Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

God wil het / wil God het?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

God wil het / wil God het?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2) We hebben de vorige J< ; eer gezien dat de moeilijkheid die de titel in zich bergt vooral ontstaat in crisissituaties van ons leven. Is het nu echt de wil van God dat we er zo diep door moeten. En hoe kunnen we dan nog belijden van die wil dat zij wijs en heilig en goed is.? Of is het de wil van God helemaal niet.?

We gaan nu eerst maar eens het oor te luisteren leggen aan de Schrift. Als we de vertrouwde konkordantie van Trommius opslaan bij de woorden wil en willen krijgen we een keur van teksten voorgeschoteld. Gelukkig specificeert hij bij „willen" en geeft apart de teksten aan waar het gaat over het willen van God en van Christus. De woorden wil of willen blijken ook de vertaling te zijn van verschillende hebreeuwse en griekse woorden. Wie dat nazoekt in de woordenboeken ontdekt enkele betekenisnuances. Je kunt bij willen denken aan de bewust besluitende en kiezende wil. De nadruk ligt dan meer op het verstandelijke, er kan ook gedacht worden aan het meer gevoelsmatige, het is dan zoiets als begeren, verlangen, lust hebben of een welgevallen hebben in. De wil van God en Zijn welbehagen schuiven dan wat betekenis betreft haast ineen. We laten deze betekenisnuances verder rusten. In verband met ons onderwerp vragen we eerst naar wat er zoal in verband gebracht wordt met de wil van God.

En dat blijkt heel veel te zijn. In het boek Openbaringen lezen we in het vierde hoofdstuk hoe Johannes een deur geopend ziet in de hemel en in de geest er een blik in mag werpen. Hij ziet wonderlijke en heerlijke dingen. Ook hoort hij een schoon lied, gezongen door vierentwintig ouderhngen, vertegenwoordigers van de kerk van het Oude en Nieuwe Verbond. Het lied gaat over de heerlijkheid Gods. Die heerlijkheid moet Hem worden toegebracht. Hij heeft immers alles geschapen en door Zijn wil zijn zij.

Alle geschapen dingen blijken dus terug te gaan op de wil van God. Die is de bron, ja de oorzaak van alle dingen. Dat is op zichzelf een heel bijzondere gedachte. Het bestaan is niet een produkt.van het toeval waarin door een wonderlijke samenloop van omstandigheden ook nog de mens is opgedoken. Het komt bij God vandaan. En het is door Hem gewild. Het is ook niet een noodzakelijke uitvloeiing uit de volheid van Zijn wezen. Om een voorbeeld te gebruiken, als een fles die zo vol is dat hij over stroomt. Wie het bestaan zo ervaart, zal alle pogingen doen om in de volheid terug te keren, omdat dat toch het eigenlijke zijn en het ware geluk is. De Bijbel houdt ons voor dat de dingen die er zijn door God bewust gewild zijn. En dat kon voor ons wel eens betekenen dat wij moeten leren er ook te willen zijn voor Hem en tot Zijn eer. Dan is het leven geen toevaUigheid of schijn waaruit ik maar zo gauw mogelijk verlost moet worden, maar een door God gekozen en gewilde werkelijkheid. En van die werkelijkheid mogen wij weten dat zij ten diepste goed is. Gen. 1 : 31.

Echter niet alleen in de schepping, maar ook in de geschiedenis blijkt de wil van God te regeren. In Spreuken 21 : 1 lezen we hoe het hart van de koning in de hand van de HEERE is. Hij neigt het tot al wat Hij wil. Daarbij wordt het beeld gebruikt van een waterbeek. We kunnen daarbij denken aan bevloeiingswater, dat door middel van kanalen en greppels over de akker werd geleid.

