Gehoorzaamkeid beter dan offerande
Doch Samuël zeide: eeft de HEERE lust aan brandoffers of slachtoffers, als aa het gehoorzamen van de stem des HEE-REN? Zie, gehoorzaamheid is beter dan slachtoffer, opmerken dan het vette der rammen. 1 Sam. 15 : 22
Ongehoorzaamheid
Als we dit hoofdstuk opslaan is Sauls aanzien behoorlijk gestegen. Aan de Filistijnen is immers een beslissende slag toegebracht. Saul verkeert op de toppen van zijn roem. In die tijd krijgt hij via Samuël het bevel van de HEERE om de Amelekieten uit te roeien. Dat was een oud gericht. Jaren geleden is het al uitgesproken, maar nog steeds niet voltrokken. Amelek, een geoefend woestijnvolk had het weerloze Israël op weg naar Kanaan overvallen. Ze dachten een gemakkelijke prooi te vinden. Maar dat was tegengevallen. Ze hadden niet gerekend met de kracht van het gebed tot de HEERE der heerscharen, de God van Israël. Toen al had de HEERE tegen Mozes gezegd, hij had het zelfs in een boek moeten schrijven, dat de gedachtenis van Amelek geheel uitgedelgd zou worden van onder de hemel.
Gods vonnissen verjaren niet. Dat kan soms zo lijken. Zijn vijanden leven er ondanks alle bedreiging er lustig en vrolijk op los. Maar wat Hij ooit gesproken heeft zal bestaan. Al gaan er jaren, ja eeuwen overheen. Het is alleen maar des te erger voor ons als we de lankmoedigheid Gods niet hebben gebruikt om tot bekering te komen. Dat hebben we van Amelek evenmin gelezen. Ze zijn gebleven die ze waren. En zo komt nu dan toch de vervulling van Gods oude woord, Gods vaste woord. Gods woord is de waarheid. Dat geldt van Zijn beloften en dat is een geweldige troost voor allen die op Hem hopen. Maar dat geldt dan niet minder van Zijn bedreigingen. Dat moet ieder die nog zo goed buiten Hem voortkan wel bedenken.
Saul Iaat er geen gras over groeien. Zijn leger wordt verzameld te Telaïm en dan trekt hij tegen Amelek op. Het wordt vernietigend verslagen. Geheel zoals de HEERE het door de mond van Samuël had laten zeggen. Maar nee, toch niet. Niet helemaal zoals de HEERE het gezegd had. Samuël had n gesproken van verbannen. En als het daarover ging, dan was alles voor de HEERE. Dan viel een volk, een stad, onder de volkomen wraak van de HEERE. Dan mocht er niets van de buit genomen worden. Al het levende moest gedood en het overige verbrand of aan de priesters gegeven worden.
Maar Saul en het volk maken enkele uitzonderingen. Allereerst mag de koning der Amelekieten, Agag, blijven leven. Waarom? Wel, met geen ander doel dan om de roem en de glorie van Saul te dienen. Hij kan deze koning als overwinningstrofee meevoeren. Iedereen die zal zien hoe Agag gebonden in Sauls krijgsstoet wordt meegevoerd zal zijn macht bewonderen en roemen. Zo deden dat immers alle koningen in die dagen. En zo deed Saul dat dan ook maar. We zagen Saul verkeert op de toppen van zijn roem. Wat is de verleiding dan groot ons te gedragen als ieder ander. We verliezen alle gevoel voor verhoudingen. We vergeten dat we maar mensjes zijn uit het stof gerezen. En alles wat we hebben, hebben we uit genade ontvangen.
De veldtocht tegen Amelek was een nieuwe beproeving voor Saul. Is hij een koning, gelijk als de koningen der volkeren? Of is hij toch anders? Is hij een koning die in alles rekening wil houden met de wil en de wet van God. En dan blijkt hij er een te zijn van hetzelfde hout als al de andere, van het vermolmde hout van onze ik-zuchtige, zondige natuur.
Niet alleen Agag wordt uitgezonderd van het algemeen gericht. Ook het beste vee doodt men niet. Heel indringend wordt aan het eind. van vers 9 gezegd dat alleen het slechte en verachtelijke aan de HEERE gegeven wordt. De rest houden ze voor zichzelf. Behalve eerzucht regeert ook nog de winzucht. Men vindt het veel te jammer van al dat goede vee. Met het gebod van God moet dan maar een beetje geschipperd worden. Je moet toch ook leven en je mag toch ook wel wat voor jezelf?
Als we de HEERE echt dienen willen zullen we ons hier op toch ook moeten onderzoeken. Het gaat er niet om of wij zondeloos zijn. Maar het gaat er wel om of het ons oprecht begeren is, Hem te dienen met een volkomen hart. Of gooien wij het ook op een akkoordje? God wat en wij wat. En dat draait er altijd op uit dat wij heel veel krijgen en God weinig. Dat wat niet veel waard was bestemden de Israëlieten voor de HEERE.
