Boaz doet qeen half werk
tin nu, mijn dochter, vrees niet: al wat gij gezegd hebt, zal ik u doen. want de ganse stad mijns volks weet. dat gij een deugdelijke vrouw zijt. Nu dan, wel-is-tvaar dat ik een losser ben, maar daar is nog een losser nader dan ik. Blijf deze nacht over; voorts in de morgen zal het geschieden, indien hij u lost, goed, laat hij lossen; maar indien het hem niet lust u te lossen, zo zal ik u lossen, zo waarachtig als de IIEERE leeft, leg u neder tot de morgen toe. Alzo lag zij neder aan zijn voetdeksel tot de morgen toe. en stond op eer dat de één de ander kennen kon. want hij zeide: Het worde niet bekend dat een vrouw op de dorsvloer gekomen is.
\'oorts zeide hij: ang de sluier die op u is. en houd dien. En zij hield hem, en hij mat zes maten gerst, en lag ze op haar, daarna ging hij in de stad. Zij nu kivam tot haar schoonmoeder, welke zeide: ie zijt gy. mijn dochter.' En zij verhaalde haar alles ivat die man haar gedaan had. Ook zeide zij: eze zes maten gerst heeft hij my gegeven, want hij zeide tot mij: omt niet ledig tot uw schoonmoeder. Toen zeide zy: it stil, myn dochter, totdat gij weet hoe de zaak zal vallen: ant die man zal niet rusten tenzij dat hij heden deze zaak voleindigd hebbe. Ruth 3 : 11—18
1. Boaz zal niet rusten
Bij de onverwachtse nachtelijke ontmoeting heeft Boaz Ruth niet afgewezen. Hij heeft haar integendeel opnieuw zegenend toegesproken. Hij heeft niet alleen haar geloof herkend, maar zelfs haar groei in het geloof: Ruths gang naar de dorsvloer was voor hem nog klaarder blijk en rijper vrucht van geloof dan indertijd haar vertrek uit Moab aan Naomi's zijde.
Dan komt bij Boaz het beslissende woord er uit: „En nu, mijn dochter, vrees niet: al vvat gij gezegd hebt, zal ik u doen; want de gan.se stad mijns volks weet, dat gij een deugdelijke vrouw zijt" (vers 11).
Naomi had tot Ruth gezegd: Boaz zal u te kennen geven wat gij doen zult (vers 4). Toen had Ruth in gehoorzaamheid geantwoord: 'al wat gij tot mij zegt. zal ik doen' (vers Nii worden de rollen omgekeerd: Boaz zal alles doen wat Ruth gezegd heeft. Dat wil zeggen: hij zal het losserschap tenvolle op zich nemen met alle konsekwenties die daaruit voortvloeien. Boaz is niet gewend half werk te doen. Vrees nu maar niet, mijn dochter zit er maar niet meer over in! Geef de zaak nu maar onbevreesd in mijn handen over. Ik zal inderdaad mijn vleugel over u uitbreiden, Ruth, en niemand in Bethlehem zal er wat op aan te merken hebben dat Boaz een Moabietische tot vrouw neemt. Want mijn volk kent je en heeft je al geaccepteerd als een flinke vrouw, een vrouw Israël waardig. Zo geeft de HEERE genade èn ere. Die op Hem vertrouwen, zullen niet beschaamd worden.
Toch is er een 'maar'. Boaz moet een moeilijkheid naar voren brengen. Hij is een eerlijk man, dus stelt hij Ruth de bezwaren ook onomwonden voor ogen. 'Nu dan, wel is waar, dat ik een losser ben; maar er is nóg een losser, nader dan ik.' (vers 12).
