Het zal niet gevraagd worden...
Een afgeluisterd gesprek
We genoten van enkele dagen vakantie in het uiterste zuiden van ons land. In dat mooie heuvelachtige gebied dat eigenlijk niet Hollands meer aandoet en daarom ook wel wordt betiteld als „Klein Zwitserland". Voor de tijd van het jaar waren de dagen koud. De avonden werden dan ook doorgebracht in het hotel, meestal met een boek, soms ook met een gesprek.
Op één van die avonden hadden twee echtparen, die daar ook logeerden, elkaar gevonden. Eén stel uit het Brabantse, het andere uit het hoge noorden. Hun gesprek werd gevoerd op een toon die anderen nodigde tot meeluisteren. De Engelsen hebben daarvoor een onvertaalbaar woord: „overhear", dat wil zeggen: niet afluisteren in de ongunstige betekenis van het woord, maar ongewild, bij toeval horen.
Na de gewone praatjes over koetjes en kalfjes, het weer en de vakantie, kwam het gesprek op „het geloof". Van het Brabantse echtpaar waren richting en ligging terstond duidelijk: rooms, maar „oecumenisch". De noordelingen waren wat moeilijker te plaatsen, ze leken me nominaal Hervormd, maar niet praktiserend. Verbluffend was echter de eensgezindheid die in hun gedachtenwisseling openbaar kwam.
Een grote eensgezindheid
De r.k.-gesprekspartners konstateerden met Brabantse vlotheid dat 't allemaal niets uitmaakt wat een mens gelooft. Gelukkig ziet men dat de laatste jaren in, en zijn roomsen en protestanten véél dichter bij elkaar gekomen. Neem nou vroeger: streng dat de protestanten waren! Ze mochten haast niets, zelfs niet op zondag naar de bioscoop. En de roomsen waren al niet veel beter. Als kinderen mochten wij niet spelen met protestantse kindertjes, laat staan dat je als volwassenen een verkering, een verloving of een huwelijk met hen zou aangaan. Nee, wat dat betreft is er veel veranderd. Tegenwoordig is een gemengd huwelijk héél gewoon. Binnenkort, als ons nichtje trouwt, is er een oecumenische dienst, nou, dan vieren we toch gewoon het Avondmaal mee met de protestanten?
Het had allemaal de volledige instemming van de mensen uit het noorden. Zij waren ook niet van die scherpslijpers. Weet u, het is niet belangrijk wat een mens gelooft, het zal later ook niet gevraagd worden bij welke kerk je hoorde. Het is wel belangrijk hoe een mens leeft en wat hij doet! Zij wilde zich dan weieens heel sterk uitdrukken: zij had liever te doen met mensen die zich om God noch gebod bekommeren, maar eerlijk zijn in het zakenleven en iets voor een ander over hebben, dan met mensen die tweemaal per zondag vóór in de kerk zitten, en daar plannen beramen om hun naaste te beduvelen. Is het waar of niet?
Ja, dat was volgens de Brabander een schot in de roos. Hij zei altijd: die vóór in de kerk zitten, die moet je in de gaten houden!
Op dat moment kwamen andere gasten binnen en ging het gesprek in een andere richting.
Voor in dc kerk . ..
Ik geef toe dat het gesprek niet veel nieuws bevatte. Dagelijks worden in ons land gesprekken gevoerd van gelijke strekking als het hierboven weergegevenc. Althans, voor zover kerk en geloof nog ter sprake komen... Want voor een grote meerderheid in onze samenleving is de godsdienst geen faktor van enige betekenis meer.
Maar bij velen die ergens nog een binding aan een kerk hebben leven de gedachten die ik daar in het zuiden hoorde uitspreken. Niet de leer, slechts het leven is van belang! En pas vooral óp met hen die al te streng zijn en het al te nauw nemen, want die knijpen de katjes in het donker!
We moeten ons altijd maar afvragen hoe het komt, en of wij misschien als christenen, als kerkmensen aanleiding hebben gegeven dat mensen zo denken en spreken. Onze Catechismus wist vier eeuwen geleden ook al van mensen „die onder een christelijke leer een onchristelijk leven leiden". Dat verschijnsel is zo oud als het christendom en de kerk zelf. Maar het moest natuurlijk niet zo zijn!
