IKABOD
En zij noemde het jongske Ikabod, zeggende: De eer is weggevoerd uit Israël! Omdat de ark Gods gevankelijk weggevoerd was, en om haar schoonvader en haar man.
1 Samuël 4 : 21.
IJdel gejuich om de eer
Er is strijd gekomen in Israël. Het oordeel dat de HEERE had aangekondigd is op handen. Niet dat men daar direkt besef van heeft. Enthousiast trekt men de vijand, die, voortdurend 't bestaan van Israël bedreigde, tegemoet. Bij Eben-Haëzer en Afek vindt een eerste treffen plaats. Israël lijdt een gevoelige nederlaag. In de verwarring die daarop volgt valt de naam van de ark.
Ja natuurlijk, de ark! Dat we daar toch niet eerder aan gedacht hebben! De ark nemen we mee. De ark van het verbond des HEEREN. Dan zullen de Filistijnen eens zien. De ark zal ons verlossen van hun hand. Diezelfde ark heeft toch een pad gebaand door de Jordaan toen we Kanaan binnen moesten. En toen we die ark zeven dagen rond het onoverwinnelijke Jericho hebben gedragen vielen de muren zomaar om. Tegen de ark kunnen de Filistijnen niet op.
En zo gebeurt het. Keurig volgens de voorschriften gedragen door de priesters wordt de ark uit Silo gehaald en in het leger gebracht. Een groot gejuich gaat op als hij daar is. Nu is de overwinning zeker. Nu zullen de Filistijnen eens zien!
In het vijandelijke kamp wordt het gejuich gehoord. En men verneemt ook de reden. De ark is in het leger. Het zaait paniek onder de Filistijnen. Dit is nog nooit gehoord. Gisteren en eergisteren niet. Die God kunnen we niet aan. We weten toch wat er gebeurd is in Egypte en in de woestijn. Maar de paniek drijft hen niet op de vlucht. Integendeel, met de moed der wanhoop vallen ze aan, Het einde is totale katastrofe voor Israël. 30.000 man sneuvelen, met inbegrip van de priesters Hofni en Pinehas en de ark wordt als krijgsbuit meegevoerd.
Het krijgsgeschreeuw vergaat in angstgeschreeuw. Er is te vroeg gejuicht. Zo gaat het als een volk, een kerk, een mens op de HEERE meent te kunnen rekenen zonder in Zijn wegen te willen gaan. Zo gaat het als de uiterlijke vorm van de godsdienst een dekmantel wordt voor onze ongerechtigheid. De Israëlieten meenden, over God te kunnen beschikken. De ark als een soort van maskotte te kunnen gebruiken, een gelukspop, die zonder meer heil en zegen verzekert. Nu moesten ze leren, dat dat niet. ging. Zo moeten wij dat telkens ook weer leren.
Het was intussen wel een harde les. Een komplete nederlaag. De verwarring en verslagenheid is algemeen. Een boodschapper komt te Silo met het Jobsbericht. Daar zit Eli angstig en gespannen.
Het was tegen z'n zin geweest dat de ark uit het heiligdom werd gehaald. Maar ook nu had hij zijn zonen niet kunnen weerhouhouden. Geen ogenblik echter had hij er rust van gehad.
In vrezen en beven had hij uitgezien naar nieuws van het front. Als hij dan hoort wat er gebeurd is, valt hij van schrik achterover en sterft.
Een bittere klacht om de eer
Het rampzalige nieuws dringt ook door tot de huizen van Hofni en Pinehas. De vrouw van de laatste is in verwachting. Ze schrikt zo van wat ze hoort, dat haar weeën beginnen. En terwijl haar kind, een zoon, wordt geboren, vlieden haar eigen levenskrachten weg en dan is daar die indringende klacht: Ikabod. De eer is weg, want de ark Gods is genomen.
