Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het ambt van alle gelovigen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het ambt van alle gelovigen

6 minuten leestijd

Van tijd tot tijd druppelt er weieens een vraag binnen bij de redaktie. Soms een persoonlijke vraag, die dan uiteraard ook persoonlijk wordt beantwoord. Soms ook een vraag die voor de hele lezerskring van belang is.

Een vraag die al enige tijd in de la van mijn bureau ligt is deze: „wat moeten we verstaan onder 't ambt van alle gelovigen? "

Over de leer van de ambten zijn al vele boeken geschreven en toch is het ambt nog altijd in discussie. Op dit gebied liggen tal van vragen. Als de ambten gelijkwaardig zijn, waarom is men dan predikant voor het leven en waarom moeten dan ouderlingen en diakenen periodiek aftreden? En waarom hebben predikanten wèl de bevoegdheid de sacramenten te bedienen en de overige ambtsdragers niet? En op welke gronden laten we de vrouw niet toe tot de ambten? Enzovoorts, enzovoorts. Maar al deze vragen hebben betrekking op „het bijzonder ambt". Het ambt van alle gelovigen noemen we „het algemene ambt", en daarover gaat de vraag.

Het woord „ambt"

Hoewel het woord „ambt" bijna uitsluitend gereserveerd is voor het kerkelijk ambt, betekent het oorspronkelijk niet veel méér dan: beroep, taak, arbeid, betrekking. Het is verwant met het woord „ambacht"vdat op het terrein van het gewone, alledaagse leven ligt. Iemand die in openbare dienst staat noemen we een „ambtenaar".

Het is opvallend dat het woord „ambt" in de Heilige Schrift maar sporadisch voorkomt. In het Oude Testament is sprake van „ambtlieden", maar dat wil niet veel meer zeggen dan „functionarissen". Van de priester Zacharias lezen we dat hij „het priesterambt bediende (Luk. 1 : 8). Van Judas wordt gezegd: een ander neme zijn opzienersambt" (Hand. 1 : 20). En Paulus schrijft aan Timotheüs: zo iemand tot een opzienersambt lust heeft, die begeert een voortreffelijk werk" (1 Tim. 3 : 1).

Wanneer het gaat over de ambtelijke dienst in de gemeente van Christus, dan gebruikt het Nieuwe Testament meestal het woord „diakonia", dat „dienst" betekent. Wij herkennen er de diakonie in, maar in de bijbel heeft het een ruimere betekenis: héél de dienst van het Evangelie, ook die van de ouderlingen, is „diakonia",

Het bijzonder ambt

Wie zo'n dienst vervult in de gemeente van Christus wordt „ambtsdrager" genoemd, hij draagt dus een ambt. De Dordtse Kerkorde telt vier diensten, dit naar het voorbeeld van Génève: predikanten, doctoren, ouderlingen en diakenen. Later zijn we een drievoudig ambt gaan onderscheiden: ouderlingen die regeren, ouderlingen die leren (predikanten) en diakenen. Deze drie ambten zijn verbonden met het drievoudig ambt van de Heere Jezus Christus. Hij is Profeet om ons te onderwijzen, Priester om ons te dienen en Koning om ons te regeren. Het profetisch ambt is herkenbaar in de predikant die het Woord van God verkondigt, het priesterlijke vinden we terug in de dienst van de diakenen, terwijl het koninklijk ambt gestalte krijgt in de regering van de gemeente door de ouderlingen.

Het algemene ambt

Naast dit bijzondere ambt, dat van de ambtsdragers, spreken we dus over het algemene ambt, of het ambt van alle gelovigen. Dat ambt hebben we eens bekleed in het paradijs, waar Adam als profeet God kende, als priester Hem diende en als koning met Hem regeerde. Door de val is Adam, en zijn wij met hem, dat ambt onwaardig geworden en van dat ambt vervallen verklaard.