Ruth, je hebt wel gezegd 'gij zijt de losser', maar dat is niet helemaé.1 juist. Ik ben namelijk wel een losser, maar niet dè enige losser. Er woont nog iemand in Bethlehem die tot wijlen Elimelech in nauwer familierelatie staat dan ik. Volgens Gods wet komt het recht van lossing hem eerder toe dan mij. Die zaak moet eerst opgelost worden. Zodra de nieuwe morgen is aangebroken, moet worden vastgesteld of die ander op zijn rechten zal staan. Indien ja. dan is er niets aan te doen, dan zal hij lossen, dus ook met Ruth trouwen, en Boaz zal terug treden. Maar als die onbekende van het losserschap afziet, dan zal Boaz er niet langer gras over laten groeien en zich van zijn taak kwijten.
We kunnen ons voorstellen dat deze woorden van Boaz bij Ruth een gevoel van teleurstelling hebben opgeroepen. In het zicht van de haven doemde er weer een nieuwe klip of zandbank op. Werd alles nu toch weer onzeker.? Zou ze straks met die onbekende andere losser moeten trouwen.? Maar haar hart ging naar Boaz uit!
Toch kon ze het in Boaz alleen maar waarderen dat hij deze moeilijkheid eerlijk noemde. En Boaz van zijn kant doet er alles aan om Ruth toch ondanks dit moeilijke punt 7oveel mogelijk gerust te stellen. Hij zal er, ziende op de leiding van de HEERE tot hiertoe, wel alle vertrouwen in hebben gehad dat alles nu verder goed zou komen en hij wil dat vertrouwen ook op Ruth overdragen. Daarom legt hij een eed af op zijn bereidheid tot het losserschap. Hij laat Ruth ook die nacht bij zich blijven op de dorsvloer: 'leg u neder tot de morgen toe' (vers 13). Dat is niet in de eerste plaats omdat het voor Ruth te gevaarlijk zou zijn in het holst van de nacht naar huis terug te keren of omdat de poorten van Bethlehem nog gesloten zouden zijn. Het is vooral om Ruth er van te overtuigen: jij hoort bij mij en ik hoor bij jou.
Overigens is het ronduit ergerlijk wanneer sommige moderne uitleggers suggereren of zelfs beweren dat Boaz en Ruth die nacht met elkaar sliepen als man en vrouw. Vooreerst staat er duidelijk in vers 14: 'Alzo lag zij neder aan zijn voetdeksel tot de morgen toe.' En verder zou het tegen heel de tekening van Boaz' karakter indruisen, wanneer hij in die nacht in zijn omgang met Ruth op het huwelijk zou hebben vooruitgegrepen. In alles blijkt juist hoe Gods wet in zijn hart geschreven is. Boaz wil niet buiten het recht des HEEREN omgaan. Voor hem is liefde de vervulling van de wet, niet de vervanging van de wet. Tussen de regels door lezen we dat Boaz Ruth hartelijk heeft liefgekregen, maar hij wil zijn liefde tot haar geplaatst zien in de kaders van het recht. Hij wil haar niet zómaar tot vrouw nemen, maar op een wijze waar niemand in Bethlehem bezwaren tegen in zal kunnen brengen. Het moet het daglicht in alle opzichten kunnen verdragen.
Ook hierin is Boaz weer een helder type van Christus. De meerdere Boaz is van harte bereid om een zondaar of zondares te lossen, maar Hij wil het alleen doen in een rechte weg, dat wil zeggen in de weg van her recht. Zonder een tittel of jota van de wet des HEEREN ter aarde te laten vallen. Daarom heeft het Hem ook zoveel gekost om Losser te zijn en Bruidegom. Hij heeft daarvoor de hoogst denkbare losprijs moeten en willen betalen: Zijn bloed. Zijn leven in volkomen overgave.
Het gebroken brood en de vergoten wijn van het Heilig Avondmaal spreken van deze onvergelijkelijke liefde van de Borg en Middelaar.
Wat is Hij dan zó de gelovigen dierbaar. Als de Losser in de weg van het recht, op-
dat Sion door recht verlost zou worden. Christus' ontfermende en vergevende liefde is geen opwelling, geen voorbijgaande roes, geen tijdelijke stemming, maar is verankerd, ingekaderd in het onwankelbare recht!