Wonderlijk, dat dit deze vrouw in haar sterven benauwt. De buurvrouwen, die om haar heen staan proberen haar nog te bemoedigen. Wat krampachtig opgetogen zeggen ze tegen haar: Je hebt een zoon gebaard! Vrees niet.. Dat was toch een heel ding voor een vrouw in Israël. Een zoon baren! Dat gaf haar geslacht toekomst. Dat zou haar geslacht doen delen in de tijd van de Messias. Zonder zoon blijven, was in Israël een van de ergste dingen die je overkomen kon. Denk maar aan de tranen van Hanna om een kind, een zoon. Maar deze vrouw kan er niet blij om zijn. Ze neemt niet. eens ter harte vrat de vrouwen tegen haar zeggen. Ze heeft maar één ding: Ikabod. De eer is weg.
Al haar persoonlijke omstandigheden wijken terug voor dat ene. Zelfs dat ze haar man en haar schoonvader op één dag verliest, dat bezwaart haar wel, maar het is niet het ergste, het voornaamste. Het eerste is: Ikabod.. De eer, de ark, de HEERE Zelf. V J Wat zij klaagt gaat verder dan wat die andere vrouw nog klagen kon. Rachel, die aan de weg van Bethlehem ook in het kraambed stierf. Rachel zuchtte: Ben-oni, zoon van ellende. Zij wilde haar zoon tekenen met haar vleselijke smart. Deze vrouw tekent haar zoon met haar geestelijke smart. Ikabod. De eer is weg.
En dan déze vrouw. Wie had dat nu verwacht, dat zoiets uit deze hoek zou komen.
De vrouw van Pinehas. Wij hadden misschien het ganse huis van Pinehas al afgeschreven. Zoals we zo gauw doen. We gooien alles op een hoop.. Die familie, dat gezin, niet veel zaaks! Daar hoef je geen hoge verwachtingen van te hebben. We oor-, delen zo gauw en graag. Veel te gauw en veel te graag.
Maar in dit huis hadden we ons dan wel lelijk vergist. Want daar was 'n godvrezende vrouw. Neen, op de voorgrond is ze nooit getreden. Ze heeft in stilte leed gedragen. Het leed van de ongerechtigheid van haar man en de anderen. Ze is er mee ingekeerd tot de HEERE, haar God. En nu, nu komt het er allemaal uit. In dit éne woord, in die éne naam: Ikabod. De eer is weg.
Maar laten we haar klacht nu nader bezien. Wat bedoelt ze er mee met de eer. Duidelijk de ark. Nu de ark is weggevoerd. Nu is voor haar de eer weg. De heerlijkheid. Dat is een veel voorkomend woord in de Bijbel. Naar het oorspronkelijke is het iets, dat gewicht geeft, belang heeft. Het is de innerlijke kracht die niet verborgen blijft, maar naar buiten toe uitwerkt. De heerlijk-
heid van een zaadje bijvoorbeeld is de schone en vruchtrijke plant die eruit groeit.
Zo klaagt deze vrouw: Datgene wat innerlijke kracht heeft en wat z'n uitwerking niet zal missen, is weg. Maar waarvan? Van wie? Van Israël of van God? Bedoelt ze: Nu dc ark weg is, nu is de heerlijkheid van Israël weg? Of, nu de ark weg is, is de heerlijkheid van God weg?
We mogen hier geen tegenstelling maken. Voor deze vrouw is de heerlijkheid van Israël, de innerlijke kracht, het gewicht van het volk juist de heerlijkheid van God. Die ark was immers de plaats waar God wonen wilde boven het verzoendeksel. Dat was het centrum van Gods tegenwoordigheid in Israël. Het teken en zegel dat de HEERE met Israël was. Dat Hij de God van Israël was en Israël Zijn volk.
En nu dat teken weg is uit het midden van het volk, nu is voor haar besef God weg. Nu weegt dit bange in haar hart: De HEE-RE heeft ons verlaten. En als ze van één ding overtuigd is, dan is het dit. Door eigen schuld. En nu God weg is, nu is alles weg. Nu is de eer weg. De eer van het volk. Nu is Israël eigenlijk ook geen volk meer. Nu heeft het niets meer te betekenen.