Zo'n woord houdt voor de koning allereerst een stuk ontnuchtering in. Oosterse koningen dachten nog al heel wat van zichzelf. Ze voelden zich oppermachtig. Dit woord van de Spreukendichter kon hen leren dat zij uiteindelijk de dienst niet uitmaakten. Het is de HEERE die het binnenste van hun leven regeert naar Zijn wil en welbehagen. In Daniël 4 lezen we hoe koning Nebukadnezar dat aan den lijve heeft moeten ondervinden. Toen hij pochte op het grote Babyion dat hij gebouwd had door zijn kracht en tot vermeerdering van zijn glorie, werd hij door de HEERE vernederd. Zo zelfs dat hij gras at als de dieren van het veld. En dat alles overkwam hem nieteens onaangekondigd. Door een droom had de HEERE hem via Daniël al laten weten dat alleen de Allerhoogste heerschappij heeft over de koninkrijken der mensen, en dat Hij ze geeft aan wie Hij wil. Ja, dat Hij zelfs de laagste onder de mensen daar over kan zetten.

Dat Gods wil regeert in het beleid van en over koningen en volken moet voor aardse heersers een stuk nuchterheid en nederigheid betekenen. Voor hun onderdanen mag dat een geweldige troost zijn. Die onderdanen voelden zich nog wel eens overgeleverd aan de willekeur van hun vorsten. Hun luimen en grillen konden evenveel goed als kwaad voor hen inhouden. Nooit was je je leven helemaal zeker. Het woord van God liet en laat zien dat wij echter niet in de handen van mensen zijn, maar in die van God.

Heel duidelijk leeft dit bewustzijn in het hart van Nehemia. Hij heeft gehoord van de jammerlijke toestand waarin Jeruzalem verkeert. Daarin wil hij verandering brengen. Als opperschenker van Ahasveros is hij geheel afhankelijk van diens gunst. Als die hem geen verlof geeft om naar Jeruzalem te gaan zal hij niets kunnen beginnen. Toch beseft Nehemia dat ook het hart van deze machtige Perzische koning in de hand van God is. En dat hij uiteindelijk niet afhankelijk is van Ahasveros, maar van de HEERE zijn God. Daarom gaat hij eerst in gebed. En als hij de koning zijn zaak voorlegt, gaat er bij hem van binnen opnieuw een hulpkreet omhoog tot God. En dan mag Nehemia

ook ervaren hoe de HEERE hem niet begeeft en niet verlaat. Hetzelfde vinden we in de geschiedenis van Esther. Als het lot van de joden bezegeld lijkt door de volmacht die Haman van de koning gekregen heeft, doet Esther op aandrang van Mordechai een poging om haar volk te redden. Mordechai wijst er op dat het wel eens niet toevallig zou kunnen zijn dat zij juist nu koningin is geworden. Hij ziet daarin de leiding van de God van Israël. Als Esther dan besluit naar de koning te gaan, vraagt ze of al de joden te Susan willen vasten. Ze weet zich ten diepste niet afhankelijk van de luimen van de koning, maar van God, vgl. Esther 4.

We vinden dit Bijbels besef schoon onder woorden gebracht in de vandaag aan de dag nogal eens gewraakte Zondag 10 van de Heidelbergse Catechismus. Ook daar wordt over de wil van God gesproken tot troost van de gelovigen. Er kan van alles in ons leven zijn en komen. Voorspoed, maar tegenspoed niet minder. In al die dingen mogen we vertrouwen op God onze Vader. En we hoeven niet bang te zijn dat enig schepsel ons zal kunnen scheiden van Zijn liefde. Immers alle schepselen zijn in Zijn hand. En dan wordt daar ook nog beleden hoe die schepselen in Zijn hand zijn. Ze zijn zo in Zijn hand dat ze tegen Zijn wil zich noch roeren noch bewegen kunnen. Het is opvallend hoe voorzichtig hier wordt gesproken. Meer negatief dan positief. Er staat niet dat zij zich door Zijn wil roeren of bewegen. Er staat wel dat als God het niet wil, die schepselen niets kunnen beginnen. We weten van Job, dat hij dat zo heeft moeten en mogen ervaren. De satan had toestemming van de HEERE nodig om hem op de proef te stellen en hij mocht niet verder gaan dan de HEERE toeliet.

