Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De HEEREdoet wederkeren naar Bethlehem

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De HEEREdoet wederkeren naar Bethlehem

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als zij nu zag dat zij vastelijk voorgenomen had met haar te gaan, zo hield zij óp tot haar te spreken.

Alzo gingen die beiden totdat zij te Bethlehem kwamen. En het geschiedde als zij te Bethlehem inkwamen, dat de ganse stad over haar beroerd werd en zij zeiden. Is dit Naomi?

Maar zij zeide tot hen: Noemt tnij niet Naomi: noemt mij Mara, want de Almachtige heeft mij grote bitterheid aangedaan. Vol toog ik weg, maar ledig heeft mij de HEERE doen terugkeren, waarom zoudt gij ij Naomi noemen, daar de HEERE tegen mij getuigt en de Almachtige mij kwaad aangedaan heeft?

Alzo kwam Naomi weder en Ruth de Moabietische, haar schoondochter, met haar, die uit de velden Moabs wederkwam; en zij kwamen te Bethlehem in het begin van de gerstenoogst. Ruth 1 : 18—22

1. Menselijk reageren

De wederkeer van moeder Naomi en schoondochter Ruth naar Bethlehem, daarover gaat het slot van Ruth 1.

Uit het land van Moab kwamen zij, waar Naomi zo'n 12 a 15 jaar geleden met haar man Elimelech en haar zonen Machlon en Chiljon haar toevlucht had gezocht vanwege de hongersnood in Israël. Veel had Naomi moeten meemaken in die tijd. De dood klopte tot drie keer toe aan de deur van haar woning. Eerst haar man, dan haar beide zonen moest zij missen door de dood. Berooid bleef ze achter, vroegoude vrouw, kinderloze weduwe zonder toekomst.

De verhouding met haar beide schoondochters, Orpa en Ruth, was heel goed. Zij bleven bij haar na de dood van Machlon en Chiljon .En toen Naomi het gerucht had gehoord dat de HEERE in Zijn goedertierenheid weer brood had gegeven aan Zijn verbondsvolk en zij daarom de terugtocht naar Bethlehem ondernam, gingen die beide jonge vrouwen met haar mee. Maar Naomi drong onderweg er sterk op aan dat ze toch naar huis, dat wil zeggen naar hun ouderlijk huis, terug zouden keren, om dan later een nieuw huwelijk te sluiten met een moabietische man. Wat voor toekomst zou er zijn voor heidinnen als Orpa en Ruth in Israël?

Orpa liet zich overreden en nam hartroerend afscheid van haar schoonmoeder. Maar bij Ruth kwam het tot een doorbraak in die wonderschone belijdenis: 'uw volk is mijn volk, uw God mijn God'. Ruth had haar hart verloren aan Naomi, aan het volk van Naomi, aan de God van Naomi. Welnu, als Ruth dat eenmaal heeft uitgesproken, en het Naomi duidelijk is dat zij het méént, dat haar besluit vast ligt, dan houdt Naomi op tot Ruth te spreken. Dat wil zeggen: ze dringt niet langer aan: 'keer toch weder, mijn dochter, doe toch als Orpa, ga toch terug naar Moab'. Neen, dat kan en dat mag Naomi niet langer zeggen. Ze zwijgt in verwondering over dit werk Gods in de belijdenis van Ruth. Dit is een teken van Godswege geweest voor de zwaar beproefde Naomi. Een teken waarover zij zich heeft verwonderd, maar dat ze nochtans niet, zeker niet tenvólle verstaan en naar waarde geschat heeft.

'Alzo gingen die beiden, totdat zij te Bethlehem kwamen.' Alzo... wat ligt er veel in dit kleine woordje! Wat een weg van voorbereiding was er aan voorafgegaan om Naomi naar Bethlehem te doen wederkeren en Ruth er voor het eerst te doen komen. En nu gaan die twee doelbewust, recht toe recht aan. Ze bewandelen geen zijpaden. Het is duidelijk aan ze te zien dat ze ergens heen op weg zijn, dat ze niet maar wat lopen te flaneren.

