Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Liefdevolle kastijding

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Liefdevolle kastijding

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijn zoon verwerp de tucht des Heeren niet en wees niet verdrietig over Zijn kastijding. Want de Heere kastijdt degenen die Hij liefheeft, gelijk een vader de zoon in welke hij een welbehagen heeft. Spreuken 3 : 11 — 12

Op de zilveren schaal van de Woordbediening mag ik één van de gouden appelen aanreiken, één van de wijze woorden uit het spreukenboek. De Heere kastijdt degenen die Hij liefheeft.

Een gouden appel? Zij die in onze tijd steigeren tegen de belijdenis van de voorzienigheid Gods noemen dit woord een vergulde pil. „Ik geloof niet in een Vaderhand /die het kwaad mij in dit jammerdal toeschikt, en mijn moeder keelkanker laat krijgen." Dat is een bekende uitspraak van de laatste tijd. Of, iets minder sterk uitgedrukt: God laat je eerst door de zure appel heenbijten. Even de tanden op elkaar, straks ben je er weer door. Toch houd ik het vol. Het is echt een gouden appel. Wie haar proeft is beproefd en zal de Heere prijzen voor deze overrijpe vrucht van het kruis van Christus, de Boom des levens. Daarom, mijn zoon, verwerp de tucht des Heeren niet en wees niet verdrietig over zijn kastijding. In Vaders leerschool leren wij:

Heilzame tucht

Met onze tekst gaan we de deur van Vaders, leerschool binnen. Het woordje „tucht" doet aan een leerschool denken. Oorspronkelijk betekent het kastijden, terechtwijzen. Vooral: opvoeden. Heel de spreuk ademt in de sfeer van de relatie vader-kind. Mijn zoon, zo lezen we aan het begin. En aan het eind nog eens dat er een vader is die zijn zoon kastijdt in wie hij een welbehagen heeft. Tweemaal de kindernaam: zoon. Tweemaal ook de verbondsnaam: HEERE. Door die verbondsnaam heen klinkt de teerste van Gods namen: Vader. Er moet wel een band van eeuwige liefde zijn gelegd tussen deze Vader en Zijn kinderen, om onder de slagen te buigen en te betuigen: Want die de HEERE liefheeft kastijdt Hij.

Vaders leerschool. Om zo te kunnen spreken moet u weten van een kinderlijke verbondenheid tussen de Heeere en u. Nee, het gaat er nu in onze tekst niet om hoe een mens, een kind des toorns van nature een kind des Vaders wordt. Maar dit kindschap is wel verondersteld. In Hebreeën 12 lezen we dat de Heere de christenen in de verdrukking aanspreekt als zonen, tot hen spreekt als kinderen. Wie geen kind is kan deze sprake nooit verstaan. Weet u zich aangesproken? Mijn zoon! Daar ligt het wonder van de wedergeboorte en de aanneming tot kinderen aan ten grondslag. Hieruit weet u of u uit God geboren bent, als u uit de dood bent overgegaan in het leven.

Zonder dit kindschap te kennen, er in te leven, er in te delen zal het vervolg van de tekst u misschien weinig zeggen. Hoewel... Blijf maar meelezen.

Onze Heere God kan tucht en kastijding ook gebruiken om u te brengen aan Zijn voeten. U als een verloren zoon, verlegen en berooid, stervend van ellende op huis aan te laten strompelen. Om dan uit Vaders mond te horen: Deze mijn zoon was dood en is weer levend geworden. Hij was verloren en is gevonden. Daarom komt het woord van God niet alléén tot Gods kinderen, maar tot u allen. Krachtens Gods verbond bent u ook aan te spreken als Mijn zoon.

