Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Heilig zijn o God Uw wegen...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Heilig zijn o God Uw wegen...

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Ruth 1 : 1—5)

1. De weg van kleine mensen

Het bijbelboekje Ruth — wie kent het niet. Jong en oud in de gemeente kent het verhaal van Naomi en van Ruth. Het begint met het boerengezmnetje in Bethlehem-Elratha. Vader Elimelech en moeder Naomi, de beide kinderen Machlon en Chiljon. Eenvoudige mensen. Al hadden ze vanouds hun iamiuebezit, hun hofstede, hun akkers. Maar toch gewone, kleine mensen, zoals u en ik. Geen mensen die geschiedenis maken. Geen mensen die vandaag de dag de voorpagina s van de kranten zouden halen.

Het was — zegt vers 1 — 'in de dagen, als de richters richtten...'

In de dagen dus van mannen als Simson, Jefta, Gideon. Dagen dat er geen koning was in Israël. Ruige en ruwe tijden met veel afwijking van de levende God. Vaak drukte de straffende hand des HEEREN zwaar op Israël. Riep men in de nood tot God, dan schonk Hij genadig uitkomst door middel van een richter. Maar helaas, telkens weer vergat het volk zijn Weldoener... Omdat de geschiedenis van Ruth in die tijd speelde, vindt u het boekje in onze bijbel ingeklemd tussen enerzijds het boek Richteren en anderzijds de Samuëlboeken — als een parel tussen twee harde schelpen!

In de hebreeuwse bijbel heeft het boek Ruth een andere plaats. Het is één van de vijf Megilloth, de feestrollen, die in de synagoge gelezen worden op de feestdagen. Hooglied met Pasen, Ruth op het Pinksterfeest, Klaagliederen bij de herdenking van de verwoesting van de tempel, Prediker op het Loofhuttenfeest en Esther op het Purimfeest. De Joden hebben dus verstaan dat Ruth een Pinksterboek is. We komen daar nog op terug...

Intussen was boer Elimelech uit Bethlehem helemaal geen richter. Misschien was hij één van de velen die zeggen: 'met de politiek bemoei ik mij niet, ik leid mijn eigen leven.' Als we eens een kijkje nemen op de boerderij, treffen we de situatie niet zo rooskleurig aan! Er is hongersnood! Dat is de nood ook voor kleine mensen als Elimelech en Naomi: „Jahwe, mijn grond verdroogt! De aarde scheurt! En honger heeft zijn scherpe klauw geslagen in onze maag, ik kan het niet verdragen. De kinderen, zie hoe hun ogen vragen!"

Dat is wat voor een vader en moeder, om hun kinderen niet genoeg te eten te kunnen geven! En dat in Bethlehem, dat betekent: Broodhuis, Graanschuur. En dat in Efratha, dat wil zeggen: vruchtbaar land. En dat terwijl de naam van de boer, Elimelech, betekent: 'mijn God is Koning.'

Hoe kan dat, honger in Israël, het land van de belofte, overvloeiende van melk en honing, bestemd om onder Gods koningschap te worden als een stukje paradijs op aarde? Dat zijn de grote vragen waar kleine mensen mee worstelen. En temidden van vele waaroms en raadsels zoeken zij hun weg.

Vader Elimelech en moeder Naomi hebben er samen over gesproken: wat moeten we doen? Zullen we uitwijken naar het land van Moab, aan de andere kant van de Jordaan? Zo wordt besloten, omdat de nood dringt.

...daarom toog een man van Bethlehem-Juda, om als vreemdeling te verkeren in de velden van Moab, hij en zijn huisvrouw, en zijn twee zonen."

Daar gaan ze over de weg, dat kleine groepje mensen. Een trieste gang maken ze: huis en haard achterlaten, Bethlehem de rug toekeren, op weg naar een heidens land, een land waar niet Jahwe, de levende HEERE — maar waar de afgoden Kamos en Astarte worden vereerd. Over een afstand van zo'n 40 a 50 km. trekt dit gezin voort. Ze willen niet voorgoed naar Moab. Het ging hen niet om emigratie, maar om evacuatie.

Ze gingen ook niet van harte, maar noodgedwongen. Honger is een harde meester! En ginds in Moab is brood! Wij kunnen op dit punt allerlei vragen stellen. Had Elimelech dit ooit mogen doen? Was deze gang uit Bethlehem naar Moab wel voor God verantwoord? Dacht Elimelech wel voldoende aan de belijdenis die in zijn eigen naam ligt uitgedrukt: 'mijn God is Koning'? ! Nam hij het roer hier niet te veel zélf in handen? Ging hij hier een eigen weg, die een doodlopende weg zou blijken te zijn?

