Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wandelen als kinderen van het licht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wandelen als kinderen van het licht

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

(18)Heiliging en navolging

Het is een onmiskenbaar gegeven dat het in de heiliging gaat om het volgen van Christus. Het is duidelijk, dat dit volgen als een beslissend gebeuren wordt aangeduid. Het is een levenskeus, die voortvloeit uit de krachtdadige roeping, die door Christus zelf in verband gebracht wordt met de wedergeboorte. (Matth. 19 : 28).

Anders is het slechts een nalopen van Christus, hetzij uit nieuwsgierigheid, hetzij uit eigenbelang. Dit eigenbelang kan nationaal-politiek gekleurd zijn, en kwam tijdens Jezus' omwandeling op aarde vooral bij de „schare" tot uiting, die Hem met geweld Koning willen maken. (Joh. 6 : 15). Persoonlijk eigenbelang speelt eveneens bij de „schare" een rol. Gratis brood leek hun wei. Dit volgen wordt de pas afgesneden doordat Jezus of de menigte ontwijkt, of hen verwijt dat zij Hem niet zoeken, omdat zij tekenen gezien hebben, maar omdat zij van de broden hebben gegeten. (Joh. 6 : 15, 26).

Het volgen van Jezus heeft heel andere, diep-geestclijke konsekwenties. Het betekent alles verlaten (Marcus 10 : 28). „De levensverbanden, waarin men tot dan toe gestaan had, moeten worden losgelaten om Hem te kunnen volgen en zodoende in een nieuw verband te treden" (F. J. Pop). Dit nieuwe verband is de verbondenheid met Christus, die aangeduid wordt met het woord gemeenschap. Jezus' roepstem komt tot allen en heeft, om te beginnen, een zeer algemeen karakter. Gehoorzaamheid aan deze roeping sluit de belofte in: Ik ben het Licht der wereld; die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar het licht des levens hebben" (Joh. 8 : 12). Het messiaanse heil wordt derhalve niet vertaald in aardse termen, want wie aards brood heeft uit te delen, krijgt allicht iedere schare mee.

Het perspektief van de navolging van Christus ligt niet aan déze zijde van het leven, maar ter andere zijde, „wanneer de Zoon des mensen op de troon Zijner heerlijkheid zal zitten, en Zijn volgelingen met Hem, ook op twaalf tronen zitten, om de twaalf stammen Israëls te richten" (Matth. 19 : 28).

Juist dit eeuwigheidsperspektief van de navolging, de erfenis van het eeuwige leven, accentueert de ernst van de beslissing. Christus navolgen vraagt offers. Heel konkreet zien we dit als Jezus Simon en Andreas wegroept uit hun zakelijk bedrijf, evenals Levi uit het tolhuis. Het zijn offers die betrekking kunnen hebben op huizen, broeders, zusters, vader of moeder of kinderen. Terwijl de uiterste konsekwentie van de beslissing tot volgen door Jezus zelf wordt aangeduid met: „hn wie zijn kruis niet opneemt en Mij navolgt, kan Mijn discipel niet zijn."

Navolgen is met Hem gaan en bij Hem blijven, voor Hem kiezen en blijven kiezen. Zoals schapen een herder volgen, zo „horen Mijn schapen Mijn stem, en Ik ken ze en zij volgen Mij" (Joh. 10 : 27). In het horen van Jezus' stem, maakt Christus de relatie duidelijk tussen Zijn Woord en het geloof daarin. Horen is immers geloven! Geloven is komen tot overgave, tot gemeenschap en daarop volgt het volgen. Volgen is niet gaan op een pad die tot de gemeenschap brengt, maar vanuit de gemeenschap des geloofs ons zet op de weg van Zijn voetstappen.

Een onbegaanbare weg

Niet altijd werd en wordt de navolging van Christus gezien „als een gaan op een pad dat vanuit de gemeenschap met Christus voor ons openligt" (G. C. Berkouwer). Door de eeuwen heen zijn er in de geschiedenis van de Kerk figuren, sekten, stromingen en leerstellige kerkelijke opvattingen aan te wijzen, voor wier goede bedoelingen we wel enig respekt kunnen opbrengen, maar die we in hun opvatting van de navolging van Christus beslist niet kunnen of mogen volgen.

Het spoor dat zij meenden te moeten trekken wijkt duidelijk af van de Bijbelse weg. Steeds is men een weg ingeslagen, die uiteindelijk een onbegaanbare weg is. Men heeft het navolgen iedere keer bewust of onbewust omgebogen naar het „na-doen" van Christus. Dit vond zijn oorzaak in het feit dat men de kerk steeds meer zag verwereldlijken. Dientengevolge trokken boetpredikers door het land om terug te roepen uit de omstrengeling der wereld, naar de eenvoud van het leven van Jezus.