Welnu dan, mijn zoon, verwerp de tucht des HEEREN niet, en wees niet verdrietig over Zijn kastijding. Hier wordt meer gezegd dan dat elk huis zijn kruis en elk hart zijn smart heeft. Tucht des HEEREN is nooit toeval. Overkomt ons niet „per ongeluk". Altijd staat de God van het verbond er achter, 't Is hemelse opvoedkunde, goddelijke pedagogie, 't Is niet best als wij altijd de slagen Gods mislopen. Zo gij zonder kastijding zijt, zijt ge geen zonen zegt de schrijver van de Hebreeënbrief, maar bastaarden. Wat kan jou een onecht kind schelen. Zo denkt men soms. Daar draag je als eigen vader van je eigen kinderen toch geen verantwoordelijkheid voor? Zo'n bastaard hangt er bij. Het beeld is scherp en scheidend. Tucht en kastijding uit de hand van de hemelse Vader zijn bewijzen van Gods liefdevolle bemoeienissen. Of het altijd zo gezien wordt? Zeker niet door mensen met een verduisterd verstand, met nog immer verblinde ogen. Niettemin smeekt de Heere ook u: Verwerp de tucht des Heeren niet. Schudt het juk niet van uw schouders. Laat er niet van u gezegd moeten worden: Ik heb u geslagen, maar ge hebt geen pijn gevoeld. God wil uw verzet breken en tot overgave brengen. De tucht verwerpen gaat steeds gepaard met verdrietig zijn over de kastijding.

Verdrietig. Het is nog op zijn zachtst gezegd. Bij het woordje verdrietig denk je aan tranen, leed, ook nog een heleboel zelfbeklag. Maar het Hebreeuwse woord betekent iets anders; Het wil zeggen aversie tegen iemand hebben. Nog erger 'n walg van iets of iemand krijgen. In opstand komen. Stampvoetend schopt het kind naar vader of naar moeder, trapt naar alle kanten. Zulke kinderen zijn we van nature. Ik wil die weg niet, ik wil die leerschool niet. Tenslotte, zo'n God wil ik niet.

Slepen zo zich miljoenen mensen niet door het leven? Hoe wreed en hard komt God hen voor. Als een Vader? Welnee als een tyran. Het tegenovergestelde van wat de tekst bedoeld wordt van de daken verkondigd. Alle schuld wordt op God geschoven. Tot en met de gaskamers van Auschwitz en de atoombom op Hirosjima. Men bedankt ervoor om zich het godsgeloof van een vaderlijke hand te laten opdringen. Kastijden die Hij liefheeft? Ik weiger die vergulde pil van het lijdelijk christendom langer te slikken. Sla weg die hand van God. Bal de vuist tegen de hemel. Dit alles bedoelt het woordje verdrietig.

W T at kijkt u om u heen? Leeft deze aversie niet ten diepste in ons aller hart? God waarom? We hadden het zo goed en nu? 't Zal je man maar treffen, 't zal je vrouw maar zijn. Je kind maar wezen. Brute woorden komen misschien niet over uw lippen. Van binnen laait een vuur en gromt een tijger. O dat stille verzet, dat alleen maar als een hond kan bijten in de stok die slaat en niet de hand ziet waarin de roede rust.

Dan is het eindresultaat van al Gods bemoeienissen: en zij bekeerden zich niet.

Welnu om dit te voorkomen wordt ons geraden: Mijn zoon verwerp de tucht des Heeren niet. Want als God van plan zou zijn om ons te laten verloren gaan. dan zou

Hij ons als bastaard laten lopen voor wat we zijn. Nu bakent Hij de weg af. Maar hoe gedragen zich Gods kinderen? Onder de tuchtroede des Heeren komt hun oude natuur boven, in de smeltkroes blijkt hoeveel schuim er in hun leven is. Daarom heeft Asaf vuisten naar de hemel opgestoken en hebben Job en Jeremia hun geboortedag vervloekt. Hebben de christenen uit de Hebreeënbrief op het punt gestaan het bijltje er bij neer te gooien, het kruis af te werpen, werden hun handen slap en hun voeten sloom en traag. Heeft Elia de dienst aan God willen opzeggen. Hoe dikwijls blijkt de trots, de eigenzinnigheid, de weerbarstigheid van Gods kinderen en leren zij verstaan dat het vlees zich der wet Gods niet onderwerpt. Het kan ook niet. Dan blijkt hoe we nog niet ten bloede toe gestreden hebben tegen de zonde. U zegt met Jacob al deze dingen zijn tegen mij. Moet alles hier wezen? U komt met uzelf, met God zelfs overhoop te liggen, en de duivel weet van wanten. Jij een kind van God? Dat is zijn eerste aanval. Ach vergeet het maar dat u een kind van God mag heten. Elifaz wist het precies, zo bijbels waar, tegen Job te zeggen: Zie gelukzalig is de mens welke God straft, daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet. Want Hij doet smart aan en Hij verbindt, Hij doorwondt en Zijn handen helen. Maar hij voelde zelf niets van de gesel die Job sloeg. Job geeft hem terug: Mijn ziel weigert uw w r oorden aan te roeren, ze zijn mij als laffe spijs. Is mijn kracht stenen kracht en is mijn vlees staal? Maar dan, midden in die opstand, midden in die smart verschijnt een hand en klinkt een stem.