Is dat niet een beeld van alle oprechte gelovigen? Samen op weg, maar dan wel op de goede weg. In het geloof leven we maar niet wat 'gind op aan', niet voor het vaderland weg, maar naar het vaderland op weg. Doelbewust en vastberaden vanuit de keus voor het smalle pad. Is dat ook óns beeld door Gods genade, die ons opschrikt uit valse rust en ons tot pelgrims maakt naar het nieuw Jeruzalem?

Deze reizigers komen aan. Daar staat God zelf voor in. Hij zal ze zelf bevestigen en schragen. De HEERE doet immers geen half werk! Plaatst Hij ons op de weg, dan leidt Hij ons ook over de weg. Zij gaan van kracht tot kracht steeds voort; elk hunner zal in 't zalig oord van Sion haast voor God verschijnen.

Wij kunnen ons zo voorstellen dat Naomi langzamer is gaan lopen naarmate ze Bethlehem naderde. Enerzijds werd ze er heen getrokken, maar anderzijds schrok ze ervoor terug om al die oude en vertrouwde plekjes terug te zien. De akkers waarop vroeger haar man Elimelech gewerkt had, de straten waarop haar zonen Machlon en Chiljon gespeeld en gestoeid hadden. Al die herinneringen met een zwarte rouwrand er om heen.

En hoe zou de ontvangst zijn in Bethlehem? Wat zouden de ménsen wel zeggen? Immers, men kan wel aanraden: 'Je moet er maar bóven staan wat de mensen zeggen...' Maar wij zijn zelf mensen en dus gevoelig voor de reakties en het commentaar van de mensen!

Nu, reakties waren er genoeg in dat dorpse stadje Bethlehem. De stad liep er voor uit, toen Naomi naderde met die vreemdelinge aan haar zij, maar zónder man en zonen.

Het gerucht snelde hen vooruit en het ging van mond tot mond. 'De ganse stad werd over haar beroerd', staat er in vers 19. Bethlehem was gewoon te klein. En de vrouwen zeiden toen ze Naomi eenmaal zagen: 'Is dat Naomi? ', is dat die vroeger zo charmante, zo fiere vrouw? Wat is ze oud geworden, wat is ze door de stormen van het leven gebeukt, wat is het eigenlijk laag met haar afgelopen. Haar weduwkleed, haar grijze haren, haar gegroefd gelaat spreken boekdelen. En wat moet die moabietische vrouw? Waarom brengt Naomi die heidin mee naar Bethlehem? 'Is dat Naomi? ' — hoe is die uitspraak bedoeld? Ach, het is de toon die de muziek maakt. De één zegt het meelijdend, de ander meewarig of opdringerig nieuwsgierig.

Wat kunnen mensen wreed zijn met woorden. Ze strooien hun woorden dan als zoutkorrels in de wonden van hen die door het leed geslagen en er onder verslagen zijn. Misschien namen sommigen van deze Bethlehemieten wel een houding aan zoals de oudste zoon in de bekende gelijkenis, die zich heel niet kon verblijden in de terugkeer van zijn 'verloren' broer. Misschien zag Naomi de veroordeling in hun blikken: 'dat komt er nu van zulke eigenmachtige landverhuizers terecht. Dat heb je ervan als je het beloofde land verlaat. Dan kom je zo arm als de mieren terug en heb je Gods

zegen voorgoed verspeeld.'

iNaomi wordt hier verbitterd van. We luisteren naar haar woorden: „Noemt mij niet Naomi, noemt mij Mara; want de Almachtige heeft hij grote bitterheid aangedaan. Vol toog ik weg, maar ledig heeft mij de HEERE doen wederkeren; waarom zoudt gij inij Naomi noemen, daar de HEERE tegen mij getuigt, en de Almachtige mij kwaad aangedaan heeft? " (verzen 20, 21).