Vooral het armoede-ideaal stond bij hen hoog in het vaandel. De navolging kreeg het karakter van een letterlijke imitatie van het leven van Jezus, waarbij het ging om „gelijkvormigheid" aan Christus. De navolging bestond uit een specifieke houding of handeling, waarbij men opriep tot radikale verzaking van de wereld, tot een leven in de nabijheid van Jezus, in de sfeer van Zijn heilig leven, opdat zó, onder Zijn heiligende invloed ook hun leven zou komen te staan in het teken van smetteloze heiligheid en toewijding aan God. Iemand die in dit ideaal wel heel ver ging was de middeleeuwer Franciscus van Assisi (1181/82—1226). Zelfs Christus' wonde-tekenen zouden zich in het lichaam van Franciscus hebben gemanifesteerd. Iets wat m.i. tot legendevorming rondom deze figuur moet gerekend worden. Te noemen valt ook in dit verband Bernard van Clairvaux (1090—1153), de middeleeuwse mysticus, die heel sterk de nadruk legde op de menselijke natuur van Christus, waarbij Zijn goddelijke natuur wel ondersteld blijft, maar de hele persoon van Christus, wordt uit de sfeer van de hemel in het aardse leven overgebracht als richtend voorbeeld voor het leven van de christen.

Met deze godsvrucht tot de mensheid van Christus kwam Bernard in het spoor van het ideaal van de navolging van Christus. Christus werd het grote voorbeeld, het exempel, en deze Christusdevotie, waarvan Bernard de grote promotor was, betrok zich op Jezus' aardse verschijning, Zijn lichaam, Zijn hart. Zijn gelaat en wonden.

Persoonlijk was Bernard volkomen onbaatzuchtig, doordrongen van de gedachte dat een navolging van Christus' leven en lijden in armoede en nederigheid de hoogste levensvorm van de christen was. Langs deze weg kon men op mystieke wijze van het schouwen van God komen tot een samensmelting van de ziel met God.

Als laatste willen we hier nog noemen Thomas a Kempis (1380—1471), uit de school van de Broeders des gemenen levens, die in zijn wereldberoemd geworden boek „De navolging van Christus" een diepere verinnerlijking van de uiterlijke navolging naar voren brengt, maar toch niet loskomt van een bepaalde moralisering waarop deze navolging uitloopt.

Kortom het grote bezwaar tegen dit nadoen of „imiteren" van wat Christus tijdens Zijn omwandeling op aarde gedaan had is tweeërlei. In de eerste plaats wordt het leven van de christen gebracht onder een nieuwe wet, en tast zij het genadekarakter van het Evangelie aan in zijn hartader, nl. de rechtvaardiging van de goddeloze.

Vervolgens wordt het Middelaarswerk van de Heiland op een ernstige wijze tekort gedaan, als zou het door „navolging" onzerzijds aanvulling behoeven. Weliswaar verdwijnt dit Middelaarswerk van Christus niet helemaal, maar komt, bij de een meer, bij de ander minder, op de achtergrond te staan. Het minst nog bij Thomas a Kempis waarin het verzoenende van Christus' leven en sterven hier en daar duidelijk doorklinkt. Ook al klinkt die betekenis soms verzwakt door en gaat de verzoening telkens weer schuil, geloochend wordt zij in elk geval niet. Ter illustratie hiervan neem ik een citaat over van G. C. Berkouwer ontleend aan Thomas' boek: „De navolging van Christus".

Nadat Thomas een parallel getrokken heeft tussen Christus' offer aan het kruis en ons offer, en het vermaan tot navolging, horen we een gebed: „Heere, op Uw zoenaltaar houd ik U vóór al mijn zonden en overtredingen, die ik bedreven heb voor U en Uw heilige engelen van af de dag, dat ik het eerst heb kunnen zondigen, tot op deze ure, opdat Gij ze alle gelijkelijk zoudt aansteken en verteren door het vuur van Uw liefde en opdat Gij zoudt uitdelgen al de smetten mijner zonden en mijn geweten zuiveren van alle misdrijf en mij zoudt her-

geven Uw genade, welke ik door het zondigen heb verloren, mij alles volkomenlijk vergevende en mij barmhartiglijk aannemende tot de kus des vredes."