Het oordeel Gods
Als Saul in triomf terugkeert naar zijn woonplaats komt Samuël hem tegemoet bij Gilgal. Samuël moet hem in de Naam des HEEREN het oordeel verkondigen. De HEE-RE heeft Saul verworpen dat hij geen koning meer zij. Was eerder bij ditzelfde Gilgal hem de erfopvolging ontnomen, nu moet hij horen hoe hij ook zelf verworpen is en niet langer koning zal kunnen zijn in de gunst des HEEREN.
Neen, Samuël heeft geen leedvermaak. Samuël heeft alleen maar verdriet. Toen de HEERE tot hem was gekomen met deze boodschap had hij een nachtlang gebeden om ontferming.
Wij hebben ook wel eens onze oordelen over mensen. We mogen onszelf eerst wel eens afvragen of we er ook al een nacht van wakker gelegen hebben met gevouwen handen, biddend en smekend om ontferming. Zo was het bij Samuël.
Als Saul Samuël ziet doet hij eerst alsof hij zich van geen kwaad bewust is. Hij doet voorkomen alsof hij het w 7 oord des HEEREN bevestigd heeft. Maar Samuël vraagt wat dan die schapen en koeien in het leger te betekenen hebben. Verbannen is toch verbannen. En dat was de opdracht. Saul probeert zich te verontschuldigen. Heel vroom zegt hij dat ze die koeien en schapen hebben bewaard om voor de HEERE een offerfeest te houden.
Scherp klinkt dan uit de mond van Samuël het bekende woord dat gehoorzaamheid beter is dan offerande. De HEERE heeft meer behagen in gehoorzaamheid, dan in alle offers bij elkaar. Het is Hem niet allereerst te doen om de uiterlijke vorm, maar om het hart dat buigt onder Zijn wil.
De hele Bijbel door komen we dat tegen. Prediker schrijft dat we liever nabij moeten zijn om te horen, dan om het slachtoffer der zotten te geven. In het eerste hoofdstuk van de profetieën van Jesaja lezen we hoe de HEERE walgt van de offers van Zijn volk.
Ze verdrukken immers de wees en de weduwe en doen de arme onrecht. Hosea verwijt het volk hun uiterlijk berouw. En de Heere Jezus Zelf verwijt de schriftgeleerden dat ze wel druk zijn aan allerlei uiterlijkheden, maar geen barmhartigheid 1 of liefde kennen.
Ook voor ons is dat een voortdurend gevaar. We brengen onze offers trouw en plichtmatig, maar onszelf hebben we niet opgeofferd, onszelf houden we buiten schot. Dat is daaraan te merken, dat we niet van plan zijn onze eer en onze positie op te offeren aan de dienst van God. Of ook daaruit dat we onze winst hoger stellen dan Gods geboden. En vooral d'aaruit dat ons alle liefde en barmhartigheid' ontbreekt. Stijf en strak voeren we onze regels door. We bederven het hoge goed van de geboden Gods door een koud en wettisch hart.
Samuël zegt in de Naam van de HEERE: Gehoorzaamheid is beter dan offerande. Ja hij stelt ongehoorzaamheid op een lijn met afgodendienst en toverij. Dat moest Saul wel wat te zeggen hebben. Bij! het begin van zijn regering had' hij alle waarzeggers om laten brengen. Niemand mocht daarop z'n vertrouwen stellen. Van de HEERE moest alles worden verwacht. Nu hij dit konkrete bevel van de HEERE niet had uitgevoerd was hij eigenlijk niet anders dan ieder die het van toverij verwachtte. Zijn overtreding stond gelijk aan afgoderij en beeldendienst. De eerste en de tweede tafel van de wet zijn onlosmakelijk verbonden.
Daarom kunnen we het ook niet omkeren. Er zijn mensen die dit klassieke woord van Samuël willen gebruiken om van alle „offers" af te zien. Kerkgang en dergelijke is niet meer zo nodig, het komt op de liefde tot de naaste aan. Uit het laatste vers blijkt wel hoezeer de HEERE het goede en rechte dienen van Hem op prijs stelt. We kunnen de twee tafels van de wet niet tegen elkaar uitspelen. Het gaat om beide. Het gaat om de liefde waarin wij ons offeren aan God en aan onze naaste.
Wie een klein beetje eerlijk is zal hier nog velerlei gebreken en onvolkomenheden vinden. Juist als het ons een weinig in ons leven om de HEERE te doen werd lopen we telkens weer tegen ons zelf aan. Wat zijn we er toch aan verknocht. Wat koesteren wij het. We willen van alles in het zakje doen desnoods, maar onszelf niet. Laten we dat nu maar eerlijk vaststellen.
