Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Amsterdamse conflict van twee kanten bekeken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Amsterdamse conflict van twee kanten bekeken

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

dl

In dit gedenkjaar van de Doleantie, dat tevens uitgeroepen is tot het beginjaar van Samen-op-Weg, houdt de breuk van 1886 ons nog steeds bezig. Vorige keer zagen we hoe in 1936 het halve eeuwfeest door de Gereformeerden werd gevierd en hoe daar van Hervormde zijde tegenaan gekeken werd. Vandaag willen we nog een halve eeuw teruggaan en twee verschillende stemmen laten horen uit het rumoerige jaar 1886 zelf. De ene tracht te motiveren waarom de breuk onvermijdelijk was, de andere wil zijn lezers overtuigen dat ze ondanks het diepe verval van de vaderlandse kerk geen andere keuze hebben dan te blijven in de zozeer gesmade kerk van „Jan Rap en z'n maat".

Een ingrijpend conflict

Na honderd jaar kunnen wij ons nauwelijks meer voorstellen hoe ingrijpend de breuk van 1886 is geweest. Reeds lang tevoren had het militante optreden van Abraham Kuyper, zowel kerkelijk als politiek, de aandacht getrokken, en velen zagen in hem een nieuwe reformator. Toen , , het conflict gekomen" was (de titel van een brochure van Kuyper), bracht dat in het hele land de gemoederen in beweging. In Amsterdam waren niet minder dan tachtig kerkeraadsleden geschorst en gingen de „Dolerenden" in diverse zalen eigen diensten beleggen die scharen kerkgangers trokken. Drie gemeenten in het land hadden reeds vóór Amsterdam „het synodale juk afgeworpen": Voorthuizen, Kootwijk en Reitsum, en in 1886 volgden vele andere dat voorbeeld. Zo ongeveer zestig predikanten gingen met de Doleantie mee en wanneer ze het vertrouwen genoten, dan volgde praktisch de hele gemeente. Er waren dan ook plaatsen in ons land waar de Hervormde Gemeente tot nul gereduceerd was.

In onze gesaeculariseerde tijd liggen maar weinig mensen meer wakker van een kerkscheuring, maar in een tijd waarin de kerk nog centraal stond in de samenleving gaf het conflict uiteraard stof tot dagelijkse gesprekken. Met name in Amsterdam, waar zo'n diepe scheur was getrokken door een bloeiende gemeente en waar niet modernen en orthodoxen tegenover elkaar stonden, maar waar mensen van dezelfde belijdenis, broeders van hetzelfde huis twee verschillende wegen gingen. Er ontstond dan ook een felle strijd waarin tal van brochures het licht zagen, de één om de Doleantie te motiveren, de ander om haar te veroordelen.

De visie van Ploos

De stem uit het Dolerende kamp is een bekende, namelijk van ds. J. J. A. Ploos van Amstel. die in zijn tijd zó populair was dat hij meestal „Vader Ploos" werd genoemd. Geboren in 1835 was hij in 1861 predikant geworden te Otterloo om vervolgens een hele rij gemeenten te dienen — allemaal zéér kort — namelijk Reitsum, Anjum, Ridderkerk, Groningen, Hilversum. In 1876 ging hij opnieuw naar Reitsum waar hij zou blijven tot zijn dood in 1895 en waar hij in 1886 met de Doleantie meeging. Dat gebeurde vlak nadat de gemeenten Voorthuizen en Kootwijk „het synodale juk" hadden verbroken. Reitsum was de derde gemeente in ons land die in Doleantie ging.

Ploos heeft de breuk van zijn gemeente met de synodale organisatie uitvoerig gemoitveerd in een brochure „Een woord aan hen die Jezus Christus erkennen als het eenig Hoofd Zijner Kerk, naar aanleiding van onze losmaking uit het Synodaal verband". Maar hij zag verder dan de grenzen van zijn

gemeente: ook over het Amsterdamse conflict liet hij zijn licht schijnen. Voor mij ligt een boekje van slechts 15 bladzijden, eveneens uit 1886, getiteld „De Amsterdamsche kwestie eenvoudig toegelicht". Mijn exemplaar is al een zesde druk, dus kennelijk werd het goed verkocht. Om de prijs hoefde men het niet ongelezen te laten, want de titelpagina vermeldt: „Prijs 7y2 cent". Hoewel dat natuurlijk in die tijd méér was dan vandaag een paar gulden...