Nog een Bijbelwoord moeten we in dit verband naar voren halen. Het is een woord dat Jezus zoals we lezen bij de evangelist Mattheüs, sprak bij de uitzending van de twaalf discipelen, Matth. 10. Hij komt daarbij ook op de vervolging die hun ten deel zal vallen. Ze zullen het met de verkondiging van het evangelie niet altijd gemakkelijk hebben. Integendeel, ze zuilen gevangenschap, marteling, ja de dood vinden. Toch behoeven ze in zulke omstandigheden niet te vrezen. Hun tegenstanders kunnen alleen maar het lichaam doden. De HEERE kan beide ziel en lichaam verderven in de hel, vs. 28. Zelfs de kleinste dingen gaan immers niet buiten Hem om. Musjes zijn weinig waard. Het waren de goedkoopste eetbare vogeltjes in die dagen. Gaf je een penning dan kreeg je er zelfs twee. En de haren van je hoofd zijn toch wel helemaal niet de moeite waard om op te letten. Maar Gods beleid strekt zich zover uit dat Hij ook daar acht op geeft. Als een musje op de aarde valt, gaat dat niet buiten Hem om. Het „zonder uw Vader" van vers 29 wordt vaak geïnterpreteerd als zonder de wil van uw hemelse Vader. Van andere zijde wordt daartegen geprotesteerd. En men heeft gelijk als men zegt dat dat er letterlijk niet staat. Het lijkt me alleen onterecht als deze uitleg afgewezen wordt omdat men haar onmiddellijk verbindt met de positieve kant ervan. Met andere woorden, wie zegt dat de musjes niet zonder wil van God op de aarde vallen, zou dan dus ook zeggen dat God positief wil dat musjes op de aarde vallen. En het is dan maar een kleine stap verder om te doen voorkomen dat men bij die uitleg zou bedoelen dat God er ook welbehagen in heeft.

Zulke uitspraken dienen we inderdaad te vermijden. Maar of ze zo noodzakelijk verbonden zijn met de uitleg, zonder de wil van, betwijfel ik. Dat kan logisch misschien wel zo zijn, maar breekt onze logika niet altijd weer stuk op die dingen Gods?

Degenen, die zich verzetten tegen genoemde uitleg zoeken het meer in de richting van „zonder dat Hij er bij is". Hoe Hij erbij is zou dan in het midden worden gelaten. Hij zou er ook bij kunnen zijn als de medelijdende, de meevechtende. Toch lijkt me deze uitleg te zwak vanuit de kontekst van deze woorden. De Heere Jezus wil Zijn discipelen troosten niet alleen met de nabijheid, maar ook met de macht, ja de almacht Gods. In vers 28 wordt toch gesproken over wat God kan en zijn tegenstander niet. In de handen van die machtige ja almachtige God mogen zij zich weten. Hetzelfde motief vinden we ook in Mattheüs 6 : 25—34.

De spits van deze woorden van Christus is de troost dat Zijn dienstknechten met alles in Gods handen zijn. Verder dienen wij op onze hoede te zijn er allerlei logische gevolgtrekkingen uit te maken. Het is met deze woorden als met gelijkenissen. Die zijn ook niet bedoeld om er spitsvondig allerlei toepassingen uit te halen die aan het hoofdmotief voorbijgaan. Tot de gehoorzaamheid aan de Schrift behoort ook dat we onze logische konklusies telkens weer gevangen geven aan de bedoeling van het Woord des HEEREN.

Hebben we hier gezien hoe de wil van God gaat over schepping en geschiedenis, over koningen, volken en musjes, een volgende keer zullen wij merken hoe die wil van God ook het heil en de zaligheid omvat.

K.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 februari 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

God wil het / wil God het?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 februari 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's