De tweede Adam, Christus, is gekomen om dat ambt te herstellen. Als Profeet verkondigde hij de verlossing, als Priester verwierf Hij de verlossing, en als Koning bewaart Hij de verlossing. Overigens mogen we dit drievoudig ambt bij Christus wèl onderscheiden, maar géén scheiding aanbrengen tussen deze drie ambten.

„Doch gij hebt de zalving van de Heilige" schrijft Johannes aan de gelovigen (1 Joh. 2 : 20). Dat wil zeggen dat ieder die door het waarachtig geloof Christus is ingelijfd, deel heeft aan de ambten waartoe Christus is gezalfd. Ieder die in Christus is, is als profeet geroepen om Zijn Naam te belijden, als Priester om z'n leven Hem te wijden, en als Koning om in Zijn kracht tegen de duivel en dc zonde te strijden. Dat wil zeggen: eroepen tot getuigenis, tot dienstbetoon, en tot strijd. Eigenlijk is dus het ambt van alle gelovigen niets meer en niets minder dan de roeping van iedere christen.

Een misverstand

Het ambt van alle gelovigen komt in onze belijdenisgeschriften slechts één keer voor, althans het wordt maar één keer met name genoemd.. In Artikel 28 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt gezegd: „zo is het ambt van alle gelovigen, volgens het Woord van God, zich af te scheiden van degenen die niet van de Kerk zijn, en zich te voegen tot deze vergadering, op welke plaats God ze ook gesteld heeft".

Deze zinsnede heeft een belangrijke rol gespeeld in de kerkgeschiedenis van de vorige eeuw. Ten tijde van de Afscheiding en ook van de Doleantie hebben velen de vaderlandse kerk verlaten, zich beroepend op deze passage. De vraag of dat beroep terecht is geweest laten we nu maar in het midden.

Maar afgezien daarvan, zoals het er staat kan het aanleiding geven tot misverstand. Alsof het ambt van alle gelovigen alléén daarin zou bestaan dat men zich afscheidt van de valse en zich voegt bij de ware kerk. Dat zal de opsteller, Guido de Brés ook niet bedoeld hebben. Hij heeft het waarschijnlijk gezien als één van de dingen waartoe een levend lidmaat van de Kerk geroepen was, en dan natuurlijk tegen de achtergrond van de strijd met Rome.

De roeping van een christen

Er is een plaats in onze belijdenis waar breder gesproken wordt over het ambt van alle gelovigen, ook al wordt het daar niet expliciet zo genoemd. Ik heb het oog op Zondag 12 van de Heidelbergse Catechismus, waar wordt gevraagd: „Maar waarom wordt gij een christen genoemd? " Het antwoord luidt: „omdat ik door het geloof een lidmaat van Christus en alzo Zijn zalving deelachtig ben, opdat ik Zijn Naam belijde, en mijzelf tot een levend dankoffer Hem offere, en met een vrij en goed geweten in dit leven tegen de zonde en de duivel strijde en hiernamaals in eeuwigheid met Hem over alle schepselen regere".

Dat is een volledige omschrijving van het ambt van alle gelovigen, waartoe ieder die naar de Naam van Christus genoemd is, zich geroepen weet.

De consequenties

Het is de vraag of dat laatste in de gemeenten wordt beseft en verstaan. Immers, in vele gemeenten heerst de mening dat de kerkeraad dit en dat maar moet doen, die broeders zijn er voor gekozen. De rest van de gemeente kijkt toe, al of niet met kritiek. Bijbels en reformatorisch is ieder gemeentelid geroepen tot belijden, dienen en strijden. Een eerste vereiste is natuurlijk wel dat we een levend lidmaat van die gemeente zijn, en de zalving van Christus deelachtig... Dan hoeven we niet telkens aangespoord en — bijna zou ik zeggen — opgezweept te worden tot getuigen en dienen, maar dan gaat het vanzelf. In een levende relatie met de grote Ambtsdrager aan Gods rechterhand.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 december 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Het ambt van alle gelovigen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 december 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's