Nu heeft het niets meer te betekenen. Wij hebben het nog wel eens over een neutrale staat. En in de praktijk waarin wij leven in Nederland hoop je ook maar dat er een stuk neutraliteit blijft bij de staat. Dat we als christenen in ieder geval nog gelijke rechten houden als een ander. Maar het is een hachelijke zaak. Want dat zogenaamde neutrale gebied wordt al gauw veroverd door allerlei machten. Als God niet regeren mag, dan weten andere machten de teugels wel over te nemen. Dan zijn we als volk aan een angstwekkend stuk willekeur uitgeleverd. Dan ligt de vesting van de staat open voor elke wind van leer, die maar binnen wil waaien.
En zal een ieder die de HEERE vreest en die een klein beetje nuchter en geestelijk om zich heen ziet niet moeten zuchten: Ikabod. De eer is weg. Gods Woord is weg. De heerlijkheid van God zelf is weg uit ons nationale leven. Wat heeft ons volk nu nog voor heerlijkheid? Wat is nu nog haar innerlijke kracht?
En wat voor de staat geldt, zou ook kunnen gelden voor de kerk! Het zou kunnen gelden voor een gemeente. Als het Woord van God het niet meer voor het zeggen heeft. Het ligt nog wel op de kansel, maar we gaan als gemeente onze eigen weg. Het oor wordt gehangen naar de stemmen van de geest dezer eeuw. Of we houden onszelf in het zadel met een zelfverzekerde orthodoxie. Dan zou de klacht geklaagd moeten worden: Ikbod, De eer is weg. We zijn nog wel kerk, we zijn nog wel gemeente, maar het hart is er uit. De HEERE heeft ons verlaten. En niet zonder reden. Wij hebben immers Hem verlaten, dagen zonder getal. En ook wat onszelf persoonlijk betreft is er geen enkele garantie dat dit ons niet raken zou. Dat de klacht ons niet passen zou: Ikabod. De eer is weg uit, mijn leven. Het heeft geen gewicht meer, 't is ijdel. Het is een schimmenspel. Een schemering, die straks verdonkert in een eeuwige nacht. Er zit geen toekomst in, want er zit niets van God in. Dat is eigenlijk de situatie van ieder die in ongeloof voortleeft. Een vergeefs leven. Een verloren leven. Geen hoop en geen heerlijkheid. O ja, aan de buitenkant heerlijkheid genoeg. Loop maar eens door de winkelstraten van onze moderne westerse samenleving. Ga maar eens naar een tentoonstelling over de resultaten van onze moderne wetenschap en techniek. Bekijk onze zee-en luchthavens. Is dat geen heerlijkheid?
Jawel, maar dan moet u vooral ook eens gaan kijken naar de gedenktekens van de vernietigingskampen, waar nog geen halve eeuw geleden miljoenen zijn vermoord. En u moet ook de dodenakker niet vergeten. Heerlijkheid, wat blijft er van over? Een nummer in het gras, een verweerde steen, wat verwelkte bloemen.
Wij mensen heerlijkheid? Ja, even misschien. Als een bloem alzo bloeit hij. Even lijkt het heel wat, maar dan is er de wind en haar plaats kent haar niet meer.
Heerlijkheid? Heerlijkheid van kennis, van macht, van deugd misschien, van goedheid en liefde? ja, we willen het er altijd wel weer in zoeken, in dat bestaan van ons. We klampen er ons aan vast. We zijn toch v/at en we hebben toch wat.
Maar het oordeel van God slaat ons alles uit handen. De apostel Paulus brengt het in de Romeinenbrief zo onder woorden: We hebben allen gezondigd en derven, missen de heerlijkheid Gods. En ons missen is een schuldig missen. Immers, heerlijkheid was er wel. Psalm 8 zingt ervan: Gij hebt hem met eer en heerlijkheid gekroond. Maar die heerlijkheid is in het paradijs achtergebleven. Eerloze zondaren zijn we geworden. En op die eerloosheid stuiten wij elke dag nog. Die schande is het laatste wat w r e overhouden voor God. Dat is een ervaring die we telkens weer opdoen.
Met het volk Israël was het zo goed begonnen. Toen Jozua hen voor het laatst had samengeroepen, hadden ze grif beloofd: Wij zullen de HEERE dienen. Maar het was telkens weer weggezakt en nu weer. En zo had de HEERE nu zelfs het teken van Zijn verbond laten wegvoeren, als een oordeel over de zonden van Zijn volk.