Geen terugval dus op eigen streven en leven, maar een terugkeer tot de genade der verzoening door het bloed van Christus. Zo zouden er meer uitspraken te noemen zijn, wat echter niet wegneemt dat er bij Thomas toch teveel nadruk komt te liggen op de gedachte dat gelovigen zélf een andere „Christus" moeten worden.

Derhalve moeten wij er altijd voor waken in de navolging niet van het Evangelie zelf te verdwalen enerzijds en ter andere zijde zullen deze gevaren die er zijn ons niet tot de reaktie moeten verleiden om de betekenis der navolging te verkleinen. Het komt er slechts op aan de ware navolging naar de Schrift zuiver te bepalen. Het zelf doen blijft óók in de heiligmaking een onbegaanbare weg.

De weg der navolging van Christus

Wordt de navolging van Christus niet bepaald door het na-doen, dan moet er toch een andere weg zijn waarin het navolgen van Christus konkreet gestalte krijgt in het leven van de christen. Tegenover de imitatie stelt het Nieuwe Testament de navolging van Christus nergens voor als een moeizaam streven naar een zedelijk ideaal, maar als een leven, dat in de gemeenschap met Christus alleen zijn grond en zijn uitgangspunt vindt. Dit kan niet anders zijn dan de gemeenschap des gelóófs. Anders gezegd het voorbeeldige, namelijk te wandelen zoals Christus gewandeld heeft, rust in het funderende.

De apostel Petrus roept vooral de slaven, maar in hen ook ieder die tot de gemeente van Christus behoort, op om Christus' voetstappen na te volgen. „Christus heeft ons een voorbeeld nagelaten", schrijft hij in 1 Petr. 2 : 21. Dat is dus het voorbeeldige. Maar daaraan gaat vooraf het funderende: dewijl Christus ook voor ons geleden heeft". Dit lijden van Christus is dat Hij Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout... door wiens striemen gij genezen zijt" (vs 24).

Het treden in Christus' voetstappen staat dus in onlosmakelijk verband met Zijn lijdensgang. De geheel enige en unieke relatie tussen Christus en Zijn gemeente is de relatie des gelóófs waardoor Zijn navolgers genezing hebben gevonden in Jezus' striemen en w T onden. Zijn verzoenend lijden en sterven beheerst de opdracht tot navolging van hef begin tot het einde. De oproep tot navolging gaat uit tot hen, die dwalende schapen waren, maar nu bekeerd zijn tot de Herder en Opziener hunner zielen (vs 25).

In de navolging komt het er niet op aan Jezus' lijden na te doen, noch minder over te doen, maar door dit lijden en sterven ons met God verzoend te weten.

Het voorbeeld van Christus schakelt alle vlakke imitatie uit. Want zij is betrokken op wat Christus gedaan heeft in de vernietiging van de zonde aan het kruis. Ze is aan alle zijden ingesloten binnen de grenzen van Zijn verzoenend lijden en sterven en kan ten diepste niet anders zijn dan een leven uit Zijn verzoening, en uit de genezing door Zijn striemen. Op de grondslag van deze verzoening worden de gelovigen geroepen om te treden in Zijn voetstappen.

Welnu deze verzoening houdt tevens de vernieuwing in. Zoals eerder uitvoerig is benadrukt, de heiliging rust in de rechtvaardiging, is er een vrucht van, de heiliging is een deel van het heil dat Christus uitdeelt.

Christus als voorbeeld

Echte navolging kan er dus alleen maar zijn vanuit de verzoening, maar dan zal zij

er ook zijn. In het leven van hen die door het geloof met Christus verbonden zijn, krijgt het leven van Christus ook gestalte. Daarin is Christus hun ten voorbeeld. Jezus zelf bepaalt er zijn discipelen bij aan heleind van de geschiedenis van de voetwassing. Dan vraagt Hij, zelf staande in de spannig van de liefde tot Zijn Vader en tot de Zijnen: Verstaat gij wat Ik ulieden gedaan heb? " Zonder antwoord af te wachten, gaat hij verder en wijst hen er met klem op dat Hij de Heere en Meester hun de voeten heeft gewassen. Zélf het allernederigste slavenwerk heeft verricht. Waarom eigenlijk? „Want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat gelijkerwijs Ik u gedaan heb, gijlieden ook doet." Wat doet? Ge zijt elkaar schuldig de voeten te wassen (Joh. 13 : 13 — 15).

