Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over het ware geloof

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over het ware geloof

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit de Institutie 12

(III, 2, 1-13)

Geloven is kennen

Het tweede hoofdstuk van boek III is een vrij uitvoerige en bijzonder inhoudsrijke verhandeling over het geloof. Het geloof alleen kan ons verbinden met Christus, de Verlosser uit de ellende waarin wij onszelf gestort hebben. Het komt er dan wel op aan goed te weten wat onder 'geloof' verstaan moet worden. Die noodzaak klemt temeer waar er allerlei dwaling op dit punt heerst. Velen vatten 'geloof' eenvoudig op als het voor waar houden van de evangelische historie. Of er worden beschouwingen ten beste gegeven over een geloof in God, losgedacht van de kennis van Christus, Maar we kunnen alleen door Christus in God geloven (1 Petrus 1 : 21) (2, 1).

De scholastische theologen hebben dit kwaad op hun rekening staan dat ze Christus verborgen hebben door als het ware een gordijn voor Hem te trekken. Bovendien komen ze aandragen met het verzinsel van een ingewikkeld geloof' (fides implicita), waarmee bedoeld wordt: niets begrijpen, maar zich gehoorzaam aan de Kerk onderwerpen en geloven wat de Kerk gelooft. Hiertegenover moet gesteld worden dat het geloof niet in onwetendheid, maar in kennis is gelegen. Kennis namelijk van God als onze genadige Vader door de verzoening die in Christus is geschied. Kennis van Christus als ons tot rechtvaardiging, heiligmaking en leven geschonken. Het gaat om een ontwikkeide (expliciete, niet impliciete) kennis van Gods goedheid (2, 2).

Uiteraard is ons kennen nu nog maar ten dele. We zijn nog maar onderweg en in vele dingen moeten we ons oordeel opschorten omdat we er niet 'uit' zijn. Die bescheidenheid dient ook de eenheid van de Kerk!

Toch moet duidelijk zijn dat het geloof is gelegen in de kennis van God en Christus (Joh. 17 : 3), niet in eerbied voor de Kerk. De Schrift leert overal dat met het geloof inzicht verbonden is (2, 3). Dagelijks treffen we bij het lezen van de Bijbel vele duistere plaatsen aan, die ons er bij bepalen hoe weinig we eigenlijk nog weten. Zo blijven we bescheiden, als voortdurende leerlingen van de Schrift.

De discipelen van Christus zijn een uitstekend voorbeeld om duidelijk te maken hoe beginnend geloof met duisternis omringd kan zijn. Er lag lange tijd een zaad van verborgen geloof als verstorven in hun harten. Maar ineens ontving het kracht en schoot het op. Toch hadden ze Christus als hun enige Leraar eerbiedig aangenomen. Maar èn bij hen èn bij alle gelovigen is altijd het geloof met ongelovigheid vermengd (2, 4).

Overigens moet voor alle duidelijkheid beseft worden dat in de Schrift het woord 'geloof' niet altijd in dezelfde betekenis wordt gebruikt. Soms is er een 'voorbereiding des geloofs', een stadium dat aan het eigenlijk geloof voorafgaat, mee bedoeld. Zo was het bijvoorbeeld bij de schare die ten tijde van Jezus' omwandeling op aarde onder de indruk was van de woorden die Hij sprak en de wonderen die Hij deed.

In het geval van de Samaritanen of van de hoveling in Joh. 4 (42, 53) is sprake van een leerzaamheid, verbonden met het verlangen om vorderingen te maken. Dat is heel wat anders dan de grove onwetendheid die de roomsen opsieren met de fraaie titel 'ingewikkeld geloof' (2, 5).

De ware kennis van Christus is: Hem aannemen, zoals Hij door de Vader wordt aangeboden, namelijk met Zijn evangelie bekleed. Het geloof staat in voortdurende betrekking met het Woord en kan evenmin daarvan losgerukt worden als de stralen van de zon.

Geloven is het Woord horen. 'Horen' wordt op verscheidene plaatsen gebruikt in de betekenis van 'geloven'. Als we 't Woord wegnemen, blijft er geen geloof meer over. Geloven is het Evangelie gehoorzaam zijn (Rom. 1 : 5), Het gaat om het weten wie God is in Zichzelf, maar ook en vooral hoe Hij jegens ons wil zijn! (2, 6).

Het geloof buigt voor het hele Woord Gods, het onderschrijft Gods waarheid over de hele linie, dus ook de geboden, de waarschuwingen, de bedreigingen en de veroordelingen die in de Bijbel staan. Maar toch steunt en rust het geloof niet op die gedeelten van de Schrift, die eigenlijk ons geweten alleen maar kunnen doen sidderen en beven. Maar we worden aangelokt om God te zoeken wanneer wij geleerd hebben dat de zaligheid voor ons bij Hem is weggelegd. Het geloof rust dus bij uitstek op die gedeelten uit het Woord die van Gods goedertierenheid en barmhartigheid spreken.

