Van god ingegeven
„Al de Schrift is van God ingegeven en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is. Opdat de mens Gods volmaakt zü, tot alle goed werk volmaakt toegerust." 2 Timotheüs 3 : 16—17
Het hoge Woord
In het vorige vers gaf Paulus hoog op van de Schriften: die u wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof hetwelk in Christus Jezus is. Op die hoge lof gaat de apostel dan door: al de Schrift is van God ingegeven. 'Schrift' ziet hier op 'de heilige Schriften' van vers 15. Al de Schrift, elk deel van deze heilige Schriften is van God ingegeven. Petrus schrijft vergelijkbaar over de profetie dat deze niet is voortgebracht door de wil van een mens, maar de heilige mensen Gods van de Heilige Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken (2 Petr. 1, 21).
Al de Schrift. Deze vertaling achten we juister dan die van de Nieuwe Vertaling welke heeft: elk van God ingegeven Schriftwoord. Hoewel taalkundig een mogelijke vertaling, suggereert ze al te veel dat er ook de nodige Schriftwoorden zijn welke niet door God ingegeven zouden zijn. En de apostel beoogt te accentueren dat heel de Schrift door God is ingegeven. Daar ligt de oorzaak van het heilbrengende karakter van de Schriften: ze komen van God. En elk onderdeel van de Schriften deelt in dit heilbrengende. Al de Schrift. Waar u ook leest, wat u ook opslaat. De Schriften zijn 'ingegeven', letterlijk theopneust, doorademd van God. De adem van God is in de Schriften. Anders gezegd: de Geest van God waait door de Schriften heen. Van die Geest is elk Schriftwoord het produkt.
En de mensen dan die de Schriften schreven? Tellen die dan niet mee.? Is dat aspekt onbelangrijk? Ik denk dat we dit woord van de apostel moeten lezen vanwaaruit hij het bedoelt. Het is hem begonnen tegenover Timotheüs hoog op te geven van de heerlijkheid en de rijkdom van de Schriften waarbij hij is opgevoed en waarin hij het heil mocht vinden. Een tekst als deze moeten we trachten te lezen zonder direkt onze theologische bagage uit te pakken. Heel de Schrift komt van God. Zijn adem. Zijn Geest waait erdoor heen. „Het gaat thans om de kracht, vs 15 en het nut der Schriften en die zijn daaruit te verklaren, dat zij uit God zijn" (Ridderbos).
Wat van God komt, is heil-vol. De Geest waait de vruchten van Gods ongekende barmhartigheid en genade via de Schriften het zondaarshart binnen, zoals bij Timotheüs mocht gebeuren. Maar, aldus Calvijn, daar ligt mede de reden van het gezag van de Schriften. „Dit is het beginsel, dat onze religie onderscheidt van alle andere, dat wij weten dat God tot ons gesproken heeft en stellig overtuigd zijn dat de profeten niet vanuit hun eigen gevoelens gesproken hebben, maar, daar zij organen van de Heilige Geest waren, slechts tevoorschijn gebracht hebben wat hun vanuit de hemel was opgedragen." Wat in de Schriften te lezen valt, is maar niet een leer door mensen bijeengebracht, maar gedicteerd door de Heilige Geest (Calvijn). Hoe kun je dat nu zeker weten, zo vraagt Calvijn? Hoe kom je daar nu achter in je leven dat de Schriften van God zijn?
Wel, zegt hij dan, door dezelfde Geest die ook de Auteur der Schriften is. Door de onthulling van dezelfde Geest wordt God openbaar als de zegsman in de Schriften. Zonder aarzelen hebben Mozes en profeten getuigd dat 'de mond Gods' tot hen gesproken had. Dezelfde Geest die in het hart van b.v. Mozes Gods woorden sprak, getuigt nu ook in onze harten dat Hij hun dienst gebruikt heeft om ons te onderrichten. „En daarom is het niet verwonderlijk, indien de meesten twijfelen aangaande de auteur der Schrift. Want hoe de majesteit Gods zich daar ook vertoont, toch hebben zij daarvoor geen ogen, behalve zij die door de Heilige Geest verlicht zijn, zodat zij zien wat weliswaar voor allen zichtbaar moest zijn, maar alleen voor de uitverkorenen zichtbaar is" (Calvijn). De Schriften verdienen dezelfde eerbied als God. Is het te bewijzen dat de Schrift van God is? Door ons niet maar wel door de Geest. Deze schenkt ons vaste zekerheid aangaande de Goddelijkheid der Schriften. Ik heb het zelf uit Zijn mond (= de Schriften) gehoord.