Laten we voorzichtig zijn met oordelen. We staan zo gauw gereed met ons opgestoken vingertje. Als het tenminste over anderen gaat! Zelf hebben we wellicht nooit hongersnood meegemaakt. Hoe zouden wij gehandeld hebben? Misschien overlegde Elimelech wel: 'mijn God is toch ook Koning in Moab? Het vertrouwen op Hem sluit onze eigen verantwoordelijkheid toch niet uit? ' Wij kleine mensen zoeken in het gewone leven van elke dag vaak tastend onze weg, we gaan met vallen en opstaan.

De bijbel vertelt het gebeuren in elk geval zonder uitdrukkelijk commentaar, zonder goed-of afkeuring: zij gingen uit Bethlehem weg, ze kwamen in Moab en ze bleven aidaar. Maar we mogen wel tussen de regels door lezen dat zo'n gang uit het beloofde land naar Moab, het land van de zelfverlossing, een dwaze gang was. Een doodlopende weg, een beslissing in het duister genomen.

Ze bléven aldaar, jaar op jaar. Het was goed in Moab. Er is brood in overvloed en de mensen zijn niet onvriendelijk. Laat het een heidens land zijn, waarin de god Kamos wordt vereerd met gruwelijke kinderoffers en de godin Asjera wordt gediend met hoererij in haar heiligdommen...

Dat is allemaal buiten de deur. Binnen is er in elk geval brood op tafel. Ook in Moab kun je de HEERE vereren, je kunt er de tora, de boeken van Mozes, lezen en je kunt er je gebeden doen. Bovendien, zodra ze goede berichten horen uit Bethlehem, zullen ze met z'n allen daarheen terug keren!

Maar, gemeente, het gaat in het leven altijd weer zo anders dan wij hebben gedacht en ge-'pland'. Zo vaak haalt de dood een streep door onze rekening. In vers 3 lezen we het tragische:

„En Elimelech, de man van Naomi, stierf; maar zii werd overgelaten met haar twee zonen."

Elimelech kon niet gemist worden in deze omstandigheden. Hoe moest Naomi verder, met twee kinderen, in een vreemd land? Ja, maar daar wordt niet naar gevraagd! Het leven is hard. De dood is bitter en streng. De dood verbreekt de teerste banden en slaat diepe wonden. De dood kent geen ver-

zachtende omstandigheden, houdt nergens rekening mee.

Naomi moet haar man begraven in vreemde grond. Nooit zal hij wederkeren naar Bethlehem, Elimelech die maar voor tijdelijk evacueerde uit de velden van Efratha...

Kleine mensen kriigen te maken met levensgrote vragen. Is het niet naar het leven getekend en uit het leven gegrepen? Misschien kunt u er uw levensboekje zomaar naast leggen. Uw eigen onbegrepen smart, uw eigen onbeantwoord waarom.

Naomi werd 'overgelaten'. Ze bleef achter, berooid, benard, benauwd. Ze had haar twee kinderen nog, jongens van zo'n jaar of 17, 18. Op zichzelf een voorrecht. Zij konden zorgen voor de leeftocht. En Naomi behoefde zich niet overbodig te voelen. Maar het gemis deed zich dagelijks voelen. Zeker bij de zware taak om voor dc jongens vader en moeder tegelijk te zijn en hen goede leiding te geven temidden van de zuigkracht van het heidense Moab.

Het leven gaat door. Soms gaat het van een begrafenis naar een bruiloft. Machlon en Chiljon krijgen de leeftijd dat ze naar de meisjes omzien. Ze raken verliefd, verloofd, getrouwd. Met meisjes uit Moab. Aardige meisjes, die Orpa en Ruth — maar heidinnen, dat wel — van jongsaf doordrenkt in de afgodendienst.

En weer staat het er in de bijbel zónder commentaar, in vers 4: „Die namen zich Moabietische vrouwen; de naam der ene was Orpa, en de naam der andere Ruth; en zij bleven aldaar omtrent tien jaren."

Geen commentaar? Of misschien toch wel, namelijk in dat nadrukkelijke: 'zij bléven aldaar'. Aan het eind van vers 2 staat ook al 'zij bleven aldaar', terwijl het in vers 1 nog heette 'om als vreemdeling te verkeren'!