Het is een zachte doorboorde hand die op mijn schouders wordt gelegd, het is de stem van het stemmeloze Lam, dat Zich voor mij ter slachting leiden liet. O die gesel Gods. Ik moet haar voelen om er erg in te krijgen: door wiens striemen gij genezen zijt, zegt Petrus. Hij gooit mij niet aan de kant vanwege mijn opstand en mijn verdriet. Hij fluistert mijn naam. Mijn zoon, Mijn kind, nee zó niet, zó niet. Uw tucht is des HEE-REN tucht en uw kastijding Vaderlijke kastijding. En hoezeer de satan u begeert te ziften als de tarwe, Ik heb voor u gebeden dar uw geloof niet ophoude. U bent op Vaders leerschool en zijn goddelijke leerwerkplan luidt: zo wie achter Mij wil komen die verloochene zichzelf, neme zijn kruis op en volge Mij. Des Heeren tucht is heilzaam w 7 ant het is:

Vaderlijke liefde

Want de HEERE. Daar hebt u die Naam al weer. Die wonderlijke Naam. Goed voor het oprecht gemoed van al Gods gunstvolk. De Naam waarin eeuwige verbondsliefde en - trouw verankerd ligt. De HEERE kastijdt degenen die Hij liefheeft. Een tere, doorboorde hand schuift het zwarte gordijn van de smart terzijde en ik krijg weer zicht op de Vader. De hand waarin de roede rust is een Vaderhand. Hij kastijdt ons tot ons nut opdat wij zijn heiligheid zouden deelachtig w r orden. Daarom moet de roede altijd op onze rug gebonden zijn. Je hoeft het kruis niet naar je toe te bidden, maar als het er is moet u het ook niet zonder meer van u afbidden. Wat dan? Stort uw moede hart maar uit aan Gods Vaderhart. Zijn heiligheid deelachtig worden houdt immers in den beelde Zijns Zoons gelijkvormig worden. U was zo ver w r eg, mijn kind en Ik legde u onder Mijn roede en bracht u onder de band des verbonds, om u weer in het rechte spoor te krijgen. Dit is de zin van het lijden.

Tuchtschool is vruchtschool. God slaat er niet op los. Hij slaat met medelijden, gelijk een vader doet. Elke kastijding is gemotiveerd door de liefde Gods. Merkt u niet hoe Ik u in Mijn schoot leer schuilen? Voelt u niet de druk van Mijn Vaderhand en de klop van Mijn Vaderhart? Ik bevestig en verzeker u erdoor dat ge een kind bent en geen bastaard. Uw geloof was zo koud en ingezonken, maar onder de slagen leeft het weer op. De Bijbel was een gesloten boek, nu gaat elk w^oord weer leven. In de groeven van het leed drupt de balsem van Mijn liefde.

De beproeving van uw geloof wordt bevonden tot lof en eer en heerlijkheid. In uw krankheid verandert God uw ganse leger. Een ziekbed wordt een preekstoel van Gods genade. Mijn genade is u genoeg en ge krijgt een welgevallen in smaadheden, in zwakheden, in noden en in vervolgingen. De school heeft het aanzien van een gevangenis, maar de kerker verandert in een tempel waar Gode wordt lofgezongen. Ik neem mijn toevlucht onder de schaduw van Uw vleugelen. Onder de roede is het mij goed nabij God te zijn. Ik word gebracht in de gemeenschap van de lijdende Knecht des Heeren, zijn dood en opstanding gelijkvormig.