Het nut der Schriften
Omdat de Schriften van God afkomstig zijn, daarom zijn ze 'nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is'. De Schriften zijn er tot nut! Geen boekenplankvulling. Geen leesboek voor biologie. Geen discussiebundel met interessante items. Geen encyclopedie voor hobbyisten in godsdienstzaken. Nee, tot nut. „Want de Heere heeft niet aan onze nieuwsgierigheid willen gehoorzamen of aan woordenpraal toegeven of stof willen geven om fabels op te dissen en te leuteren, toen Hij ons de Schriften gaf, maar om van nut te zijn" (Calvijn).
Nuttig tot lering. Paulus doelt hier met name op de 'leerarbeid' die de Schriften Timotheüs aanreiken in zijn leraarsarbeid. Wat moet de leraar leren? Eigen gedachtenspinsels? Vrome oprispingen? Lumineuze ideeën? Nee, de Schriften zijn z'n bron, z'n inspiratie. Beter gezegd: hij dient de Schriften te leren. Horig aan dit Woord is zijn enig juiste habitus. Minder mag hij niet zijn. Levend temidden van tijdgenoten en lotdelers heeft hij een boodschap van de 'overzijde' door te geven. Noodzakelijk voor hem is hierbij door Gods Geest geleid te worden. Méér hoeft hij ook niet te zijn dan leerling van de Schrift. Een leerjongen van Jezus Christus. Op school bij de hoogste Profeet en Leraar. Nuttig tot lering. En vandaaruit arbeiden in het Woord en in de leer (1 Tim. 5, 17).
Nuttig tot wederlegging. Waar afgeweken wordt van de rechte leer, van de gezonde
woorden van de Heere Jezus Christus, daar bieden de Schriften stof genoeg tot wederlegging. De dwaling dient weersproken, de valse leer weerlegd te worden. Niet met 'ik vind' of 'ik ben van mening' maar met: alzo zegt de Heere!
Nuttig tot verbetering. Het voorgaande sloeg op de leer, verbetering slaat op het leven. De Schriften geven aan hoe wij leven moeten tot eer van God en tot heil van de naaste. Een heilige godzalige levenswandel geven de Schriften aan als de weg ten leven. Wie wil weten hoe te leven tot Gods eer, die leze de Schriften. Niet dat we dan per casus antwoord krijgen op onze vragen. Wel wil een gelovige, door de Geest geleide omgang met de Schriften ons de weg wijzen. Ze doet ons de wil Gods volkomen kennen. Nuttig tot verbetering.
Nuttig tot onderwijzing die in de rechtvaardigheid is. Ook hiervan geldt als in het zoeven genoemde: de Schriften leiden verder op het spoor der gerechtigheid. Een leven bij het Woord vanuit de vreze des Heeren, geeft meer en meer aan hoe wij hebben te handelen en te wandelen. Maak in Uw Woord mijn gang en treden vast, bidt de vrome dichter, opdat ik mij niet van Uw paan moog' keren. Leest u de hele Psalm 119 maar door om te weten hoe waar het is wat Paulus stelt: nuttig tot onderwijzing die in de rechtvaardigheid of gerechtigheid is.
