Rehoboth, de vervulling van Gods belofte
Daarom noemde hij zijn naam Rehoboth, en zeide: ant nu heeft ons de HEERE ruimte gemaakt, en wy zyn toegenomen in dit land. Genesis 26 : 22b
Gods belofte voor Izak
Izak is een aartsvader die wat wegvalt tussen de grote bekende gestalten van Abraham en Jakob. Het meeste wat in de Bijbel over Izak wordt verteld, houdt verband met zijn vader en zijn zonen. Alleen in het hoofdstuk dat we hier hebben opengeslagen gaat het over Izak zelf. Maar ook hier valt nog op hoeveel overeenkomst er is met Abraham. De geschiedenissen van Izak bevatten bij oppervlakkig toezien weinig karakteristieks en origineels.
Toch blijft die weinig opvallende Izak de onmisbare tussenschakel tussen Abraham en Jakob. Zonder Izak zou de keten van Gods heilsgeschiedenis gebroken zijn. En hoeveel gewone, eenvoudige en onopvallende mensen dragen ook nu nog de boodschap van het heil over van vader op zoon en van moeder op dochter. U hoeft het niet erg te vinden dat u ook maar een gewoon mens bent. Ook u wil de HEERE gebruiken.
Intussen is Izak ook weer niet helemaal een kopie van zijn vader. Dat blijkt ook hier. Eens is er weer honger in dat land, net als in de tijd van Abraham. Izak gaat dan dezelfde weg als zijn vader. Ook hij blijft niet gelovig en vertrouwend wachten op de HEE-RE in het beloofde land, maar wil de toevlucht nemen tot Egypte. Doordat de Nijl telkens weer buiten haar oevers trad was daar immers vruchtbaarheid en voedsel.
Halverwege echter verschijnt de HEERE hem. Izak mag niet verder. Hij moet hier in het land Gerar blijven als vreemdeling. En de HEERE schenkt hem de belofte dat Hij het verbond met Abraham zal gestand doen en dat aan Izak en zijn zaad deze landen zullen toevallen, ja in dat zaad zullen naar de belofte aan Abraham al de volken der aarde gezegend worden.
Het is opmerkelijk dat alle drie de aartsvaders door honger gedreven naar Egypte zijn gegaan. Maar het is telkens anders. Abraham liet de HEERE gaan. Maar er heeft niet veel zegen gerust op zijn verblijf in Egypte. Als Jozef zijn vader Jakob naar Egypte nodigt vraagt die dat eerst aan de HEERE en krijgt zelfs toestemming. Izak wordt tegengehouden. Hij mag niet naar Egypte aftrekken. Hij moet in het zuiden van het beloofde land blijven.
We kunnen er in ieder geval dit van leren, dat niet altijd alles hetzelfde is voor Gods kinderen. De HEERE houdt verschillende wegen met ons. De een laat Hij een poos gaan op een weg van ongeloof en wantrouwen en moet door schade en schande wijs worden. De ander wordt van te voren gewaarschuwd. En nog weer een ander mag een weg gaan die voor anderen niet is geoorloofd. We kunnen in het leven van het geloof niet alles leggen op het procustusbed van eigen ervaring en bevinding. Met een ander gaat de HEERE ook een andere weg. Dat is toch ook zo bij de opvoeding van onze kinderen. Wat voor het ene kind goed is, is voor het andere helemaal verkeerd. En toch bedoelen we met onze opvoeding telkens hetzelfde. Zo is het ook bij de HEERE. Door al die verschillende wegen heen wil Hij ons leren steeds meer van onszelf af te zien en het van Hem en Zijn beloften te verwachten. Die belofte krijgt Izak immers, net als zijn vader en later zijn zoon Jakob. De HEERE zal met hem zijn en hem zegenen. Hij mag in alles hopen op Zijn genade.
de belofte aangevochten
Izak blijft daar dan in de zuidelijke kuststreek van het beloofde land wonen. Van wat hem daar is overkomen worden twee dingen verteld. Het ene behoort bij de zwarte bladzijden van Izaks levensgeschiedenis, het andere bij die bladzijden waarboven geschreven mag worden: door het geloof.