Hierbij is alles gericht op wat besloten ligt in de verzoenende en reinigende gemeenschap met Hem. Door hun de voeten te wassen hebben zij deel aan Hem, delen ze in de zegen van de verzoening. Nu ligt hun daad alleen in Zijn daad besloten. Zo hebben zij Hem na te volgen. Wat zij elkaar schuldig zijn rust op de grond van Zijn barmhartigheid, en is gefundeerd in Zijn liefde. De navolging raakt geen speciale categorie van mensen, martelaars, asceten, monniken, boetpredikers, aktivisten; zij raakt allen die Hem volgen als begenadigden. Daarin is er een voordurende wisselwerking tussen barmhartigheid ontvangen en barmhartig zijn, tussen vergeving ontvangen en vergevensgezind zijn. Als Christus roept tot navolging wijst Hij ons uitsluitend op de daad van Zijn liefde en de verzoening onzer zonden. Leggen we daarnaast het woord van de apostel Petrus dat Christus voor ons geleden heeft, ons een voorbeeld nalatende, opdat wij Zijn voetstappen zouden navolgen, dan kan men het kort samenvattend zo zeggen: „Ook hier is de geloofs-

gemeenschap met Christus de bron van het zetten van onze voeten op het spoor dat Hij heeft getrokken" (W. H. Velema). De navolging van Christus wordt dus ten eerste bepaald door de geloofsgemeenschap aan Zijn lijden en sterven, ten tweede gericht naar het voorbeeld van Zijn liefde, ten derde krijgt die liefde gestalte in de gezindheid van het hart.

Paulus schrijft in Filippenzen 2 : 5 v.v.: Laat dit gevoelen in u zijn welke ook in Christus Jezus was. Om dit gevoelen, deze gezindheid in herinnering te roepen wijst hij op de ontlediging en zelfvernietiging van Christus en naar Zijn gehoorzaamheid tot in de dood des kruises. Wandelen naar die gezindheid is wandelen naar het voorbeeld van de liefde van Christus. Hier komen zaken aan de orde als verdraagzaamheid, vergeving, wandelen in de liefde. De navolging staat in het teken van dankbaarheid om, gedachtig aan Gods liefde ons bewezen, jegens elkander goedertieren, barmhartig vergevensgezind te zijn. Niet de meester spelen, maar de minste zijn.

Bereid te zijn om het nederigste werk der voetwassing te willen verrichten en elkaar te aanvaarden zoals ook Christus ons aanvaard heeft. Als we dit allemaal horen en lezen zijn we misschien geneigd om te zeggen dat er weinig of niets van terecht komt. Laat het geen koude constatering zijn van allerbedroevendste feiten, maar een belijdenis voor Gods aangezicht, die leidt tot droefheid naar God en brengt tot een betrouwelijke bekering tot zaligheid.

Tot een dagelijkse bekering, waarin alle wetticisme wordt doorbroken en onze leefregel en levensklimaat is: Zijt dan navolgers Gods als geliefde kinderen en wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en zich voor ons heeft overgegeven" (Efeze 5 : 1—2).

Juist waar het niet gaat om een nieuwe wet, om een weg, waarop men in een lange en moeizame gang God kan vinden, maar om een Openbaring van het gevonden-zijn, zonder naar Hem te hebben gevraagd, wordt de volle evangelische betekenis der navolging openbaar.

Laten we daarom de waarschuwing niet vergeten. „Indien gij uw broeder niet vergeeft, zal ook uw hemelse Vader u niet vergeven."

De schuldenaar uit Matth. 18, die voor een paar centen schuldeiser blijft voor zijn naaste, krijgt zijn schuld zelf weer terug. „Hij betoonde zich de onbarmhartige, die het niet over zijn hart kon verkrijgen zelf iets kwijt te schelden, omdat hij niet in het hart geblikt had van zijn koninklijk kwijt-

scheldende schuldeiser" (G. C. Berkouwer). Geen mens kan vergeven die zelf niet waarlijk onder Gods vergevende liefde wil staan. Geen mens kan voeten wassen die zich niet dagelijks de voeten laat wassen. Evenzeer geldt het omgekeerde. Wie veel vergeven is, heeft veel lief.

Gemeenschap, voorbeeld en gezindheid bepalen de navolging. Wilt u uw geloofsleven toetsen op de echtheid? Welnu hier is de toetssteen: Geliefden laten wij elkander liefhebben, want de liefde is uit God; en een ieder die liefheeft is uit God geboren en kent God. Die niet liefheeft, die heeft God niet gekend, want God is liefde" (1. Joh. 4:7-8).

K.a.Z.

H. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Wandelen als kinderen van het licht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's