Mens Gods volmaakt
Hier vindt het nut van de Schrift zijn uiteindelijke doel: 'opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk, volmaakt toegerust'. De mens Gods. Je kunt daar de evangeliedienaar onder verstaan, zoals wel is gedaan in de uitleg van deze woorden. De Kanttekeningen zeggen: het is de mens die door Gods Geest wordt geregeerd en inzonderheid de profeten en de leraars. Me dunkt dat de uitdrukking 'mens Gods' slaat op de gelovige, de wedergeborene door Woord en Geest. De dienst van het Evangelie richt zich inzonderheid op hem, opdat hij Gods beeld meer en meer mag gaan vertonen en dragen. Mens Gods. Mens. God. Opmerkelijke verbinding. De zonde bracht een grote kloof aan tussen beiden. De Godmens Jezus Christus overbrugt de kloof. Als Godmens brengt hij de mogelijkheid aan en brengt de werkelijkheid tot stand dat Adamskinderen 'mensen Gods' mogen worden. Mens Gods. Mens die bij God hoort. Die aan God verbonden is geraakt. Wel, die mens Gods dient te geraken tot 'volmaaktheid', 'gaafheid'. Mens Gods is de hoogste kwalificatie die een sterveling kan verleend worden. „Daarom moet hij ook beantwoorden aan het doel van God en aan de dienst, die hij als mens Gods heeft te vervullen: opdat de mens Gods 'geheel bekwaam' d.w.z. geschikt tot de dienst, in alle opzichten bruikbaar is..." (Ridderbos).
Een zuivere Schriftopvatting kan slechts theoretisch blijven. God gaat het echter om de praktijk van het volkomen Hem dienen. Daar zijn de Schriften op gericht. Tot alle goed werk volmaakt toegerust. Dat dient het doel der prediking te zijn: de hoorders op te voeden, daarbij behulpzaam te zijn opdat zij in goede werken een voor God en de naaste vruchtbaar leven zouden mogen leiden, ijverig in goede werken. Anders gezegd: de levensheiliging wordt door God bedoeld. Daartoe is de rechtvaardiging door het geloof middel. Het gaat God uiteindelijk om de heiliging van het leven. Dat de mens Gods volmaakt zij. Daar is de Schrift op aangelegd. Daar zij de prediking op toegespitst. Wij blijven in het geestelijk leven veelal zo steken in vragen betreffende de zogeheten 'toeleidende weg', hooguit komen we aan enige voorlopige kennis aangaande 'de Weg Christus'. Maar daar houdt het meestal op. Hoe het leven 'op de weg' is, blijft achter. Geen wonder dat ook de prediking in deze fase blijft steken en veelal stokt. Het een werkt in op het andere. Ook de prediking der Schriften blijft steken in het overigens best wel noodzakelijke 'voorwerk'. Maar we mogen dat nimmer als het eigenlijke gaan zien. Wie staat voor een geestelijk leven naar de Schriften, krijgt hier te lezen wat het doel der Schriften is: tot alle goed werk volmaakt toegerust.
Oude en Nieuwe Testament
Ter afsluiting nog dit. Als Paulus hier spreekt over de 'Schriften' bedoelt hij het Oude Testament. Calvijn oppert dan de vraag: hoe kan Paulus dan toch van die Schriften zeggen dat de mens Gods erdoor volmaakt dient te worden? Dan had het Nieuwe Testament er niet meer bij hoeven komen. , , Ik antwoord dat er, voorzover het de wezenlijke inhoud betreft, niets aan toegevoegd is. Want dat geschriften der apostelen bevatten niets dan de onvervalste en echte uitlegging van wet en profeten tezamen het het aan het licht brengen der dingen."
Er is weieens gezegd dat het Oude Testament de eigenlijke bijbel is en dat het Nieuwe Testament er slechts een verklarend woordenlijstje bij is. Iets minder doordringend zegt Calvijn het eigenlijk niet veel anders. In elk geval is de eenheid der Schrift volgens hem een uitgemaakte zaak. En voorgangers mogen de Oudtestamentische teksten niet vergeten als stof voor de prediking. De Schrift wil gebruikt zijn. Daartoe is ze gegeven. Ingegeven door God en nuttig tot lering. De Schriften vinden hun centrum in Christus en hun Uitlegger in de Geest.
C. a. d. IJ.
J. M.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1987
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1987
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's