Naomi stelt een naamsverandering voor. Niet langer wil ze Naomi heten, de lieflijke. Wie heeft haar sinds de dood van Elimelech nog ooit zo genoemd? 'Naomi' is voltooid verleden tijd. 'Mara', bitterheid, is onvoltooid tegenwoordige tijd. Het liefelijk verleden is door een bitter heden afgelost. Mara is zij, bitter als die bron uit Exodus 15, waarvan het water niet te drinken was.

Naomi wijst op Gods hand die haar geslagen heeft. Dat had ze, volgens vers 13, al eerder gedaan in het gesprek onderweg met Orpa en Ruth. Toen verkeerde ze al in dezelfde gemoedstoestand. 'Want het is mij veel bitterder dan u; maar de hand des HEEREN is tegen mij uitgegaan.'

Waarom heeft Gods hand Naomi geslagen? Ach, zegt ze, dat zal wel mijn verdiende loon zijn, daar zal ik het wel naar gemaakt hebben. De Almachtige getuigt tegen mij, dat wil zeggen: Hij verklaart mij schuldig. Daarom ben ik alles kwijt geraakt en is er in mijn leven nergens meer een lichtpuntje te ontdekken.

Zo spreekt een mens in verbittering. Alles lijkt dan donker, de goedertierenheden des HEEREN worden niet meer opgemerkt. Naomi geeft een eenzijdig, vertekend beeld van de werkelijkheid. Vol toog ze weg? Maar er was toch hongersnood, terwijl het koren nu weer ruist op de velden? Ledig heeft de HEERE haar doen wederkeren? Maar heeft ze dan die trouwe Ruth niet naast haar staan? Is Ruth dan lucht voor haar? Wordt dit teken van Gods gunst dan totaal niet opgemerkt? Neen — Naomi is nog niet op de plaats waar ze zijn moet. Er is nog niet een hartelijk buigen onder Gods hand, een verwondering over de goedertierenheden des HEEREN ondanks alles en door alles heen. Naomi heeft het evangelie wel gehóórd dat God Zijn volk weer heeft bezocht door het brood te geven, maar ze heeft het nauwelijks verwerkt. In haar spreken over de slaande hand van de Almachtige klinkt meer machteloze en moedeloze berusting door. dan kinderlijk gelovige overgave.

Is het vaak onder ons ook niet zo? Als we niet verder komen dan: 'het zijn geen mensen die het je aandoen... Het heeft de almachtige God, die geen rekenschap geeft van Zijn daden, nu eenmaal zo behaagd', belijden we nog niet het christelijk geloof. Want het geloof weet van Gods vaderlijke hand, die uit het kwade het goede doet voortkomen, van Gods Vaderhart dat met ons bewogen is in alle leed en ellende. Alleen zó kan er een lofzang gaan klinken van tussen de puinhopen: 'in de grootste smarten, blijven onze harten, in de HEERE gerust'.

Menselijke reaktie. Hoe is het met Ruth? Van haar horen we niets. Maar zal haar pril geloof niet bestreden zijn geworden? De ontvangst in Bethlehem was voor deze voor-moeder van Christus bepaald niet hartelijk. Bijna zouden we zeggen: nu al was er geen plaats voor Christus in Bethlehem, geen plaats in herberg of huis! Want Zijn overovergrootmoeder kwam vanuit Moab in Bethlehem toch eigenlijk aan een gesloten deur. Zo wordt Gods werk beproefd, maar de HEERE houdt het ook zelf in stand. Het is Gode zij dank niet van mensen afhankelijk!

2. Het goddelijk regeren

Belangrijker dan alle menselijke reakties, is de goddelijke redaktie. We bedoelen: hoe de HEERE alles leidt naar Zijn raad en heilsplan. Het spoor dat God door de wereldgeschiedenis en door mensenlevens trekt is vaak verborgen, maar soms licht het verrassend op. Het laatste vers van Ruth 1 werpt zijn licht terug over heel het hoofdstuk. Als we de woorden van vers 22 tot ons door laten dringen, zien we een glimlach Gods.