Zou Ruth op een andere manier met Boaz hebben willen trouwen dan in een rechte weg? Zou zij achter de rug van die andere losser om zich aan Boaz gegeven hebben, dus met schending van de wet des HEEREN? Ik kan het mij niet voorstellen!
En zo ligt het ook bij de oprechte gelovige. Het kan in het geloofsleven een bittere zaak en een moeilijke gang zijn, wanneer het recht des HEEREN naar voren komt. Dan komt de eis van Gods gerechtigheid zo op de voorgrond te staan en dan valt het licht zozeer op onze schuld, dat we alle troost kwijt raken en dat we onszelf niet meer op de been kunnen houden met al wat we ontvangen en genoten hebben uit 's HEEREN hand. Waar is nu het zicht op de Losser? De Heere Jezus gaat schuil achter de Wet met zijn gerechtvaardigde eisen. We leven in dat de HEERE als Rechter ons verdoemen moet. Maar als we zo leren buigen voor Gods recht, als we zo ons eigen dood-en doemvonnis moeten beamen, dan is er ook weer rijke troost. Want de HEERE doet een volkomen werk en geeft naarmate Hij ons verdiepte ellendekennis en schuldbesef leert, ook rijker uitzicht op de Persoon en op het werk van de Heiland. Zo is er in het geloofsleven een al dieper doorleving van de rechtvaardiging van de goddeloze: , , dat alleen de genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus mijn gerechtigheid voor God is, en dat ik die niet anders dan alleen door het geloof aannemen en mij toeëigenen kan" (antw. 61, H.C.).
Het optreden van Boaz is ook leerzaam voor de vragen van de ethiek in deze tijd. Het gaat dan om de levensheiliging. Hoe vaak wordt de liefde niet uitgespeeld tegen het recht? Als je toch veel van elkaar houdt, waarom moet je je dan nog storen aan allerlei regels van de moraal? Waarom moet je eerst getrouwd zijn voordat je met elkaar mag slapen? Iemand wil echtscheiding aanvragen, want hij heeft zo'n mooie liefdesrelatie gekregen met een andere vrouw... Intussen wordt het huwelijksverbond — en daarmee het recht van de God des verbonds
— op allerlei wijze geschonden en ondergraven. Onthouden we toch dat oprechte liefde het recht respecteert en nooit op gespannen voet kan staan met Gods geboden!
Bij het krieken van de dageraad zendt Boaz Ruth naar huis. Niemand behoeft te weten dat er een vrouw op de dorsvloer is geweest. De mensen kletsen immers zo graag. De eerkroon is zo gauw van iemands hoofd gerukt.
Ruth gaat niet met lege handen naar huis. In haar sluier of omslagdoek heeft Boaz zes maten gerst afgemeten. Als een groet aan Naomi, want — zei hij — 'je kunt toch niet met lege handen bij je schoonmoeder komen, Ruth!' (vers 17). Hier, waar het woord 'ledig' valt, moeten we terugdenken aan Naomi's bittere klacht bij haar terugkomst in Bethlehem: Vol toog ik weg, maar ledig heeft mij de HEERE doen wederkeren' (1 : 21). Een mens zegt weleens wat in z'n haasten...
Die zes maten gerst waren niet alleen als groet, maar vooral als onderpand bedoelt. Zij waren er teken en zegel van dat Boaz het serieus meende. Het is ook niet zonder diepe zin dat tot twee keer toe wordt vermeld, dat Ruth precies zes maten gerst meekreeg. Zoals zo vaak in de Schrift heeft dit getal symbolische betekenis. Zes is nog nèt geen zeven. Boaz wilde aangeven dat Ruth nu tot de drempel van het huwelijk gekomen was en dat de uiteindelijke vervulling van Gods beloften nu aanstaande was. De sabbat naderde: na 'zes dagen' arbeiden als arenraapster op Boaz akker, zal de zevende dag volgen als bruid aan Boaz zijde. Want Boaz zal niet rusten, hij doet geen half werk. Voor dag en dauw is hij al op weg naar Bethlehems poortgebouw om de zaak rechtelijk af te handelen.