„Wat er toch te Amsterdam geschied is"

— zo luidt de vraag die „Vader Ploos" in deze brochure wil beantwoorden. Hij doet dat op zijn eigen, eenvoudige en gemoedelijke manier, zó dat iedereen het toch wel ingewikkelde conflict kan volgen. Hij vertelt dat in de eerste helft van de eeuw in Amsterdam de „modernen" de toon aangaven. Maar daarin is verandering gekomen. Door de aktiviteiten van het kiescollege — op zichzelf een verwerpelijke instelling! — konden steeds meer Schriftgetrouwe, zelfs Gereformeerde predikanten worden beroepen.

Maar toen kwam het probleem. Ouderlingen van Gereformeerde beginselen wilden geen dienst meer doen bij moderne predikanten, weigerden ook eraan mee te werken dat vrijzinnigen als lidmaten werden toegelaten. En daarmee gingen ze buiten hun boekje. Want de Synode heeft dc ouderlingen verboden te oordelen over de geloofsovertuiging van „aanncmelingen". Dat is natuurlijk de dwaasheid gekroond, zegt Ploos, want

„nu begrijpt ieder toch wel dat geen huisvader zijn huisgezin kan regeeren als hij in een kast gestopt wordt; geen onderwijzer kan school houden als hij geen macht heeft over de kinderen; geen politie-agent behoeft te waken en op te passen als hem de handen gebonden zijn. Zoo ook, of een ouderling moet de macht hebben waar het plicht is de aanncmelingen te weren en anders mag hij er niet bij zijn. Hij mag niet zitten tot een spot. Daar is de bediening te heilig voor."

Toen wilden de modernen, zo gaat Ploos verder, dat hun belijdenis-catechisanten in een naburige gemeente aangenomen werden om dan met attestatie in Amsterdam terug te keren. Maar hoe kan een getrouwe opziener dat met zijn geweten in overeenstemming brengen? Och, zegt men, er zijn toch al zoveel loochenaars van Christus in de gemeente, het maakt niet veel uit al komen er nog wat bij. „Dat is een dwaze redenering", zegt Ploos.

„Denk eens, gij hebt dieven in uw huis, maar gij kunt de deur nog sluiten. Zegt gij dan, och er zijn al zooveel dieven, één meer of minder doet er niet toe? Neen, gij sluit dc deur en doet alle moeite om de indringers uit uw huis te verdrijven. Evenzoo, als er een doorbraak in den dijk plaats heeft, denkt niemand er aan om te zeggen, er is toch al zooveel, water in den polder, wat zullen wij nog den dijk maken? Neen. hoe eer hoe beter wordt de breuk hersteld, liefst zoo mogelijk als de doorbraak pas heeft plaats gehad, en is de breuk geheeld, dan gaat men daarna het ingeloopen water uitmalen."

Van attestenkwestie naar beheerskwestie

De kerkeraad kon niet anders handelen dan hij deed, aldus Ploos, „waar men als opzieners de belofte heeft afgelegd te zullen toezien dan geene vreemde leeringen in de kerk Gods inbreken". Maar de toekomstige lidmaten wendden zich tot het Classicaal Bestuur, waar ze overigens nul op het rekwest kregen. Bij het Provinciaal Bestuur hadden ze meer succes, want dat gelastte de kerkeraad binnen zes weken de gevraagde attesten om ergens anders belijdenis te doen af te geven. De kerkeraad weigerde dit en daarop volgde dan dc schorsing.

Hoe kan dat toch, vraagt Ploos, dat deze broeders, voordat ze zich volledig konden uitspreken, al geschorst werden? „Het lijkt wel alsof de Satan in de besturen gevaren is, want zij hebben alle recht en wet vertreden en niet gevraagd naar Gods Woord, noch naar de reglementen".