'Alzo kwam Naomi weder en Ruth, de Moabietische, haar schoondochter, met haar, die uit de velden Moabs wederkwam; en zij kwamen te Bethlehem in het begin van de gerste-oogst.'

Een glimlach Gods? Ja, want alzo kwam Naómi weder. Niet Mara! In haar eigen ogen was ze Mara geworden, maar in Gods ogen was ze Naomi gebleven. Doorslaggevend is niet hoe wij de werkelijkheid beleven. We kunnen ons leven als uitzichtsloos ervaren. Laat aan die ervaring echter niet het laatste woord. In Uw licht zien wij licht, zegt Psalm 33. God is er ook nog. Zijn Woord, Zijn verbond. Zijn belofte is er óók nog.

Schreef Luther niet in bange aanvechting met grote houtskoolletters op zijn bureau: aptisatus sum, ik ben gedoopt? Gods trouw houdt stand. En daarom zal Mara uiteindelijk Naomi zijn. 'De HEERE zal in dit moeilijke leven. Zijn volk en erfdeel nooit begeven. Het oordeel keert vol majesteit, haast weder tot gerechtigheid. Al wie oprecht is van gemoed, die merke het op en keuze het goed' (Ps. 94 : 8).

Een glimlach Gods? Ja, want mèt Naomi keerde ook Ruth, de Moabietische, weder. Triumf van de genade. Niet voor niets staat het er iedere keer zo nadrukkelijk bij. Ruth. de Moabietische, zoals de Schrift spreekt van Rachab, de hoer. Niet om te brandmerken, niet om vast te pinnen op een heidens of zondig verleden. Maar tot roem van Gods ontferming!

Hoe is het mogelijk dat er voor Ruth plaats werd gemaakt in Bethlehem? En dat zij straks zal huwen met Boaz, die nota bene een zoon van Rachab was (vgl. Ruth 4 : 21 met Mattheüs 1 : 5)? Wel, dat kon alleen om Christus' wil! Omdat Gods Zoon vlees wilde worden uit Rachab en Ruth — daarom worden Filistijnen, Tyriërs en Moren met Moabietcn in de Gods-stad voortgebracht. Daarom kunnen jood en heiden samen op de goede weg zijn. Gods redaktie is dat het door alle menselijke en vaak al te menselijke beslissingen en reakties heen, aangaat op de komst van Zijn koninkrijk. Daarom mogen we zeggen met wijlen ds. R. Kok: de komst van Ruth in de stad van Boaz staat in verband met de komst van Christus in het vlees'.

En we mogen zeggen met wijien ds. J. van Sliedregt: 'hier wordt een nieuwe étappe toegevoegd aan de grote weg van God naar Bethlehem'. God werkt aan op de vleeswording van het Woord. De moederbelofte moet en zal vervuld worden. Het zal Kerstfeest worden. Maar wat vervult de HEERE Zijn belofte altijd weer in een wonderlijke weg. Het gaat namelijk door de dood van de onmogelijkheden heen. Zo is het in de heilsgeschiedenis, zo is het ook in de levensgeschiedenis van Gods kinderen. We komen dan zo aan het eind met al onze mogelijkheden, opdat we leren: wat bij de mensen ónmogelijk is, is mogelijk bij God. Vaak is Gods weg dan zo duister voor ons. Maar achteraf gaan we zien hoe wij in de wondere weg van Gods voorzienigheid van dag tot dag en van stap tot stap geleid zijn. Kent u dit leven bij Gods beloften? Het is vol verrassingen, want we hebben me een verrassend God van doen!

Een glimlach Gods, ja — want Naomi en Ruth 'kwamen te Bethlehem in het begin van de gerste-oogst'. Gerst is het brood der armen, het goedkopere volksvoedsel. Wel, het is klaar voor de oogst! Is dat geen teken van Gods goedertierenheid? Naomi is er nog zo goed als blind voor, maar armen vol barmhartigheid omringen haar en de vaderlijke hand van de HEERE geleidt haar.