Zes maten gerst draagt Ruth mee naar huis als bemoedigend teken dat Boaz niet zal rusten. Wat dat voor Ruth betekende, verstaat de avondmaalsvierende gemeente, die het brood breekt en de wijn drinkt totdat Hij komt. De meerdere Boaz zal Zijn werk voleinden!
2. Naomi en Ruth kunnen nu rusten
Naomi heeft die nacht uiteraard ook geen oog dicht gedaan. Nog méér gespannen is nu haar uitzien dan die dag waarop Ruth voor het eerst aren had gelezen. Lang duurde die nacht voor Naomi, haast ondraaglijk was de spanning voor haar. Maar eindelijk, daar hoort ze gerucht! En ze roept: wie zijt gij, mijn dochter? (vers 16).
Dat betekent niet alleen zoveel als: 'bén je daar, Ruth', maar ook: 'hoe is het er nu mee, kind? ' Laten we het maar heel letterlijk nemen zoals het er staat: 'wie ben je? ' Kom je terug als de weduwe van Machlon, als de Moabietische korenraapster of als de bruid van Boaz? Hoe moet ik je aanzien en aanspreken: als een verstotene, als een misbruikte of als een verloofde?
Op die vraag verhaalde Ruth haar alles wat die man haar gedaan had. De taal van Boaz, bezegeld door he tteken van Boaz, de zes maten gerst. Ze zal dus ook wel gesproken hebben van die óndere losser, die alles nog bederven kon voor haar besef. Maar Naomi kan daar overheen zien. Zij is nu de sterkere, de rijpere in het geloof, de moeder in Israël. Wat zijn haar woorden wijs en troostrijk: 'Zit stil, mijn dochter, totdat gij weet hoe de zaak zal vallen; want die man zal niet rusten, tenzij dat hij heden deze zaak voleind hebbe.' (vers 18).
Aan het begin van hoofdstuk 3 spoort Naomi Ruth aan tot aktiviteit des geloofs, aan het slot van ditzelfde hoofdstuk roept zij haar op tot de passiviteit des geloofs. Het zijn in het geloofsleven twee kanten van de éne medaille. Ze kunnen geen van beide gemist worden en ze zijn beide even wezenlijk. Er is enerzijds het werken van uws zelfs zaligheid in vrezen en beven. Maar anderzijds het wachten op de HEERE in de wetenschap: Hij is het die in u werkt, beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen.
Het komt er nu maar op aan dat zowel de aktiviteit als de passiviteit des geloofs op de rechte tijd beoefend worden! Denk eens in dat Ruth niét naar de dorsvloer gegaan was door te redeneren: Boaz moet het doen! Ik blijf zitten wachten totdat hij bij ons aanklopt en mij ten huwelijk vraagt. Er zou nooit wat van terecht gekomen zijn.
Neen, Ruth moest aktief worden, werkzaam zijn, zich baden, zich zalven, zich kleden in bruidstooi, heel het gedurfde plan van Naomi uitvoeren. Want alleen zo kon Boaz te weten komen dat ze hartelijk verlangde zijn vrouw te worden. En die wetenschap moest Boaz over de drempel helpen, zodat hij zich metterdaad als losser wilde gaan betonen.
Maar nu hij eenmaal de zaak ter hand genomen had, restte Ruth niets anders dan passief te zijn, stil te zitten. Anders zou ze Boaz alleen maar voor de voeten lopen en de zaak schaden. Maar het is geen stil zitten in onverschilligheid, ook niet in onzekerheid, maar in vertrouwen en gespannen verwachting.
