Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een vreemdeling op de aarde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een vreemdeling op de aarde

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik ben een vreemdeling op de aarde, verberg Uw geboden voor mij niet. Psalm 119 : 19.

Deze weken gaan velen met vakantie of zijn met vakantie, in binnen-en buitenland. En omgekeerd komen duizenden mensen uit de ons omringende landen naar ons land. Een complete volksverhuizing.

We hebben het nodig, een tijdje rust. En er zit iets aantrekkelijks in, vreemde landen bezoeken, vreemde mensen ontmoeten. Enkele weken in een totaal andere omgeving zijn.

En toch — voor een poosje is het mooi, maar het moet weer niet te lang duren. W T e zijn blij als we met vakantie gaan, we zijn nog méér blij als we behouden thuis mogen komen. Oost-west, thuis best. Want we zijn in den vreemde toch niet thuis, we horen hier, in ons eigen vaderland.

Vraag dat maar aan mensen die indertijd zijn geëmigreerd. En denk maar aan de ethnische minderheden in ons land. Ook al wonen ze er al jaren, het is hun vaderland niet. Zó moet de dichter van deze psalm zich voelen: ik ben een vreemdeling op de aarde.

1) zijn belijdenis

Een vreemdeling zijn betekent nog niet: wereldvreemd zijn. Want die mensen zijn er altijd, die zich niet thuis voelen in de wereld en in de maatschappij en zich terugtrekken in de eenzaamheid. Kluizenaars, die met niemand iets te maken willen hebben en ergens in een hut wonen. En kunstenaars die zich niet begrepen voelen door de massa en zich van de mensen en het leven afwenden. En monniken die hun leven slijten in een klooster om deze zondige wereld te ontvluchten.

Al die mensen zijn wel wereldvreemd, maar daarmee nog geen vreemdelingen op aarde. Deze onbekende dichter wèl. Hij is een man die God kent en zichzelf kent. Die wel een vreemdeling is op aarde, maar geen vreemdeling in zijn eigen hart. Uw knecht — noemt hij zichzelf herhaaldelijk. Uw knecht — en dan toch een vreemdeling? Ja, dat klopt. Wie de Heere dient, die wordt een vreemdeling op de aarde.

Abraham, die de stem van de Heere heeft gehoord woont als een vreemdeling in een vreemd land. Jacob, de oude aartsvader, spreekt over de dagen der jaren van zijn vreemdelingschappen. Ze hebben in tenten gewoond, omdat ze gasten en vreemdelingen op de aarde waren. Mensen die tijdelijk ergens verblijven, maar zich niet thuis voelen omdat hun thuis ergens anders is.

Een vreemdeling op de aarde. Dat is niemand van nature! Integendeel, we zijn vreemdelingen van God en vreemdelingen in ons eigen hart. Maar geen vreemdelingen op aarde. We voelen ons hier opperbest thuis.

Misschien is dat nooit duidelijker zichtbaar geweest dan in de tijd waarin wij leven. Kijk maar naar de mensen om u heen die met de praktijk van hun leven bewijzen dat de aarde hun vaderland is. Die niets anders hebben dan hun gezin, hun werk en hun vakantie. Die zeggen: laat ons eten en drinken, want morgen sterven we. Die — zoals de dichter zegt — geen deel dan in dit leven wachten...

Maar laten we niet op die mensen neerkijken. Want onze godsdienstigheid, ons kerkelijk meeleven maakt ons nog niet tot vreemdelingen op aarde. Dan nóg kunnen we leven op de aarde en wonen op de aarde, alsof die aarde ons thuis is. Dan nóg kunnen we werken in die aarde en wroeten in die aarde, net zo lang tot we erin begraven worden.

Bij deze dichter is het anders geworden. Hoe kómt dat eigenlijk, dat een mens zich niet langer thuisvoelt op deze aarde? Hoe word je een vreemdeling? Dat gebeurt wanneer de Heere in ons leven komt. Wanneer we Gods stem in ons leven horen.

Abram woonde in het verre heidense Ur en hij voelde zich er goed thuis. En daar kwam de stem van die onbekende God in zijn leven: ga uit uw land en uit uw maagdschap en uit uws vaders huis naar een land dat Ik u wijzen zal. En Abram heeft die stem gehoord, èn gehoorzaamd.

Maar is Abram toen thuis geraakt in het land der belofte? Nee, hij heeft erin gewoond als in een vreemd land, want hij verwachtte de stad die fundamenten heeft waarvan God de Kunstenaar en de Bouwmeester is.

Wonderlijk! In het land der belofte wonen en toch een gast, een vreemdeling blijven! Van deze Abram is deze dichter familie. Een vreemdeling op aarde.

Nu we het toch over de familie hebben... Abraham, en Izak, en Jakob, en al die anderen, behoren tot een ander geslacht. Ze hebben een oudste Broeder Die ook Vreemdeling is geworden. Hij heeft Zelf gezegd: gij zijt van beneden, Ik ben van boven. Hoewel Hij de Zoon was in het huis van Zijn Vader, heeft Hij Zijn hemelse heerlijkheid afgelegd en is Hij onder ons komen wonen. Incognito, als een Koning in een slavenkleed.

