Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE KRONIEK

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr Gerssen over Kohlbrügge's prediking

In het 'Kerkblaadje' van 8 april schrijft dr. S. Gerssen over het thema 'Kohlbrügge — houdt het ervoor!' Hij haakt in op Kohlbrügge — houdt het over Romeinen 6. Hij zegt indringende dingen daarover die ik graag via deze kroniek doorgeef. Dr. Gersten schrijft over het drijfzand van het subjectivisme waarin een mens naar een grond zoekt in geestelijke ervaringen. Het is Kohlbrügge die daaruit bevrijdt door de zondaar geheel en al verwijst naar het heil buiten hem in Christus. We citeren dr. Gerssen:

Tweeslachtig

„In Romeinen 6 spreekt Paulus over onze oude mens die met Chrislus gekruisigd is en onze nieuwe mens die met Hem is opgestaan. Dat wordt door de doop uitgebeeld: ondergang en leven. Vaak wordt dat gezien als een proces, dat zich in het bestaan voltrekt. Onze oude mens zijn wij voorzover wij zondaren zijn. Daar hebben wij genoeg mee te stellen, soms meer en soms minder, maar door Gods genade is er ook iets anders, de nieuwe mens die in een geestelijk groeiproces betrokken is. Wij blijven zondaren, maar gelukkig is er ook de genade en dat houdt ons geestelijk in evenwicht.

En waar het om gaat, is dat wij meer en meer nieuwe mensen worden; daartoe hebben wij immers de Heilige Geest ontvangen, die ons nieuwe krachten geeft. Naarmate die nieuwe mens meer de overhand krijgt, neemt ons zelfrespect toe dat wij toch echt bekeerde mensen zijn. Zo krijgt het geestelijk leven iets tweeslachtigs: Wij doen ons best om God te dienen, maar als het al te spannend wordt is Christus er om de schade op te vangen. Veel prediking heeft dat tweeslachtige: de wet wordt verkondigd, maar toch niet in alle radicaliteit, en het evangelie klinkt, maar zonder dat de alleenheerschappij van de genade wordt geproclameerd. Zo'n prediking houdt altijd iets vaags; het is enerzijds en anderzijds cn niet een echt appèl om het heil in Christus werkelijk alles te laten zijn. Geen wonder, dat mensen het zó graag willen; wij willen wel graag in genade worden aangenomen, maar niet restloos worden afgeschreven.

Onze oude mens

Het is tegen deze halfslachtigheid waarbij de vrome mens op zijn benen kan blijven staan doordat de uilersten van echte verlorenheid en van het volstrekte heil worden verhuld, dat Kohlbrügge de scherpe pijlen van zijn prediking, ontdekkend en vertroostend tegelijk, heeft gericht. Onze oude mens, zegt Kohlbrügge, is niet ons slechte ik, de donkere kant van ons leven. Gelukkig is er ook een betere kant, waar de Heere Jezus bij aan kan knopen. Onze oude mens zijn wijzelf zoals wij van het begin af aan met God gebroken hebben. Wij zijn dat helemaal, met huid en haar, met onze slechtigheden en met onze idealen.

In die positie zijn wij niet in staat, ooit iets voor God te kunnen betekenen; met onze vroomheid maken wij de zaak alleen maar erger. God wil, dat Zijn wet vervuld wordt, dat wij heihg en onberispelijk zijn voor Hem, maar ons leven is als een omgekeerde springprocessie: drie stappen vooruit en vier stappen achteruit. Kohlbrügge spreekt — zoals steeds in zijn preken — tot mensen, die daarover aangevochten zijn; het gaat hen om de Naam en de eer van God, maar ze ervaren in alles het tegendeel van wat God bedoelt.

Medegekruisigd

He' evangelie is, dat die oude mens medegekruisigd — met Christus gekruisigd — is. Hij wordt dus niet in een moeizaam proces gekruisigd, maar het is geschied. Toen Christus aan het kruis hing, hing daar onze oude mens. in heel zijn machteloosheid en in al zijn schande voor God.