Laten we toch aktief zijn, werkzaam met Gods Woord, met de roepstemmen en de vermaningen, met Gods beloften vooral, zolang we in ons hart nog vreemdelingen zijn van de grote Boaz. De HEERE wil de valse rust verstoren en doet ons toeroepen: haast u om uws levens wil! Zoekt Mij en leeft! Het is toch vreselijk te vallen in de handen van de levende God, zonder Losser, zonder de krachtige Held die verzoening heeft aangebracht. De HEERE geeft ons genadetijd. Hij geeft ons de Bijbel vol beloften, de zichtbare prediking van de sacramenten, Hij geeft ons het verstand en de tong die nodig zijn om te mogen bidden óm de Geest, zodat we leren bidden dóór de Geest. Het is een duivelse dwaalleer om tot een onbekeerd mens te zeggen: zit stil en wacht maar af hoe het valt. De vermaning van de Geest is daarentegen: gun uzelf geen rust, zoek, vraag en klop, opdat u weten mag dat Christus ook uw zaak ter hand genomen heeft.
En als er in uw hart een keus en een verlangen is om nabij God te zijn en Hem te dienen, kom er mee tot Hem. Spreek dat verlangen voor Hem uit: 'Heere, trek mij, dan zal ik U nalopen'. De HEERE wil zondaars als onwilligen trekken, maar Hij wil ze niet als onwilligen huwen. Hij heeft een gewillig volk op de dag van Zijn heirkracht. De bruid wordt gewillig gemaakt om de hemelse Bruidegom voor eeuwig toe te behoren. Zoals Ruth tot Boaz ging, gewassen, gezalfd en in bruidstoilet gehuld, zo worden de gelovigen in de heiliging aktief om zich
in de dagelijkse bekering te reinigen van de zonde, zich te zalven door het gebed en zich met ootmoed te bekleden. Er is immers de roeping zó te leven als het de bruid van Christus betaamt.
Maar dan is er ook de andere kant: en heilig rusten, een heilige lijdelijkheid in het geloof. En wel ziende op Hem die roept, die getrouw is, die het ook doen zal. Wat heerlijk als we midden in het strijdperk van het geloof de zaak eens helemaal uit handen mogen geven en heilig mogen rusten in Hem: de HEERE is zo getrouw als sterk, Hij zal Zijn werk voor mij volenden'. Hij die in de vervulling van Zijn beloften tot aan de zés heeft geleid, zal ook de zeven van volmaaktheid doen komen. Paulus die biddend en werkend van dag tot dag ijverig bezig was in zijn zorg voor al de gemeenten, wist toch heel goed dat het heil van de Kerk afhangt van haar Koning. Daarom schreef hij, in navolging van Naomi, aan de Filippenzen: Vertrouwende ditzelve, dat Hij die in u een goed werk begonnen heeft, dat voleindigen zal tot op de dag van Jezus Christus' (Fil. 1:6).
De grote Boaz doet geen half werk. Dat deed Hij niet op Golgotha, maar dat doet Hij ook nu niet. Door Zijn Woord en Geest vergadert Hij Zich een van eeuwigheid verkoren gemeente. Er zal er niet één achterblijven. En wij verwachten naar Zijn belofte een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont. Die toekomst brengen wij niet tot stand in christelijke dadendrang en we lopen er niet op vooruit in revolutionair sentiment. Maar Hij zal niet rusten, Hij zal komen met al Zijn heiligen in de volkomenheid van Zijn rijk.
Zo ook in het persoonlijk geloofsleven. Stil wachten op Gods ontferming. Leren dat Hij het niet alleen volbracht heeft voor mij, maar dat Hij het ook alléén volbrengt in mij. Dat het met mijn geloof, mijn hoop, mijn liefde niets gedaan is, maar dat ik alles vanuit Zijn volheid mag ontvangen, telkens weer. Dat is het geestelijke sabbat houden: de HEERE door Zijn Geest in mij laten werken. Hij kan en wil en zal! Zo stil te zijn en te hopen op het heil des HEEREN!
Dat Isrel op de HEER' vertrouw; zijn hoop op Gods ontferming bouw en stil berust in Zijn beleid, van nu tot in all' eeuwigheid.
(Ps. 131 : 4)
V.
J. H.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 oktober 1986
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 oktober 1986
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's