Dat gerst op de akker belooft wat! Op de gerste-oogst zal de tarwe-oogst volgen en daarna de vruchtenoogst. Genade voor genade zal God schenken uit Zijn volheid!

Tenslotte nog dit. Opmerkelijk is in Ruth 1 de prediking die er uitgaat van de namen. We hebben het al eerder gezien: Naomi betekent 'lieflijkheid' en Elimelech betekent 'mijn God is Koning'. De ouders hebben deze namen ongetwijfeld gekozen als een belijdenis in een donkere tijd. Zoals ouders die in onze eigen tijd weloverwogen hun kinderen ten doop houden, daarmee belijden: 'wij willen niets liever dan dat God Koning zal zijn over ons kind en dat ons kind lieflijk zal zijn door het licht van Gods genade'. In de Heilige Doop komt de HEERE dan belovend tot ons en onze kinderen: Ik ben uw Koning. Ik stel uw leven in het licht voor Mijn aangezicht'. Dat zijn Gods beloften. waarmee we biddend werkzaam mogen zijn en die vragen om onze geloofsaanvaarding. Maar deze beloften worden soms schijnbaar door de feiten achterhaald. Er schijnt in Ruth 1 een streep te gaan door de naam van Elimelech en door de naam van

Naomi. Schijnbaar komt er niets van terecht.

Maar de uitkomst van het boekje Ruth — en de uitkomst voor allen die het onvoorwaardelijk van de HEERE leren verwachten — is dat die namen toch waarachtig blijken op ongedachte wijze. Hoe liefelijk zit Naomi straks met tóch een stamhouder van Elimelech op schoot. God is Koning en Hij geeft Zijn volk genade cn eer. Zijn Naam is HEERE, God van het verbond, van trouw door de geslachten heen. Waarmaker van Zijn Woord, Vervuiler van Zijn belofte.

Zijn Naam is ook de Almachtige, El Sjaddai, zoals Naomi Hem noemde. Deze 'almacht' is heilsmacht. Het betekent niet dat God onberekenbaar is en alle kanten op kan. Maar dat Hij kan wat Hij wil, dat Hij Zijn heilsplan doorzet. Naomi had er nog geen zicht op, maar ze zou het gaan merken: de hand van El Sjaddai, de Almachtige, is de hand van de Algenoegzame, de Alzegenaar (dat schijnt Sjaddai — vertaald met 'almachtig' — eigenlijk te betekenen). Zijn hand is niet alleen een slaande hand vanwege onze verbondsbreuk en Zijn verbondswraak. Zijn hand is daarenboven een zegenende hand, een vaderlijke hand vol liefde en ontferming. Deze hand legt God in de Heilige Doop op kinderhoofdjes. Ik, de HEERE, ben uw God! Ook in uw, in jouw leven is er deze uitgestoken hand Gods. Leer in geloof uw hand leggen in Gods hand. Zo is er ook voor u toekomst, zo is er ook voor u de glimlach Gods, ondanks al uw zonden en afdwalingen. Want dan leren we zien de doorboorde hand! Christus, Gods Naomi, de lieflijke, de Zoon van Gods welbehagen, die Mare werd, één en al bitterheid.

Opdat ik door genade mag weten, in leven en in sterven: Elimelech, mijn God is Koning! Wat is uw en mijn reaktie op Gods redaktie?

Vreest, vreest Hem t' allen tijd, Gij, heiligen, daar g' ondervindt, Dat hij, die God vreest en bemint. Gebrek noch schade lijdt. In honger komt noch moed, Noch kracht de jonge leeuw te baat; Maar die de HEERE zoekt vroeg en laat. Mist nimmer 't nodig goed. (Ps. 34 : 5)

V.

J. H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 september 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De HEEREdoet wederkeren naar Bethlehem

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 september 1986

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's