Er was namelijk nog een kwestie bijgekomen. Men zag het conflict aankomen en wanneer de kerkeraad geschorst zou worden, wie vormden dan de wettige kerkeraad en van wie waren dan de kerkelijke goederen? Die zouden dan in handen hebben kunnen komen van „de van God vervreemde besturen". Vandaar heeft de kerkeraad middelen bedacht om in het bezit van de kerkelijke goederen te blijven.

„Indien iemand geld van een ander in bewaring heeft en er gevaar is dat er roovers in den omtrek zijn. wat doet dan hij die de gelden bewaren moet? Moet hij ze niet in veiligheid brengen? Ik geloof: ja!"

Ploos doelt hier natuurlijk op het optreden van Kuyper die zich met geweld toegang wilde verschaffen tot de consistoriekamer van de Nieuwe Kerk en daartoe de deur liet forceren (de beruchte „paneelzagerij") en hij billijkt deze handelwijze. „Dat is niet meer dan trouw aan zijne roeping cn afgelegde belofte bij de waarneming zijner betrekking".

Anderen — even Gereformeerd als Kuyper en de zijnen — hebben daar anders over gedacht. Daar weet Ploos óók van. ..Dat heeft ds. Hogerzeil genoemd: de revolutie gereglementeerd"...

Droefheid en blijdschap

„Ons hart schreit van droefenis en innige smart", zo bekent Ploos.

„Zij die wij nog altijd hielden voor zonen des huizes hebben de rol van een verrader gespeeld. Zij hebben de zonen des huizes verdreven en de vreemden, de muitelingen tegen Christus in huis gehaald (...) Een gruwel, waarover de Heere Zijn oordeel zal uitspreken; ze is een vuur dat ontstoken is om een brand te veroorzaken die jaren zal duren, die, tenzij de Heere het verhoedt, onbluschbaar is; ze heeft broeders van broeders vervreemd, ze heeft een wortel van bitterheid gezet die smartelijk cn rampzalige vruchten met zich brengt."

Toch heeft dit conflict, denkt Ploos, ook goede kanten. Daarom mag er naast droefheid ook blijdschap zijn. Blijdschap om de eenheid in geloof, hoop en liefde. Het is nu immers duidelijk geworden dat we niet langer kunnen samengaan met mensen die afwijken van het Woord. Er is een scheiding der geesten openbaar gekomen waarvoor we dankbaar moeten zijn.

„En wie weet, hoe spoedig het uiteengaan van wat niet tezamen hoort, volgt, opdat zaam vereenigd worden wat de Heere toch naar Zijn wil tot eenheid bestemd heeft en waarvan de Heere zeide: dat zij allen één zijn."

Onder zijn brochure schreef Ploos de datum:5 februari 1886. Dat was een maand na de rumoerige gebeurtenissen in Amsterdam. Het was drie dagen na de bevestiging van ds. J. H. Houtzagers in Kootwijk, die leidde tot losmaking van de gemeente Kootwijk, en het was exact dezelfde dag waarop een andere Veluwse gemeente, Voorthuizen, de weg van de Doleantie koos. Dat kon Ploos op dat moment nog niet weten, maar gezien bovenstaande woorden heeft ook hij de breuk reeds in zijn achterhoofd gehad.

We zullen „Vader Ploos", een oprecht en Godvrezend man, die gedreven werd door liefde tot Christus en Zijn Gemeente, serieus moeten nemen. Zijn argumenten spreken ons ook wel aan. Waarheid en leugen kunnen niet gelijkwaardig naast elkaar bestaan in de Gemeente van Christus.

En toch — waarom meende hij te moeten gaan en waarom bleven anderen? In zijn brochure heeft Ploos, behalve de naam van Kuyper, slechts één andere naam laten vallen, die van ds. H. V. Hogerzeil te Amsterdam. Ook hij stond pal voor Schrift en Belijdenis, maar hij volgde Kuyper niet. , , Audi et alteram partem", dat betekent: hoor ook de andere partij. Dat hopen we dan de volgende keer te doen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 augustus 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Het Amsterdamse conflict van twee kanten bekeken

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 augustus 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's