Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Koning en Zjjn regering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Koning en Zjjn regering

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kust de Zoon, opdat Hy niet toorne en gij op de weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen die op Hem betrouwen. Psalm 2 : 12

Deze psalm zet in met een vraag: Waarom.? Een vraag die ons vertrouwd in de oren moet klinken. Een vraag die zo oud is als de mensheid zelf. Vanaf met moment dat we de band met onze Schepper hebben doorgesneden is het onze tweede natuur geworden de Heere tot verantwoording te roepen. Waarom doet Hij het zus en niet zo.? Waarom Iaat Hij dat toe.? Waarom grijpt Hij niet in.?

Door onze afval van God zijn we tegensprekers geworden. Wij doen alles goed, de Heere doet alles verkeerd.

En er is waarschijnlijk nooit een tijd geweest waarin deze vraag vaker werd gesteld dan in onze tijd. Want in de kleine kring van ons bestaan was er altijd wel een „waarom.? " Waarom moest die man zijn vrouw verliezen en die vrouw haar man.? En waarom moesten die ouders dat kind afstaan.? Enzovoorts. Maar van de grote wereld wisten we vroeger niet zo veel. Wat zich daar afspeelde lag voor een groot deel buiten ons gezichtsveld. Vandaag is dat anders. Alle ellende en leed van deze wereld stroomt dagelijks onze huiskamers binnen. En dan is het geen wonder dat mensen zich afvragen: waarom al die oorlogen en die revoluties en die aardbevingen en die overstromingen.? En vooral mensen die anders nooit aan God denken of over God spreken stellen ddn ineens de Heere aansprakelijk. Als er nu een God is, en als die God een God van liefde is, waarom dan....?

Het „waarom" van deze psalm is een heel ander waarom. Er wordt niet gevraagd waarom GOD dit of dat doet. Er wordt gevraagd waarom MENSEN zoiets doen.

1) De Koning en Zijn regering aangevallen

Waarom woeden de heidenen.? Er klinkt verwondering, ontzetting door in deze vraag. Hoe is dat ter wereld mogelijk dat mensen zich durven verzetten tegen God.? Dat nietige schepselen de wapens durven opnemen tegen de Almachtige.?

Dat is het probleem van deze dichter. De heidenen woeden. Het doet ons denken aan het bruisen van een onstuimige zee. Je ziet de golven aanrollen tegen de kust. En ze stellen zich op. Dan is het alsof een leger zich gereedmaakt voor de strijd. Je ziet ze opmarcheren, de vijand tegemoet. Zo gaan mensen in het offensief tegen de Heere. Nietige stervelingen tegen de hoge en eeuwige God. Dat is toch zeker een vergissing.? Ze weten toch zeker niet wat ze doen.? Ja, dat weten ze juist héél goed. Het is grondig doordacht. Ze beraadslagen. Ze hebben de zaak van alle kanten bekeken. Er is topoverleg geweest. Misschien zijn deze volken onderling wel heel verschillend, maar over één punt zijn ze het grondig eens. Er moet afgerekend worden met de gemeenschappelijke Vijand. Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van ons werpen.

Tegen Wie is al die aktiviteit gericht.? Tegen de Heere en Zijn Gezalfde. Tegen de God van de Koning en tegen de Koning Zelf.

Die heidenen, die volken weten dat ze zich aan de Heere en Zijn Gezalfde zouden moeten onderwerpen. Die God en die Koning claimen hun rechten op alle volken, alle vorsten. En dat némen ze niet. Ze zien dat gezag van die Koning als een knellende band waardoor ze beperkt worden in hun vrijheid. Ze willen niet gebonden zijn, ze willen zelf de dienst uitmaken.

Dat is de aktie die ze voeren, de zaak waarmee ze dag en nacht bezig zijn. Want ze bedenken ijdelheid. Ze zinnen erop, ze worden erdoor in beslag genomen. Wat een verschil, in Psalm 1 ontmoetten we een man die dag en nacht Gods Wet overdacht. En in Psalm 2 zijn mensen bezig te bedenken (hetzelfde woord!) hoe ze van God af kunnen komen...

Wie zijn dat, die brute mensen.? Of moeten we vragen: wie zijn het niét....? Ja, het zijn heidenen. Mensen die God niet kennen, die buiten het Verbond leven. Zo kunnen we onszelf geruststellen. Ook vandaag horen we die stemmen opklinken, in de politiek, in de kunst, in de media: laat ons hun banden verscheuren! We hebben niets met God en Zijn Woord te maken. En wij vragen ons af, nét als deze dichter: waarom woeden de heidenen.? En hoe kan God het allemaal toelaten.? Maar dan blijven we buiten schot. Het zijn immers de heidenen en de volken.? Maar nu zie ik in gedachten de gemeente van Jeruzalem bijeen, vlak nadat Petrus en Johannes uit de gevangenis zijn verlost. Ze houden een gebedsdienst, een bidstond. En ze zeggen tegen de Heere: nü gaat dat in vervulling, de koningen en de vorsten zijn vergaderd tegen de Heere en tegen Zijn Gezalfde. Want in waarheid zijn vergaderd tegen Uw heilig Kind Jezus... Herodes en Pontius Pilatus, met de heidenen en de volken Israëls...