In dit vlammend woord van Samuël klaagt de heilige wet van God ons aan. Maar die wet wil meer doen! Die wet wil ons werpen op Christus. Ze wil ons als het ware bevrijden van ons zelf. Ze wil ons bevrijden van de waan d'at wij het ooit ook maar op enige manier zouden kunnen zijn. Ze wil ons verkondigen dat Hij het is, Christus.
De Heere Jezus is dan ook wel het tegenbeeld van Saul en van ons allemaal als het erop aankomt. We kunnen hier denken aan Zijn intocht in Jeruzalem. Saul hield een triomftocht. Hij voerde koning Agag als teken van roem en macht mee.
Van de Heere Jezus wordt gezegd: Ziet uw Koning komt, zachtmoedig en rijdende op een ezelin. Het volk juicht Hem toe, maar dat brengt Hem geen ogenblik uit het evenwicht. Dat verleidt Hem niet tot een koningschap gelijk als de andere volken. Wat hadden ze graag gezien dat Hij; toen maar direkt was door gereden naar de burcht Antonia en met de romeinen korte metten had gemaakt. Maar Hij ging een andere weg. De weg van het kruis. De weg van de gehoorzaamheid aan de wil van Zijn Vader. De weg van het offer. Gehoorzaamheid is beter dan offerande. Bij Christus vallen gehoorzaamheid en offer helemaal samen. Offerend gehoorzaamt Hij. Hij offert Zichzelf tot een volkomen verzoening van al onze zonden.
En nu gaat het er maar om dat wij met al onze zonden en ellende bij Hem terecht gekomen zijn. Ook met onze onvolkomenheden en huichelachtigheden. Zelfs met dat onvolkomen geloof en met die zwakheden van ons ongeloof waartegen we dagelijks te strijden hebben. Neen, dat bedekken we dan niet, dat praten we niet goed, maar we komen in alle armoede tot Hem Die verzoening verwierf.
Sauls berouw
Neen, dan proberen we niet meer onszelf te handhaven. Zo doet Saul. Zelfs nog in zijn berouw. Als Samuël het oordeel namens de HEERE heeft uitgesproken horen we hem zeggen: Ik heb gezondigd. Dat klinkt schoon. En toch het is buitenkant.
In zijn boek „De gelijkenissen des HEE-REN" heeft Spurgeon een preek over zeven keer dezelfde tekst. Zeven keer ditzelfde woord: Ik heb gezondigd. En bepaald niet zeven keer als uiting van waar berouw. Hier ook niet.
Sauls belijdenis komt voort uit de vrees voor de gevolgen. Hij aanvaardt die gevolgen niet. Saul hoor je niet zingen als David: 'k Erken mijn schuld die u tot straf bewoog. Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig. Saul probeert met zijn berouw alleen maar de gevolgen te voorkomen. Het verdriet dat Hij de HEERE met zijn ongehoorzaamheid heeft aangedaan weegt bij Hem niet. Het gaat hem zelfs in zijn berouw nog om hemzelf. Dat blijkt wel duidelijk als hij er alle moeite voor doet om de schijn op te houden. Samuël zegt dat hij met Saul niet zal terugkeren om God te aanbidden. Maar dat wil Saul het koste wat het kost voorkomen. Hiji smeekt Samuël letterlijk om toch met hem mee te gaan. Anders zullen immers de oudsten hun konklusies al trekken. Het zal hem zijn gezag en aanzien kosten.
Als het om onszelf te doen is, is het ergste van de zonde de straf het gevolg. Als het ons om God te doen is, is het dat we Hem verdriet hebben gedaan. Hem, die het toch wel allerminst had verdiend. Die ons alleen maar overladen heeft met Zijn weldadigheid en Zijn trouw. Dan is onze belijdenis die van de verloren zoon: Ik heb gezondigd tegen de hemel en voor U. Ik ben niet meer waardig Uw kind genoemd te worden.
Wat heerlijk dan dat we tegen elkaar mogen zeggen dat zulke onwaardigen waardig zijn. De Heere Jezus eet en drinkt niet met mensen die de schijn proberen op te houden. De Heere Jezus eet en drinkt met tollenaren en zondaren.
Gods offers zijn een gans verbroken geest, Door schuldbesef getroffen en verslagen. Dit offer kan alleen Uw heilig oog behagen, 't Is nooit, o God, van U veracht geweest. Doe Sion wel, laat om mijn zware val Uw goedheid niet van zijne burg'ren wijken. Bouw Salem op, laat nooit zijn muur en wal Door Uwe straf voor 's vijands macht bezwijken.
E.
Jac. W.
blz.
Ds. Jac. Westland - Gehoorzaamheid beter dan offerande 505
Ds. J. Maasland - Arbeider is loon waardig 506
Ds. H. G. Abma - Kol-ommetje 507
Niet alleen het begin, maar ook het einde van het leven in Gods handen . . . . 508
Ds. W. van Gorsel - Er is maar één geloof 510
Ds. . Maasland - Kleine kroniek . . . . 510
Kerknieuws 512
Advertenties 515
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1985
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's