Dat geldt in alle objectiviteit en het wordt ons gepredikt als de nieuwe werkelijkheid van ons leven. Zo krijgt de verkondiging van het evangehe een ongekend groot gewicht. „Waar dit Woord komt, maakt het terstond de dingen geheel anders dan ze vroeger waren. Daar komen alle oude dingen niet meer in aanmerking. Er is een geheel nieuwe toestand aanwezig, waarin men is overgegaan." Kohlbrügge grijpt in zijn preken boven het onderscheid tussen het objectieve en het subjectieve uit. Men vindt bij hem niet de redenering dat Christus wel alles heeft volbracht, maar dat daarna bij ons alles nog moet gebeuren. Christus heeft Zich volstrekt met de zijnen vereenzelvigd; toen Hij aan het kruis hing, hing ik daar, mijn oude mens. Met Hem is mijn oude mens in het graf gelegd en daar komt hij nooit meer uit. Wat daaruit komt op de derde dag is de nieuwe mens, Christus, en alles wat Hij heeft tot stand gebracht, de mens in alle heihgheid voor God.

Oud en nieuw

Oude en nieuwe mens zijn zodoende geen aspecten van mijn bestaan. In Christus' dood heb ik de dood van mijn oude mens en in Zijn opstanding de geboorte van mijn nieuwe mens. Daarom kon Kohlbrügge op de vraag: „Wanneer bent u bekeerd? ", antwoorden: „op Golgotha" en op de vraag: „Wanneer bent u wedergeboren? ", reageerde hij soms met: „op de derde dag". De nieuwe mens is niet een stukje van mijn ik, dat op de schrale grond langzamerhand tot ontluiken komt en dat door mijn vrome toewijding goed verzorgd moet worden opdat het niet verkommere. In Christus ben ik nieuwe mens, toegerust met alle gerechtigheid en heiligheid voor God, voorzien van alle goede werken." Tot zover dr. Gerssen.

Alleen in het geloof

Dat lijkt makkelijk, toch is dat slechts schijn. Het is alleen maar waar als we in het geloof zijn. Dr. Gerssen schrijft:

„Wij zijn wat wij moeten zijn voor God, maar wij hebben dat alleen in het geloof. Het is te begrijpen, dat allerlei vrome piëtisten uit Kohlbrügge's tijd zich aan zo'n prediking ergerden. Bij hem bleven er maar twee personen over, een kale zondaar en Christus. Wie boven dat kale zondaar-zijn uit wilden groeien, kregen van hem te horen dat ze met zulke bestdoeningen alleen maar probeerden om van de oude mens nog wat te maken en zo tussen oud en nieuw een soort overgangstoestand te scheppen. Tussen oud en nieuw ligt bij Kohlbrügge alleen de verheerlijking van de Naam van de Heere Jezus in kruis en opstanding. En in plaats van elke overgang staat in het evangelie de plaatsbekleding van de Middelaar. Of om het in de eigen taal van Kohlbrügge te zeggen: „Ik zeg, dat zulk een aard en bestaan, zulk een doen en drijven, denken en streven van onze oude mens voor God aan het kruis heeft gehangen, dus geheel te schande is geworden; dat hy zich ook ten vloek heeft moeten laten maken en ingedompeld is in de uiterste welverdiende smaad, opdat het een einde zou hebben met zyn werken". Het is voor ons veel aantrekkelijker om te geloven dat onze oude mens dagelijks en hoe langer hoe meer door ons berouw en door onze welgezindheid moet worden gekruisigd en gedood, dan te geloven dat hij gekruisigd is. Het laatste is immers de doodsteek voor al ons vrome zelfbesef. Ironisch kan Kohlbrügge spreken over hoe een langzaam proces van heiliging (overigens met behulp van de genade) uitwerkt: „Keert tot uzelf in, gy die deze leer handhaaft, en ziet toe of gy in uw vyftigste of zestigste levensjaar de oude mens meer gedood hebt dan in uw twintigste jaar... Er kan geen rust, geen ware rust in God aanwezig zijn, waar men iets beweert wat tegen de Schrift in is en waar men in eigen hand wil houden wat met Christus reeds lang uit de weg is geruimd. Is het door en met Christus geschied, houdt dan uw handen ervan af om het door berouw en boete klaar te willen krijgen en dat wat

met Hem eens voor altijd gekruisigd is, te willen kruisigen door uw eigen pogingen". Voor een kale zondaar blijft alleen het geloof over, dat Christus de volkomen Zaligmaker is.