Wat gaat hier gebeuren? Wordt het gezin van Naomi moabitisch met de Moabieten? Onder het motto: waar mijn brood is, is mijn vaderland? En: wiens brood men eet, diens taal men spreekt? Zouden Machlon en Chiljon nog heimwee naar Bethlehem gekend hebben? Zouden ze zich nog wèl vreemdeling in Moab gevoeld hebben?

Het gaat ze goed, het gaat ze 'naar den vleze'. O, wat gevaarlijk is dat! Hongersnood kan verbitteren, maar... 'de welvaart is als Klaas Vaak, voor wie ook uw geestelijke oogleden niet veilig zijn'. (K. H. Miskotte).

De grenzen tussen kerk en wereld, tussen Israël en Moab slijten uit. Naomi is ongetwijfeld grenswachtster geweest. Zij heeft de zuiverheid van de dienst des Heeren bewaard in hart èn huis. Maar wat zal dat licht op de tocht gestaan hebben! Laten we niet gering denken over de invloed van onze omgeving op ons denken en doen!

Ouders, wat is de verantwoordelijkheid die u voor uw kinderen draagt, toch groot. Waar brengt u ze? In welke omgeving? Op welke school? Jongeren, jullie die misschien verkering hebben of binnen afzienbare tijd hopen te trouwen: waar ga je wonen? Is het voor jullie het belangrijkste of je een aardig huis kunt vinden of een goede betrekking? Of staat de vraag voorop: kunnen we daar naar de kerk? Kunnen we daar het zuivere Woord Gods horen?

Machlon en Chiljon sloten een gemengd huwelijk. Ze trouwden met heidense vrouwen. Nu kijken we daar tegenwoordig niet meer van op. Kerkelijk of onkerkelijk, protestant of rooms-katholiek, rechtzinnig of vrijzinnig, die verschillen worden zomaar Cveggewuifd. Waarom zou dat een huwelijk in de weg moeten staan? Als je toch maar van elkaar houdt nietwaar?

Als we dan maar weten dat een huwelijk tussen een protestant en een rooms-katholiek of tussen een rechtzinnige en een vrijzinnige maar al te vaak een 'glijbaan naar de onkerkelijkheid' is geweest! En Gods Woord waarschuwt ons uitdrukkelijk om als gelovigen geen juk aan te gaan met de ongelovigen. Bij het sluiten van een huwelijk is het dus van de grootste betekenis dat we ons als man en vrouw samen willen laten leiden door het Woord van God! Daar moeten we het van te vóren over eens zijn. Niet denken: 'dat komt wel goed, als we maar eenmaal getrouwd zijn.' Het huwelijk is geen evangelisatiemiddel! Ja maar, zegt iemand, dat huwelijk is voor Ruth dan toch maar tot rijke zegen geworden! Zeker, dat lag zo besloten in Gods verborgen raad. Maar daar kunnen wij niet mee werken! Wij moeten ons houden aan Gods bevel, aan Zijn geopenbaarde wil. En deze houdt in dat we pas een huwelijk kunnen sluiten, als we het eens zijn in de keus: 'ik en mijn huis — wij zullen de HEERE dienen!'

Hoe lang nu het huwelijk tussen Machlon en Ruth, tussen Chiljon en Orpa heeft geduurd, weten we niet. In elk geval niet lang. Op de dubbele bruiloft volgde spoedig een dubbele begrafenis. Zo staat het in vers 5: „En die twee, Machlon en Chiljon, stierven ook — alzo werd deze vrouw overgelaten na haar twee zonen en na haar man."

Ook' jonge mensen sterven. Mannen en vrouwen in de bloei van hun jaren en op het hoogtepunt van hun levenskracht. Naast oudere weduwen cn weduwnaren zijn er ook nog zo jonge mensen, die voortaan alleen door het leven moeten, met weemoed en pijn.

Dat is de weg van kleine mensen in een wereld waarin de dood en het graf nooit zeggen: 'het is genoeg'. Er zijn kinderen die hun vader en moeder moeten uitdragen naar het graf. Maar er zijn ook vaders en moeders die hun eigen kind moeten overgeven aan de dodenakker...

Wat erg voor die jonge, nog kinderloze weduwen Orpa en Ruth. Wat erg ook voor die zwaarbeproefde moeder, Naomi. 'Déze vrouw werd overgelaten, na haar twee zonen en na haar man.'