Zo komt Calvijn tot zijn beroemde definitie van het geloof die hij vervolgens puntsgewijze zal toelichten en uitwerken: „Nu zal de juiste bepaling van het geloof voor ons vaststaan, indien wij zeggen, dat het is een vaste en zekere kennis van Gods welwillendheid jegens ons, welke gegrond op de waarheid van Zijn genadige belofte in Christus, door de Heilige Geest aan ons verstand wordt geopenbaard en in ons hart wordt verzegeld". (2, 7).

Geloof in soorten

Voordat tot de nadere ontvouwing van de verschillende elementen uit deze begripsomschrijving wordt overgegaan, moeten nog enkele misverstanden uit de weg worden geruimd. Zoals Calvijn niets wil weten van een 'ingewikkeld geloof' (fides implicita), zo verwerpt hij ook de gedachte van een 'ongevormd geloof' (fides informis). Dit laatste zou dan een meer verstandelijke overtuiging en toestemming zijn, zónder dat dit gepaard gaat met enige vreze Gods en zónder een vroom gemoed. Het geloof zou dan pas zijn gestalte krijgen wanneer bij de verstandelijke instemming vrome gezindheid komt. Maar er is geen geloof zonder dat er van meet af aan een heiligmaking des Geestes mee verbonden is. Waar geloof is immers het aanvaarden van de Christus, Die ons van de Vader niet slechts tot vergeving van zonden, rechtvaardigheid en vrede wordt voorgesteld — maar tegelijkertijd ook tot heiligmaking en een bron van levend water. Het geloof is gelegen in de kennis van Christus. Christus kan niet gekend worden dan met de heiligmaking van Zijn Geest. Er is dus geen geloof zonder vreze des HEEREN, zonder een nieuwe gezindheid. Weg dus met het verzinsel van een

'ongevormd geloof'! We moeten ook oppassen — zo zou ik hieraan toe willen voegen — dat we een puur verstandelijk 'historisch geloof niet aanzien voor en vereenzelvigen met het waar zaligmakend geloof (2, 8).

Calvijn had er in het voorbijgaan al op gewezen dat het woord 'geloof' in de Bijbel veel betekenissen heeft. Llij gaat daar nu dieper op in. Wie overal dezelfde zin aan het woord 'geloof' wil toekennen, vervalt tot allerlei dwalingen. De juiste zin moet telkens weer vanuit de contekst, vanuit het tekstverband, aan het licht komen. Zo gaat het in 1 Kor. 13 : 2 kennelijk om een 'geloof' om wonderen te kunnen doen, eventueel los van de agapé, de door God in het hart uitgestorte liefde. Dit 'geloof' is wel een charisma, een genadegave — maar niet het zaligmakende geloof in Christus (2, 9).

Van Simon de tovenaar wordt ook gezegd dat hij 'geloofde' (Hand. 8 : 13, 18). Hij was door de majesteit van het evangelie overwonnen en heeft een soort van geloof aanvaard. Men kan een zekere smaak van het Woord verkregen hebben en het vol begeren aangrijpen, en de goddelijke kracht ervan gevoelen. En toch... men komt. niet verder dan de duivelen die sidderen bij het besef dat God er is (Jac. 2:19) (2, 10).

Er kan een tijdelijk 'geloof' zijn, een lagere werking des Geestes die haar loop ook in de verworpenen volbrengt. Het beslissende onderscheid met het ware geloof, dat alleen de uitverkorenen eigen is, is dat het krachtige vertrouwen ontbreekt dat doet roepen: bba, Vader (Gal. 4 : 6).

De gelovigen dienen zichzelf echter zorgvuldig en nederig te onderzoeken, opdat niet in plaats van de zekerheid des geloofs de zorgeloosheid van het vlees over hen kome! Alleen de uitverkorenen ontvangen de levende wortel des geloofs om tot het einde toe te volharden. De overigen hebben slechts en op z'n hoogst een ogenblikkelijk besef van Zijn genade, dat later weer verdwijnt (2, 11).

Er zijn 'tijdgelovigen'. Ze zijn te vergelijken met een boom die niet diep genoeg geplant is om levende wortelen te schieten. Na verloop van tijd verdort hij, ook al heeft hij gedurende enige jaren niet alleen bloemen en bladeren, maar ook vruchten gedragen. Koning Saul is daarvan een aangrijpend bijbels voorbeeld.

De tijdgelovigen schenken de HEERE geen grondige wederliefde als kinderen, maar worden geleid door een gezindheid als van een huurling.

Tegenover allerlei schijn en aanmatiging komt het aan op een ongeveinsd geloof (1 Tim. 1 : 5 (2, 12). Het woord 'geloof' kan trouwens ook wijzen op de geloofsinhoud, datgene wat geloofd wordt (fides quae creditur), inplaats van de meer gebruikelijke betekenis: et geloof waarmee geloofd wordt (fides qua creditur). Met name in de pastorale brieven (Timotheüs, Titus) komt dit woordgebruik veelvuldig voor (2, 13).

Calvijn wil echter zich richten op het ware geloof waarmee geloofd wordt tot zaligheid. Daarvan gaat hij nu in den brede spreken, nadat hij daartoe eerst door deze voorbereidende opmerkingen de baan vrij heeft gemaakt.

V.

J. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Over het ware geloof

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's