Ervaring

De vraag ligt voor de hand en ook Kohlbrügge stelt die: komt dit overeen met de ervaring? De aangevochtene, die onder zijn prediking verkeerde en verkeert, ervaart veeleer het tegendeel. Ik een nieuw mens, bevrijd van de macht der zonde, begiftigd met alle goede werken, het lijkt er steeds minder op! Als Paulus in Rom. 6 schrijft dat wij deze dingen weten, bedoelt hij geen weten dat uit onze ervaring geboren wordt, maar een weten dat wij uit het Woord Gods ontvangen, en dat gaat boven alle bevinding uit. Kernachtig zegt Kohlbrügge het zó: „Wat heeft men zich eraan te sloren of men iets ervaart of bij zich bespeurt? Het is een zaak des geloofs. Hoe ook onze oude mens bij deze of gene zich moge roeren en bewegen, moge razen en tieren, zodat als 't ware hem horen en zien vergaat, — zo het hem in waarheid om gerechtigheid te doen is en het hem erom gaal), dat hij nochtans zó zij als hij het in de Heilige Schrift leest, dan volharde hij maar rustig en zeer stil bij deze waarheid en zegge vrijmoedig: 'gij zijt nochtans medegekruisigd', en hij zal het wel ondervinden, dat deze waarheid met de ervaring in volkomen overeenstemming is". Het liefste woord van het geloof is „nochtans" en de ervaring bevestigt, dat dat geen slag in de lucht is.

Smal spoor

Wij hebben niets in handen. In de gemeenschap met Christus mogen wij leven, maar dat leven is met Christus verborgen bij God. Wij hebben vaste grond onder de voeten, maar het gaat langs een smal spoot. Wie weet wat aanvechting is, is juist door dat evangelie getroost. Kohlbrügge zegt: „Hij mag het ervoor houden, dat hij rechtvaardig is gelijk God rechtvaardig isl dat hij heilig is gelijk God heilig is; — dat hij in zijn lieve Heere Jezus Christus blijven mag, om in Hem alles te hebben, door Hem en van Hem alles te ontvangen, in Hem alles van een genadige God en Vader te venvachten, ofschoon hij ook het tegenstrijdige rondom zich ziet. Dit geloof bewijst zich toch aan het einde machtiger dan al het tegenstrijdige".

Zo is het ervoor houden niet een verstandelijke conclusie uit het evangelie, maar hetzelfde als het „nochtans" waarmee het geloof midden in al het tegenstrijdige volhardt. Het is dus volstrekt niet, zoals in sommige bevindelijke kringen wordt beweerd, een koud en onpersoonlijk verstandsgeloof waarin men zich dingen toeeigent zonder ze echt te beleven. Het ervoor houden heeft in de preken van Kohlbrügge een duidelijk adres: „Het geldt alleen degenen, die voor Gods Woord beven en wegzinken; degenen, die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid". Juist in dit verband spreekt Kohlbrügge van een goed geweten en met een citaat daarover geef ik hem nu het laatste woord: „Bij dit goede geweten beschouwt de mens zich met al zijn lusten en begeerten als in de dood gegaan, en wederom beschouwt hij zich niet als zonder wet, maar als in Christus overeenkomstig de wet', en hij houdt zich aan de genade, door welke hij God dient, in deugdelijkheid".

Tot zover het tweede citaat uit dit mooie artikel. Nogmaals, wie denken mocht: dat is me te gemakkelijk. Die diene te bedenken dat dit een volop doorleefde werkelijkheid is. Maar dan niet van een zondaar die met de mond belijdt 'arm' te zijn en intussen met zijn armoe 'rijk', maar van een die waarlijk alles kwijt is en het nooit en nergens meer vinden kan. Houdt het ervoor, leef er dankzij genade uit dat God het volle heil u heeft toegezegd en toegedacht vanwege die Ene Wiens gerechtig-heid zuiver en volkomen is.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

KLEINE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's