Er staat niet eens meer: Naomi! Ze is een naamloze geworden. Naomi betekent: 'lieflijke', bemind en beminnelijk. Nu is ze maar een vrouw, een overgelaten, achtergebleven vrouw. Kinderloos. Geen moeder meer in Israël. Komt eenmaal de Messias, dan zal geen nakomeling van Elimelech en Naomi Hem ontmoeten en begroeten. De lijn naar de toekomst is doorgesneden. De graven van Machlon en Chiljon — die namen schijnen te wijzen op zwakheid en vergankelijkheid

— worden gedolven naast dat van vader Elimelech. Nu staan daar drie weduwen. Gebogen onder het gewicht van het onbegrepen levenslot. Starend op een verleden dat als een ruïne achter hen ligt.

Wat zal er in Naomi zijn omgegaan? Een dichteres (Joke Verweerd) verwoordde het zo in haar gedicht „Alleen":

Hoe dicht is de duisternis op me gedaald en waar is het licht op mijn weg? God, heb ik dan nooit genoeg leergeld betaald? Hoort Gij dan wel wat ik tot U zeg! Waar zal ik het zoeken, waarop zal ik wachten? Zelfs daar waar ik thuis hoor zal men mij verachten!

Geen zoons meer, geen man en geen handbreed voor ogen. Geen leven, geen toekomst, geen thuis en geen land! God, bent U wel wèrk'lijk met mensen bewogen? Tot brekens toe dwingt mij Uw hand! Tot buigen, tot barsten, wie heb ik nog. Heer? Wat is er nog over van vreugde, van eer?

2. De weg van de hoge God

We zagen de weg van kleine mensen getekend. Eenvoudige boerenmensen met hun trieste relaas, hun door de dood zwaar overschaduwde familiekroniek. We hoorden van Elimelech cn Naomi, van Machlon en Chiljon, van Orpa en Ruth. Maar waar is in dit alles nu de HEERE? Waar leidt en waar blijkt Zijn weg? Hij is de God die zich verborgen houdt! De theoloog Miskotte zegt: dit bijbelboekje Ruth Iaat ons 'het gewone leven' zien. Het gaat er over wat mensen doorstrijden en doorlijden in een wereld waarin geen wonderen meer (schijnen te) gebeuren.

Gods grote daden staan in het boekje Ruth niet op de voorgrond. Het is een windstille tijd, een tijd tussen herinnering en verwachting, zoals van onze eigen tijd wel gezegd wordt dat 'Christus het kleed van de tekenen afgelegd heeft'. We leven van de daden van God die geschied zijn. We leven, in geloof, van de woorden die opgeschreven staan. We verwachten Hem die komende is. Maar intussen houdt God Zich verborgen... Hij lijkt er niet bij te zijn in het leven van alle dag. Er was honger in het beloofde land, honger in het broodhuis Bethlehem.

Maar we lezen niet van een profeet die de honger verklaarde als een oordeel Gods... De honger was er gewoon, als een raadsel, als een wolk die het uitzicht benam op de HEERE, de God van Israël.

In Bethlehem hebben Elimelech en Naomi gewikt en gew r ogen, ongetwijfeld ook gebeden. vooraleer ze de beslissing namen naar Moab te evacueren. Maar ze kregen het niet op een briefje wat ze doen moesten. Er kwam géén stem uit de hemel die zei: 'gaan!' of 'blijven!'. Er kwam géén engel met een blinkend zwaard om ze tegen te houden

op weg naar Moab. Maar er was ook géén kruikje van Sarfath, om het hen mogelijk te maken in Bethlehem te blijven...

De belijdenis die in hun namen was uitgedrukt, werd hen tot aanvechting.

Elimelech — mijn God is Koning? Heere, waarom geeft U mij dan niet heden mijn dagelijks brood?

Naomi — beminde, lieflijke. Maar waarom ontvang ik dan geen tekenen van Uw liefde meer?

Daar hebben we de verborgenheid Gods — in het boekje Ruth niet minder dan in het boek Job! Die verborgenheid wordt al groter en groter, wanneer eerst Elimelech, dan Machlon en Chiljon sterven. Er zijn altijd weer van die 'vrienden van Job', die hier hun vrome en goed bedoelde verklaring gereed hebben. Ze zouden van Godswege gestraft zijn... hadden ze maar niet uit Moab weg moeten gaan... het oordeel Gods kun je nu eenmaal niet ontvluchten...

Pas toch op, mensen. Zeker op rouwbezoek, zeker in een sterfhuis, zeker bij het diepe levensleed. God is in de hemel en wij zijn op aarde. Trek niet zo gauw je conclusies. Oordeel niet zo vlot. Leg liever de hand op de mond. „Voorwaar, Gij zijt een God die zich verborgen houdt..."