Dus heidenen en joden, wereld en kerk, één in hun verzet tegen Jezus! Daar liggen we allemaal op dezelfde grote hoop. Bij hen die van God df willen, die niets met Hem te maken willen hebben. Bij hen die van Jezus af willen, die Hem niet nodig hebben. We willen niet dat Hij Koning over ons is! Zo diep gevallen en zo diep verdorven zijn we nu. Mensen die soms openlijk, maar in ieder geval met hun daden zeggen: ik wil baas blijven in eigen huis.

- 2) De Koning en Zijn regering aangekondigd

De dichter heeft ons laten rondkijken over de aarde. De mensen en de volken laten zien die zich verzetten tegen de Heere en Zijn Gezalfde. Nu richt hij de blik omhoog. Nu laat hij ons kijken in de hemel. Wat een verschil! Op aarde één grote beweging, één grote aktie tegen God. En in de hemel volmaakte rust: Die in de hemel woont...

Wat doet de Almachtige God Die Zijn troon gevestigd heeft in de hemel, met die mensenwereld die Hem naar de kroon steekt.? In de oergeschiedenis, toen de mensen overmoedig geworden waren en een toren wilden bouwen waarvan de spits in de hemel moest reiken, toen zei de Heere: laat ons nedervaren en hun spraak verwarren. Goddelijke ironie! Mensen wilden bij God komen, maar God neemt de moeite naar die mensen toe te gaan. Ik zal nederdalen, want die mensen denken dat ze zo groot zijn, maar ze zijn zo klein dat Ik er niet bij kan.

Hier vinden we wéér zoiets. Die in de hemel woont zal lachen. Op veilige afstand van al die agressieviteit kijkt Hij naar deze

wereld en zegt: Met al je drukte kun je niet eens bij Mij komen. De Heere lacht! Ja, het is ook belachelijk dat nietige mensen die in alles van Hem afhankelijk zijn hun best doen om van Hem af te komen! Even belachelijk als wanneer we zouden proberen eigenhandig de hemellichten uit te doven.

Wanneer ook vandaag in de politiek openlijk wordt uitgesproken dat met God niet gerekend hoeft te worden en wanneer in de media de Naam van God wordt gelasterd, dan zal Zijn troon daar niet van omvallen. Die in de hemel woont lacht!

En nu begint Hij te spreken. Dat betekent dat Hii die opstandige mensen-en volkenwereld nog niet aan haar lot heeft overgelaten. Hij spreekt in Zijn toorn, Hij spreekt om die rebellen aan het schrikken te krijgen. Maar Hij spréékt in ieder geval nog. Hij had ook alleen maar kunnen lachen! Zich op geen enkele wijze meer met deze wereld bemoeien. Maar Hij neemt nog de moeite te spreken. Is dat geen wonder? Want wij hebben Hem het zwijgen opgelegd. En toch laat de Heere Zijn Woord uitgaan. Hij wil met ons in gesprek komen. En wat zegt Hij dan? Ik zal die mensen, die koningen en die vorsten door het vuur van Mijn toorn verteren? Nee, Ik toch heb Mijn Konin^ gezalfd over Sion, de berg van Mijn heiligheid. Hij stelt Zijn gezalfde Koning aan ons voor. De Koning Die op aarde is gekomen in de diepste armoede. Aan Wie niets koninklijks te zien was, noch in de kribbe van Bethlehem, noch aan het kruis van Golgotha. Is dat mijn Koning?

Maar deze Koning heeft alle vijanden overwonnen en alle machten verslagen. En Hij moet als Koning heersen tot Hij alle vijanden onder Zijn voeten zal hebben gelegd. De vorsten en de volken komen te laat met hun verzet tegen deze Koning. Ze vechten voor een verloren zaak. Niemand zal die troon omstoten. Niemand zal Hem de kroon afnemen. En nu komt die Koning Zelf aan het woord. Nu gaat Hij Zichzelf voorstellen. Ik zal van het besluit verhalen. Wéér zo'n fijne tegenstelling. Want op aarde is immers ook een besluit gevallen. Vorsten en volken hebben besloten zich van deze Koning te ontdoen. Maar in de hemel is ook een besluit genomen. De Heere heeft gezegd: Gij zijt Mijn Zoon.