We dienen altijd te bedenken dat er op ons gelet wordt. Dat we niet ongemerkt de levensweg bewandelen. En het zal tóch wel gezegd worden, maar het mag niet aan óns te wijten zijn dat het gezegd wordt: „hij of zij zegt wel en praat wel, maar je moest het eens weten!" Dan zouden we voor anderen een sta-in-de-weg zijn.
Opvallend overigens dat de kijker altijd gericht is op „mensen die vooraan in de kerk zitten"! Ik heb me weieens verwonderd afgevraagd waarom ze nooit wijzen naar hen „die op de preekstoel staan". Maar kennelijk worden de bezetters van de voorste banken beschouwd als eerste-rangs christenen...
Nu hebben we in de bijbel een slecht voorbeeld van iemand die voor in de kerk stond! De man die hoog opgaf van zichzelf en laag neerzag op „die andere mensen". Dan kun je inderdaad beter achter in de kerk worden gesignaleerd met de hand op je borst en met het gebed op je lippen en in je hart: „O God, wees mij, zondaar, genadig".
Weet men dat zéker?
Merkwaardig, dat die uitspraak altijd en overal weer opduikt: „het zal straks niet gevraagd worden wat je geweest bent of wat je geloofd hebt". Weet men dat eigenlijk wel zo zéker wat er aan het eind van ons leven wèl en niet gevraagd zal worden? In de Prediker lees ik: „God zal ieders werk in het gericht brengen". Zou het dan een volkomen onverschillige zaak zijn bij welke kerk we hebben gehoord en bij welke belijdenis we hebben geleefd? Moeten we dan de liberale dichter A. C. W. Staring bijvallen die zo'n paar eeuwen geleden al vaststelde:
„Wie 't Woord den besten uitleg gaf. Dat leert eens d' and're zij van 't graf." Kunnen we aan déze kant van het graf niet weten wat waarheid is? Heeft de Heere Jezus ons daarover in het onzekere gelaten?
En schrijven de apostelen niet over „dingen die onder ons volkomen zekerheid hebben"?
Niet naar de mens
Naar kerk, geloof, belijdenis zal dus niet gevraagd worden — dat is de algemene opinie. Wat wèl zwaar zal meetellen — zo meent men zeker te weten — is ons leven, onze handel en wandel. Daarover zijn rooms cn protestant het roerend met elkaar eens. En deze eensgezindheid is niet van vandaag of gisteren. In de tijd van de Reformatie, in de dagen van de twisten tussen Remonstranten en Contra-Remonstranten, in de vorige eeuw, toen Afscheiding en Doleantie de gemoederen in beroering brachten, steeds weer deed deze volkswijsheid opgeld: „Ach, waarom zouden we elkaar het leven zuur maken met al die theologische haarkloverijen? Niet de leer, maar het leven!"
De aanhangers van de leer van vrije genade hebben altijd een minderheid gevormd. Het Evangelie van zaligheid om niet, enkel uit genade cn door het geloof in het bloed van de iMiddelaar, is niet naar de mens. Ons Nederlandse volk was dan ook niet bij uitstek geschikt voor het Calvinisme, zoals nogal eens beweerd werd. Trouwens, welk volk is dat wèl? De gebroeders Erskine klagen in hun preken dat, hoewel het Evangelie in Schotland al eeuwen was verkondigd, er altijd nog hele volksstammen waren die dachten: „wanneer een mens maar netjes leeft cn iedereen het zijne geeft, dan komt alles wel in orde..."
Voor de leer van vrije genade is er geen aanknopingspunt in het hart van de mens. Rome en Erasmus liggen véél beter in de markt! Geen wonder dat zij „hun duizenden hebben verslagen". Des te groter wonder wanneer toch gezegd mag worden: „uit genade zijt gij zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave, niet uit de werken, opdat niemand roeme."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 1986
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 september 1986
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's