Een Vreemdeling op aarde. Dat is Hij 33 jaar lang geweest. Toen Hij nog geboren moest worden was er geen plaats in Bethlehem. Toen Hij nog een klein Kind was moesten ze met Hem vluchten naar Egypte. In Nazareth wilden Zijn stadgenoten Hem van de berg gooien. In het land van de Samaritanen werd Hem onderdak geweigerd. Uit Judea moest Hij de wijk nemen omdat ze Hem wilden doden.

Een Vreemdeling, zonder vaste woonof verblijfplaats. De vossen hebben holen en de vogels nesten, maar de Zoon des mensen heeft geen steen om Zijn hoofd op neer te leggen. Een Vreemdeling in het huis van Zijn Vader, dat tot een huis van koophandel is geworden. Een Vreemdeling in de stad van Zijn Vader, waar in koor wordt geroepen: weg met Hem, kruis Hem! En uiteindelijk bleef er voor deze Vreemdeling maar één plaats over: het ruwhouten kruis. Waar Hij hangen mocht, tussen hemel en aarde...

Zó heeft Hij dat grote werk verricht, die grote opdracht vervuld. Want de aarde is des Heeren en die moest worden teruggebracht onder de heerschappij van Zijn Vader. En op deze aarde woonde een volk dat vervreemd was van God en dat gemaakt moest worden tot medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods.

Hoe doet Hij dat? Hij doet Zijn Woord uitgaan over de aarde. Hij zendt Zijn gezanten uit, die vrede moeten aanbieden aan allen die Hem te voet vallen, aan allen die Hem willen erkennen als hun Heere en Koning.

Hij laat het verkondigen hoe groot en hoe goed Hij is. Hij laat ons zien hoe groot onze vervreemding van Hem is. Elij stelt ons voor ogen het grote geluk van allen die Hem dienen en vrezen.

Zo worden wereldburgers hemelburgers. Door een nieuwe geboorte, door Woord en Geest. We gaan onszelf zien zoals we zijn, vreemdelingen van God en van Zijn dienst. En we gaan zoeken de dingen die boven zijn, waar HIJ is.

Dat is zo'n wonder: gij die eertijds verre waart, zijt nabij geworden door het bloed van Christus. Mensen die vervreemd waren van God, burgers van het Koninkrijk der hemelen.

Dan heb je een ander vaderland en dan voel je je hier niet meer thuis. Dat moeten we niet onderschatten! Het is geen kleinigheid om van die aarde, waaraan we vastzitten met alle vezels van ons bestaan, te zeggen: ik hoor hier niet, ik ben hier niet thuis. Ik leef hier en woon hier en ik werk hier, maar mijn vaderland is elders.

Een gelukkig huwelijk hebben en een leuk gezm — een groot voorrecht! — en toch een vreemdeling op aarde. Werk hebben, en je werk met plezier doen — ook al een zegen! — en toch een vreemdeling. Vakantie hebben en genieten van de rust — een gave van God! — en toch heimwee naar Huis.

Want het land der rust is hier niet. Alleen waar God is, daar wordt de rust geschonken. Wie eenmaal de hemel geproefd heeft kan nooit meer genoeg hebberi aan de aarde. Hier beneden is het niet! 't Ware leven, heven, loven, is maar waar men Jezus ziet.

Dat verlangen naar het vaderland hierboven, komt dat doordat de aarde een tranendal is vol van moeite en verdriet.? Nee, doordat de zonde nog zo'n heerschappij voert! We zouden zo graag als hemelburgers willen leven, maar iedere keer struikelen en vallen we.

Bovendien, we zijn toch voortdurend in een vijandige omgeving. Vlak om ons heen zijn allerlei machten die het op onze ondergang gemunt hebben. We leven in een wereld waarin we hoogstens worden ge-' duld, maar die ons uiteindelijk toch als vijanden beschouwt. En er hoeft maar weinig te gebeuren of de vijandschap breekt los.

Voelen we ons ook zo, als vreemdelingen in een vreemd land.? Of kunnen we het nogal vinden met de mensen van de wereld.?

Het is één van de grote gevaren die de Gemeente van vandaag bedreigen, dat de mensen van ons zeggen: nu ja, ze zijn wel christelijk, maar echt niet fanatiek, er is heus wel met hen te praten...

En in de kerken gaan stemmen op die beweren dat we de wereld zo ver mogelijk tegemoet moeten gaan, dat we ons zoveel mogelijk aan de wereld moeten aanpassen. Dat we de grenzen tussen kerk en wereld niet te scherp moeten afbakenen. Lang genoeg hebben we moeten horen: hier beneden is het niet. Het wordt tijd dat we gaan beseffen: hier beneden is het wèl!

Nee, deze man die zich een vreemdeling voelt op de aarde is vandaag, niet populair. Een vreemde eend in de bijt. Een man die niet met zijn tijd meegaat.