De gewone formule waarmee de koning zijn zoon, de troonopvolger, aan het volk voorstelde. Maar hier horen we méér! De Vader stelt de Zoon van Zijn eeuwige liefde aan ons voor. God uit God en Licht uit Licht. We horen hetzelfde als wat eeuwen later zal worden gezegd: Deze is Mijn Zoon, in Wie Ik al Mijn welbehagen heb. En de Vader belooft aan deze Zoon alle koninkrijken, tot aan de einden der aarde. Die zal Hij krijgen als loon op Zijn werk. Alle heidenen, door Uw handen voortgebracht uit alle landen zullen tot U komen, Heer!

Zo'n groot Koning is Hij. Een Koning Die nooit zonder onderdanen zal zijn. En een goede Koning, want Hij overwint Zijn vijanden niet om hen te verpletteren, maar om hen te behouden. Hebt u al dienst genomen onder Zijn banier? Bent u al ingelijfd bij Zijn leger? Leeft het bij u: mijn hart, vervuld met heilbespiegelingen zal 't schoonste lied van deze Koning zingen?

3) De Koning en Zijn regering aanbevolen

De rebellerende vorsten en volken krijgen nog een laatste waarschuwing, een laatste uitnodiging. Kust de Zoon. Eert de van God gegeven Koning, brengt Hem hulde, onderwerpt u aan Zijn gezag. Onbegrijpelijk is dat. Vorsten en volken hebben zich verzet, de wapens tegen Hem opgenomen. En nu wordt hen in Naam van de Koning Zelf vriendelijk aangeraden: kust de Zoon. Ik zal niet met jullie handelen naardat je verdiend hebt. Ik wil vrede, Ik wil verzoening. Want de kus is immers een teken van verzoening?

De Heere nodigt vijanden uit om de goedertieren Koning te kussen. U mag komen, zo opstandig en goddeloos als u bent. Vraag maar: Heere, wilt u die opstandigheid en die goddeloosheid in mijn leven breken? Maar o wee, als we die uitgestoken hand afwijzen, als we ons bij zo'n vredes-aanbod als opstandelingen blijven gedragen. Dan zal die Koning het er niet bij laten zitten. Het Lam dat verzoening heeft bewerkt kan ook toornen.

Opdat Hij niet toorne en gij op de weg vergaat. Op de weg — dat kan een goddeloze weg zijn of een godsdienstige weg. Maar als het niet de weg van de Heere is, maar onze eigen weg, dan zullen we op die weg vergaan. Laat het er niet op a& nkomen. Want er is geen groter toorn dan die van versmade liefde. En straks zal de Koning zeggen: Ik heb nu lang genoeg gewacht. Ik heb nu vaak genoeg Mijn vrede en vriendschap aangeboden.

Er is maar één weg waarop we niet kunnen vergaan. Dat is de weg achter Hem Die gezegd heeft: wie Mij volgt zal in de duisternis niet wandelen. Daarmee eindigt de dichter. Welgelukzalig zijn allen die op Hem betrouwen. In het begin van dit lied waren mensen aan het woord die zich met geweld wilden losmaken van deze Koning. En aan het eind horen we iemand zeggen: er zijn geen gelukkiger mensen dan de onderdanen van deze Koning. Welgelukzalig, het toppunt van geluk, allen die op Hem betrouwen. Jullie wilt van die knellende banden af, maar het zijn geen knellende banden. Zijn juk is zacht en Zijn last is licht.

Zeg het maar tegen uw kinderen, als ze er geen zin in hebben, dat de dienst van God helemaal geen somber bestaan is. Zeg het maar tegen uw buren of tegen uw collega's, die vinden dat u maar een saai leven hebt, dat u niet graag met hen zou willen ruilen. En je bent nog veilig, je bent nog geborgen ook! Want letterlijk zegt deze dichter: welgelukzalig allen die bij Hem schuilen. Schuilen doe je bij noodweer. Voordat de bui losbreekt probeer je ergens binnen te komen. Die veilige schuilplaats is er alléén bij Hem. Als de vloedgolf van Zijn toorn komt aanrollen, als het noodweer losbreekt, dan is er maar één plaats waar je niet omkomt.

Die Man zal zijn als een Verberging tegen de wind en een Schuilplaats tegen de vloed. Bent u geborgen in Hem? Dan bent u veilig. Laat dan de heidenen maar woeden en de volken ijdelheid bedenken. Wat een dwaasheid toch, deze goede Koning niet te willen dienen. Dat wordt eeuwig vergaan, eeuwig omkomen. Maar die schuilen mogen achter Zijn bloed en Zijn gerechtigheid, die zijn veilig.

Wat winden dat er waaien, Wat regen dat er plast, Het hoge huis van Sion Staat onbeweegt en vast.

Wat mensen dat er moorden En branden en verslaan, Zij die op God vertrouwen En zullen niet vergaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De Koning en Zjjn regering

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's