van u uitstraalt, de genegenheid met name voor het zwakke en hulpbehoevende.
Het werk des Heeren, daar hoort zelfs onze roeping in het leven van alle dag bij. Als medewerker in een bedrijf, op kantoor, voor de klas en in je gezin als vader en moeder. Het is allemaal werk des Heeren.
Standvastig zijn en onbewegelijk, dat betekent dus niet, vasthouden aan een paar leerstellingen en dan maar met je armen over elkaar gaan zitten. Het is ijverig zijn en trouw in alles waartoe God in Zijn woord roept. En Paulus zet er nog bij: overvloedig zijnde in het werk des Heeren. Niet daarop beknibbelen. Niet te gauw denken ik heb nu wel genoeg gedaan. Op het werk des Heeren mag beslist niet bezuinigd worden. Daar geldt: overvloedig.
Die overvloed in het werk des Heeren is de overvloed van de liefde. Wie liefheeft is niet karig. Waar het hart vol van is loopt de mond van over. Je zou ook kunnen zeggen: daar loopt het leven van over. Voor de Heere Jezus Christus die Zichzelf gegeven heeft tot een volkomen verzoening van al onze zonden is ons niets te veel.
Behalve overvloedig zegt de apostel ook nog en met name: altijd. Altijd overvloedig zijnde in het werk des Heeren. Niet zo af en toe, niet als je eens zin hebt of als je hart er bij is, nee de HEERE is een gedurige dienst waard. Wil dat nu zeggen dat we nooit eens rusten mogen? En loopt dat tenslotte niet op allerlei krampachtige en overspannen toestanden uit?
Nee toch niet, we moeten nog even goed luisteren naar wat Paulus zegt: Altijd overvloedig zijnde in het werk des Heeren. Dat kan zijn het werk voor de HEERE, maar ook het werk van de Heere of duidelijker gezegd, het werk dat de HEERE tenslotte zelf doet. Het leven der dankbaarheid is geen zaak van ons eigen werk. Wat is dat geweldig. Stel u voor dat we tenslotte dat ook nog zelf zouden moeten doen. Er kwam toch niets van terecht. Het was toch een wanhopige zaak. Of denkt u nog van alles te kunnen? Dan breken we onze vrome benen wel. God die ons in Christus alles wil geven tot onze verlossing, geeft ons in Hem door Zijn heilige Geest ook alles tot dankbaarheid. Hij wil in u werken hetgeen voor Hem welbehaaglijk is. U wordt niet op uzelf teruggeworpen. U mag het doen en u kunt het doen om dat Hij het doet. Het werk des Heeren, daar wordt u in meegenomen, daar mag u aan dienstbaar zijn.
bemoediging
Paulus eindigt dan ook met een bemoediging. Als het gaat over het werk des HEE-REN dan mag je weten dat je arbeid niet ijdel is in Christus. Het is allemaal niet tevergeefs, niet zinloos, niet zonder vrucht. Wat is het frustrerend als je met iets bezig bent waarvan je eigenlijk wel weet dat het geen zin heeft. Wat is dat moeilijk.
Als we er goed over nadenken is dat eigenlijk het leven van ieder die buiten Christus voortleeft. We zijn aan van alles druk misschien. We zetten ons hier voor in en daar voor in. Maar buiten Christus is geen leven, slechts een eeuwig zielsverderf. Alles gaat onder in het verderf dat we verdienden door onze zonden. Het is allemaal vergeefs, verloren. Dan hebben die moderne jongelui die zeggen: wat heeft het allemaal voor zin? , het nog beter begrepen dan een net kerkmens dat rustig buiten Christus voortleven kan. Alleen het is zo jammer dat het die jongelui zo weinig bij de Heere Jezus brengt.
Hij is gestorven aan de zonde. Hij is opgewekt. In Hem is de vloek van het vergeefse, van het ijdele, vernietigd. In Hem heeft het leven zin gekregen, toekomst. En wie schuilt bij Hem, die leert dit: Als die weet dat uw arbeid niet ijdel is in de Heere. Dat mag u weten als een blij geheim, dat u meedraagt. Een geheim dat telkens weer nieuwe moed geeft, nieuwe vreugde, nieuwe hoop om verder te gaan. Dat is wel nodig, want het ligt niet allemaal even voor de hand. De werkelijkheid van alle dag staat er maar al te vaak haaks op. Het woord dat Paulus hier gebruikt voor het werk des Heeren duidt op zware inspanning. Er moet aan getorst worden, het is een strijd. En het lijkt vaak allemaal niets uit te halen. Al zoveel huisbezoeken gedaan en is er nu wel eens één door naar de kerk gekomen? Je kinderen met alle gebrek toch altijd maar het goede voorgehouden, maar ze gaan de andere kant op en volharden daarin. En zo zijn er zo veel voorbeelden. En de aanvechting is groot om het bijltje erbij neer te leggen en schouderophalend te zeggen: Wat haalt het allemaal uit.
Het woord van God wil ons uit die toestand weghalen. Het wil ons bemoedigen en zeggen: En toch vader en moeder, en toch onderwijsgevende en toch u die op een of andere manier meedoet in het kerkewerk, u weet dat uw arbeid niet ijdel is in Christus. Dat is geen weten van de berekening. Het is een weten van het geloof. Het is een vertrouwen dat dat wat gedaan wordt uit liefde tot Jezus niet wegspoelt met de stroom der tijden, maar dat haar waarde houdt en eeuwig blijft.
Johannes hoort op Patmos een stem uit de hemel zeggen: Zalig zijn de doden die in de Heere sterven van nu aan. Ja, zegt de Geest opdat zij rusten mogen van hun arbeid en hun werken volgen met hen.
Het werk des Heeren, hoe in moeite en hoe in gebrek ook gedaan heeft eeuwigheidsperspektief. Het is de heerlijkheid die de volken dragen in het nieuwe Jeruzalem. Uw arbeid is niet ijdel. Ze heeft toekomst tot in het koninkrijk van God.
Zeker, het moet gereinigd worden. Er zit hier en nu nog zoveel van onszelf bij. Zelfs onze beste werken zijn met zonde bevlekt. En toch, niet ijdel zijn, niet vergeefs. Het wordt gezuiverd en het ligt straks te stralen als de gave van uw liefde voor Christus oog.
Gij toch. Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht;
Uw vrije gunst alleen wordt d' ere toegebracht; Wij steken 't hoofd omhoog, en zullen
d' eerkroon dragen,
Door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen;
Want God is ons ten. schild in 't strijdperk van dit leven,
En onze Koning is van Isrels God gegeven.
E.
Jac. W.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 mei 1985
Gereformeerd Weekblad | 13 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 mei 1985
Gereformeerd Weekblad | 13 Pagina's