Ik zou toch maar vragen om het met hem te mogen houden! Want we zijn hier maar op doorreis, we komen hier maar even kijken. En dat korte poosje is ons gegeven om van wereldburgers hemelburgers te worden. Daar heeft de Heere ons Zijn Woord voor gegeven. Om ons iets te laten zien van de stad die bereid is voor vreemdelingen en zwervers. Opdat we het goed zouden zoeken dat nimmer meer vergaat.

Dan kunnen we nergens meer vrede en vreugde vinden dan in de Heere alleen. Wien heb ik nevens U omhoog.? Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog Op aarde nevens U toch lusten.? Niets is er waar ik in kan rusten.

2) zijn gebed

Hoe kun je dat volhouden, vreemdeling zijn op aarde.? Hoe kom je er doorheen, die tijd die moet worden doorgebracht in een vreemd land.?

Dat is een vraag voor deze dichter. Hij weet de weg in dat land niet. Hij kent de

wetten van dat land niet... Hoe moet dat, in den vreemde, zonder leiding en zonder zorg? En toch vraagt hij niet .om zo spoedig mogelijk uit die vreemdelingschap verlost te mogen worden en naar zijn vaderland te mogen gaan. Dat. is wel de begeerte van zijn hart. Maar hij moet Gods raad uitdienen. En zijn weg gaat door het land van de vreemdelingschap. Daarom vraagt hij: verberg Uw geboden voor mij niet.

Uw geboden. Die komen in dit lied nogal eens aan de orde. Het is aan één stuk door: Uw wet, Uw geboden, Uw inzettingen, Uw rechten. In allerlei toonaarden komt dat terug: de wet waarnaar hij verlangt en waarin hij vreugde vindt.

Vreugde in de wet? Wetten, geboden zijn niet zo populair. Wat is er droger en saaier dan een wetboek? Maar voor deze dichter is de Wet veel méér. Het is het geheel van Gods onderricht aan Zijn volk. Het heil dat Hij heeft bekend gemaakt, in beloften en in geboden.

En dat zijn voor de dichter de gedragsregels in het land van zijn vreemdelingschap, waarnaar hij heeft te leven en te handelen. De gids door het vreemde land. Zonder die regels komt hij dat land niet door. Als de Heere Zijn geboden voor hem verbergt, dan is hij nergens. Dan zal hij verdwalen en omkomen.

Dat is nu kenmerk van het leven van het geloof. Dan krijgen we plezier in de wet. God heeft regels gegeven om naar te leven, en die hebben we lief. Uw inzettingen zijn mijn gezangen geweest ter plaatse van mijn vreemdelingschappen.

Herkennen we onszelf in deze man? In de wereld en toch niet van de wereld? Burgers van het Koninkrijk der Nederlanden en tegelijk burgers van de stad die fundamenten heeft? Dat moet te zien, dat moet te merken zijn. Of ons leven gericht is op de eer van God en genormeerd aan de wet van God. Met vallen en opstaan. Maar in ons hart toch een lust en een liefde om naar alle geboden van God te leven.

Dan kun je niet meer volop in de wereld leven en volop met de wereld meedoen. En dat heeft te maken met de kleinste dingen van het leven. Met huwelijk en gezin, met werk en vrije tijd.

En dan zullen we misschien vaak „nee" moeten zeggen. Niet omdat we overal tegen zijn. Maar omdat we zo graag gelijkvormig willen zijn aan het Beeld van Christus. De grote Vreemdeling Die onder ons heeft gewoond en Die — wonder boven wonder — ook wil wonen in ons hart!

Verberg Uw geboden voor mij niet. Dat is eigenlijk niets anders dan: o Zoon, maak ons Uw Beeld gelijk. Vreemdelingen op de aarde, maar met een Schat in de hemel. En bij tijden mogen we er zicht op hebben in het land van onze vreemdelingschap, op het goed dat weggelegd is voor allen die Hem vrezen. Soms thuis, in de binnenkamer. Of in de kerk, onder de bediening van het Woord. En aan de Avondsmaalstafel. Of zomaar onder het werk, of in een drukke winkelstraat. O heerlijk erf, gij kunt mijn ziel vervoeren!

Het is niet altijd een gemakkelijk leven. Vaak nee zeggen en nog het meest tegen onszelf. Maar het weegt niet op tegen wat gereed ligt. Ons vaderland is elders. De stad met gouden straten en paarlen poorten, Waar HIJ is, de grote Vreemdeling, Die heengegaan is om plaats te bereiden.

Gaat ons hele hart naar HEM uit? Die hoop moet al ons leed verzachten, Komt, reisgenoten 't hoofd omhoog!

Voor hen die 't heil des Heeren wachten Zijn bergen vlak en zeeën droog. O zaligheid niet af te meten! O vreugd die alle smart verbant! Daar is de vreemd'lingschap vergeten. En wij, wij zijn in 't vaderland.

Zalig zijn allen die heimwee hebben, want zij zullen thuiskomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Een vreemdeling op de aarde

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1988

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's