Maar intussen... Ruth is een Pinksterboek. Pinksteren is voor Israël het feest van de gerste-oogst. De geschiedenis van Ruth speelt zich dan ook af tegen de achtergrond van de oogst op de akkers van Bethlehem. Pinksteren is voor Israël ook het feest van het verbond. Het blij gedenken aan het verbond dat de HEERE met Israël sloot aan de * Sinaï, aan de gave van de tora, de heilige wet. Pinksteren is voor Israël ook feest van de toekomst, van de komst van de Messias, die de wet in Zijn hart draagt, die het verbond zal vernieuwen en de oogst van de heilstijd zal brengen. En Pinksteren is voor de gemeente van Christus het feest van de uitstorting van de Heilige Geest.

Het feest van het geboorte-uur van de nieuw-testamentische kerk uit Joden en heidenen. Het feest van de doorbraak van het evangelie vanuit Israël naar de volkeren.

vanuit Jeruzalem naar de einden der aarde. Het zendingsfeest bij uitstek!

Pinksteren is voor de gemeente van Christus ook een feest van toekomstverwachting, waar de Geest en de bruid roepen: Kom! En in dat Pinksterlicht lezen we het boekje Ruth als het Pinksterboek van het oude verbond. Wat blijkt dan? Dat de levensgeschiedenis van kleine mensen gedragen en overkoepeld wordt door de heilsgeschiedenis van God.

Als we goed lezen — gaat het dan in het boekje Ruth wel om Elimelech, Naomi. Machlon, Chiljon, Orpa, Ruth, Boaz en al die andere boerenmensen uit Bethlehem?

Is er niet veel méér aan de hand? Want in hoofdstuk 1 vers 1 lezen we al van Bethlehem-Juda. Dat is de inzet. En in hoofdstuk 4 vers 22 is het laatste woord: David. Daar loopt het op uit! Het gaat om het koningschap bij de gratie Gods. Het gaat om het koninkrijk Gods! Het gaat ten diepste om de Messias, om de Christus, om de grote Zoon van David, en om het gezegende leven in Zijn rijk! Om de oogst van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont!

Zie, Elimelech — het is tóch waar: 'mijn God is Koning'. Want Zijn Koninkrijk komt! Zie, Naomi, liefelijke, het is tóch waar: de HEERE doet voor Zijn beminden alle dingen meewerken ten goede. Gods liefde wil uw leven leiden via kruis naar kroon, door lijden tot heerlijkheid.

'Heilig zijn, o God, Uw wegen — niemand spreke Uw hoogheid tegen...' Dat nu Ruth uit Moab moest komen om in Israël te worden ingelijfd! Dat zij als heidin niet alleen een grootmoeder van koning David mocht worden, maar een moeder van de Messias Israëls, die ook de Heiland der wereld is!

Dat terwijl Machlon en Chiljon in Moab sterven, de weg van Boaz in Bethlehem reeds zó geleid wordt, dat hij straks met Ruth kan trouwen. Ziet u hoe door de wirwar van draden heen God de gouden draad weeft naar de toekomst van Christus? En in dat grote plan van God heeft Hij plaats voor kleine, gewone mensen, zoals ze getekend worden in het boekje Ruth en zoals wij zijn. Wij kunnen het weefpatroon, het borduurwerk van ons leven niet ontraadselen. Wij zullen levenslang met waaroms moeten blijven worstelen.

Maar het gaat er maar om dat ook óns leven in het kader staat van Gods plan met deze wereld. Dat we mogen komen van het 'waarom? ' tot het 'waartoe? ' Dat we hartgrondig leren bidden: Uw Naam worde geheiligd, Uw Koninkrijk kome. Uw Wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde.

Het Pinksterboekje Ruth wijst heen naar de Geest van Pinksteren, die ook uw en jouw leven wil nemen om het in te weven in het patroon van Gods welbehagen met deze wereld, dat in Christus gelukkige voortgang heeft.

Kleine mensjes, valt de hoge God maar nederig te voet. En leer het met de psalmdichter belijden:

Heilig zijn, o God, Uw wegen, niemand spreek' Uw hoogheid tegen: ie, wie is een God als Gij, groot van macht en heerschappij? Ja — Gij zijt die God, die de oren wonderen doet op wonderen horen; Gij hebt Uwe roem alom, groot gemaakt bij 't heidendom. (Psalm 77 : 8)

J. H.

V.

De in deze meditatie geciteerde dichtregels zijn uit de bundel , , Het begin van de gerste-oogst, gedichten voor het Pinksterfeest bij het boek Ruth" van Joke Verweerd (Uitg. Boekencentrum — Den Haag).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 augustus 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Heilig zijn o God Uw wegen...

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 augustus 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's