Voor u zijn er de tekenen nog wel. Uw kerkgang, het Woord, de Sacramenten, maar het zijn dorre bladeren geworden. Het zegt allemaal niets meer. U ging immers uw eigen weg. Van lieverlee bluste dc eerste liefde uit.
De klacht van deze stervende vrouw moet dan ook door uw leven klagen. De eer is weg. U moet wakker worden. U moet tot bezinning komen, tot uzelf, als een verloren zoon.
Verwondering over Gods eer
Maar houden we dan nog heerlijkheid over? Er is toch alleen maar de schande van onze eigen schuld? We hebben ook persoonlijk de HEERE vergeten en verlaten, dagen zonder getal.
Ikabod. Is er troost bij deze klacht? De vrouwen trachten de stervende weduwe van Pinehas te troosten met haar eigen kind. Ze hadden beter gedaan haar te troosten met Hanna's kind. Met Samuël. Het oordeel mocht laag hangen over Israël, toch had de HEERE een lamp doen overblijven. In Zijn toorn gedenkt Hij aan Zijn ontfermen.
En als er tenslotte helemaal geen man meer is, oprecht en vroom en wijkende van het kwaad, geeft Hij Zelf een man, Zijn Man. Zijn Zoon.
En in de donkere nacht van Efratha's veld wordt een lied gezongen. Een lied dat de tijd van de eer inluidt. Johannes schrijft: Het Woord is vlees geworden en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen des Vaders, vol genade en waarheid.
Een heerlijkheid die niet wijkt, maar komt. Een heerlijkheid die woont bij zondaren. Een heerlijkheid waarvan wij niet bang hoeven te klagen: Ikabod. De eer is weg. Maar waarvan we in verwondering mogen stamelen: Hier is zij. Hier is de eer en de heerlijkheid.
Maar dan gaan wel al onze voorstellingen ondersteboven. Want waar is ze dan? Die eer, die heerlijkheid. In de eerloze. Als wij Hem aanzagen, zo had Hij geen gedaante noch heerlijkheid dat wij Hem zouden hebben begeerd. Hij was veracht, de onwaardigste onder de mensen.
Een stervende vrouw tast naar het teken van Gods nabijheid. Ze klaagt: De eer is weg. Gods stervende Zoon tast met Zijn hart langs de donkere wanden van Zijn bestaan. De eer is weg. God is weg. Het oordeel hangt laag over Hem heen. Drukt Hem weg in de donkerte van de dood.
Waar is de eer? Als u dat vraagt, als u dat roept in de eerloosheid van uw zonden, is het antwoord: Op Golgotha. Daar is uw eer. In de schande van de Middelaar. Daar is de heerlijkheid vol van genade en waarheid.
Want in deze duisternis kan alleen nog maar het licht opgaan. In deze schande is eer verworven. De eer van Pasen en Pinksteren en Wederkomst. W r ie in de Middelaar Jezus eer zoekt die vindt haar ook. Die mag zich opheffen uit de schande van de zonde. Dc Geest der heerlijkheid rust op u. En Hij is een onderpand, voorschot en voorteken van het volle deel dat komt. De morgen die opgaat. De dag der heerlijkheid.
Een vrouw weigert zich te laten troosten. Niet om haar kinderen als Rachel weleer, maar om haar volk en om haar God. In één naam perst ze alles samen: Ikabod. In één Naam geven wij haar antwoord: Immanuël. Daar is de eer. Daar is God. God met ons.
Merk op, mijn ziel, wat antwoord God u geeft! Hij spreekt gewis tot elk, die voor Hem leeft. Zijn gunstgenoot van blijde troost en vree, Mits hij niet weer op 't spoor der dwaasheid treê. Voorwaar, Gods heil is reeds nabij 't geslacht, Hetwelk Hem vreest en Zijne hulp verwacht, Opdat er eer in onze lande woon' En zich aldaar op 't luisterrijkst vertoon.
E.
Jac. W.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 1985
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 1985
Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's