Mijn zoon zegt God. Waarom? Weet u dat? Omdat Hij Zijn eigen Zoon niet spaarde, maar Hem voor ons allen overgaf en met die geslagen Zoon ons alle dingen wil schenken. In Zijn lijden ligt verdienste en eeuwig behoud. Onder de roede sterft mijn eigenliefde en wordt Jezus dierbaar voor ieder die gelooft. Mijn zoon zie op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs. Het christelijk geloof, het kinderlijke vertrouwen is geen goedkope, premievrije verzekering tegen ongeval, ziekte, ontbering, verachting en dood. Dan zouden w 7 e geen gekruiste Heere moeten hebben. Maar nu die er wèl is, en nu die eeuwig leeft, is het. kinderlijk vertrouwen de wetenschap dat we door vele verdrukkingen mogen ingaan in het koninkrijk Gods en het lijden van deze tegenwoordige tijd, niet te waarderen is tegen de heerlijkheid die aan ons zal geopenbaard worden. O kruis van mijn Heiland gij zijt het onderpand van de liefde van mijn Vader en God.

Zo leer ik zingen in het land mijner vreemdelingschappen: Het is goed voor mij verdrukt te zijn geweest. Zo stroomt door de uitgeschuurde bedding van het leed de liefde Gods mijn hart binnen en geeft:

Hoopvolle vrucht

Immers de Heere gaat met Zijn kinderen om als een Vader. Een aardse vader kastijdt zijn zoon niet omdat hij een hekel aan hem heeft, maar omdat hij een welbehagen in hem heeft. Zeg maar hem liefheeft met heel zijn hart. Laten wij er maar aan denken dat we de liefde Gods bijna niet anders kunnen proeven dan onder de geselingen. En nu hier het welbehagen van een aardse vader wordt betrokken op de liefde van de hemelse Vader, mogen we zien waar de Heere met Zijn kinderen uitkomt. In de verkiezende liefde, in het wonder van het kindschap. De verdrukking werkt lijdzaamheid en de lijdzaamheid hoop en bevinding en de bevinding hoop, en de hoop beschaamt niet omdat de liefde Gods in onze harten is uitgestort door de Heilige Geest.

Dat geeft niet alleen rust en overgave onder verdrukkingen maar ook roemen in verdrukkingen. Ik kan geen kwaad van mijn God meer denken. De Naam des Heeren zij geloofd, was het lied van Job. En het uwe? Het roemen in verdrukkingen behoort tot alle dingen die God wil schenken. Het is vrucht van het kruis.

In de traan weerkaatst hemels licht. Wie op Christus ziet leeft nooit zonder hoop. Maar u moet weet hebben door genade van het kindschap Gods om het lied in de nacht mee te mogen zingen.

De kastijding, als zij aanwezig is, schijnt geen oorzaak van vreugde maar van droefheid te zijn, doch daarna werpt zij van zich een vreedzame vrucht der gerechtigheid.

De hoopvolle vrucht is uiteindelijk de hoop zélf. En die hoop is wèl premievrij, want er is met bloed voor betaald. Ze is ook waardevast. Niets zal ons scheiden van de liefde Gods in Jezus Christus onze Heere.

Geen verdrukking, geen vervolging, geen naaktheid, gevaar of zwaard. Och ja, ik weet het wel, we gebruiken helaas veel meer onze vleselijke ogen waarmee we ons blind staren op de gevolgen der zonde dan onze gelóófsogen zo we die al hebben. Hebt u die niet, leer de Heere nog vragen en bid of Hij u buigen leert. Ons vlees beziet nu eenmaal het kruis op de bekrompen manier vanuit denkbeeldig eigenbelang. Maar als de hoopvolle vrucht ons deel wordt dan mag ik mijn leven verliezen om te behouden.

, , God is goed ook al zegent Hij ons met het kruis." (Luther). En de Heere bouwt in ons leven alleen op ruïnen. „De hoopvolle vrucht kan in de donkerste kerkers niet gebonden worden. De hoopvolle vrucht kan in de afschuwelijkste dood geen sterfbed vinden. De folterwerktuigen knarsen zich stuk op deze hoop, en de brandstapels lekken zich dood aan deze verwachtingen. De golfslagen van het leed breken op deze hoop stuk" (J. Overduin).

Daarom bidden wij om genade om het kruis achter Christus aan vrolijk te dragen, en de vrucht van deze gouden appel is toch mijn gehemelte zoet

W.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 september 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Liefdevolle kastijding

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 september 1985

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's