Izak valt in dezelfde zonde als zijn vader. Hij is bang dat Rebekka zal opvallen door haar schoonheid en dat de mannen in Gerar haar als hun vrouw zullen willen hebben en hem dan zullen doden. Daarom vertelt hij rond dat Rebekka zijn zuster is. Dat had z'n vader precies zo gedaan. Eerst al in Egypte en later ook nog eens hier in hetzelfde gebied waar Izak nu ook was. We weten niet of Izak daarvan geweten heeft. Het heeft zich in Abrahams leven allemaal voor de geboorte van Izak afgespeeld.
Maar hoe dat ook zij, het is al verdrietig genoeg, dat Izak op zo'n kromme en slinkse weg gaat en dat terwijl het eigenlijk nog maar zo kort is geleden dat de HEERE hem verschenen is. Wat een wantrouwen en een ongeloof blijken daaruit! De HEERE kon toch voor Rebekka en hem zorgen en Hij had zelfs beloofd dat te zullen doen. Dan was het toch niet nodig om zo ongelovig te zijn. Het was toch alleen maar verdrietig en zondig.
Laten we maar niet op Izak neerzien. Hoe vaak overkwam het ons niet.? We kwamen bemoedigd en versterkt de kerk uit. We mochten er de HEERE ontmoeten. We mochten gelovig rust en vertrouwen vinden in Zijn woord en belofte. Maar we waren misschien nog niet thuis of we tobden al weer en lieten het hoofd hangen en we namen de toevlucht tot minder fraaie maatregelen om onszelf veilig te stellen. Ons vertrouwen op de HEERE was nergens meer te bekennen. Wat zijn we toch zwakke en dwaze mensen in onszelf, zondige mensen, ook als we de HEERE mogen vrezen. En wat moet de HEERE toch oneindig veel geduld met ons hebben, gemeente. En dat Hij dat dan nog heeft ook.
Dat het van Hem gezegd kan worden: barmhartig en genadig is de HEERE, lankmoedig en groot van goedertierenheid. Hij zorgt ervoor dat het bedrog van Izak uitkomt. Dat is beschamend genoeg voor Izak. Wat moet die heidense vorst nu wel voor een indruk van hem krijgen.? Maar die schaamte is altijd nog beter dan dat we maar in ons bedrog voortleven.
Gelukkig mag er ook wat anders zijn in het leven van Izak. Niet alleen zwarte bladzijden, ook een bladzijde waarboven mag staan: door het geloof. Wat zou het erg zijn als er dat niet was. Dat kan toch eigenlijk niet in het leven van het geloof. Natuurlijk
er is veel zonde cn tekort. En je moet heel vaak zuchten met Paulus: Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods. En het kan je helemaal in beslag nemen, zodat je dat andere helemaal niet ziet. Maar als we schuilen bij Christus en biddend leven van Zijn kracht en genade, dan komt het er toch. Dan komt er ook iets van dat „door het geloof". Al is het maar iets, een klein beginsel, het is er wel. Bij Izak ook. En daar letten we nu op.
De HEERE zegent Izak. We lezen dat hij in datzelfde jaar een uitzonderlijke grote oogst mag binnenhalen. Datzelfde jaar kan niet anders betekenen dan dat jaar van de hongersnood. Terwijl anderen het moeilijk hebben zegent de HEERE Zijn knecht.
Izak werd zeer groot. Hij had geweldig grote kudden schapen en runderen en vele slaven. En dan wordt de afgunst wakker. U weet wel hoe dat is. Wij mensen kunnen zo moeilijk hebben dat een ander wat meer heeft dan wij. Wij kijken zo vaak met jaloerse ogen naar een ander. En we kunnen het maar niet opbrengen om een ander zijn voorspoed ruimhartig te gunnen.
Het hgt helemaal in onze lijn wat hier van Abimelech geschreven staat. Hij kan Izaks nabijheid niet meer verdragen. En stuurt hem dan ook weg. Hij wil Izak niet langer in zijn buurt hebben. En Izak laat zich wegsturen. Hij protesteert niet. Hij zegt niet: Abimelech, je kunt me nog meer vertellen, ik ga niet. Dit land komt mij toe. De HEERE heeft mij dit land zelf beloofd en nu laat ik me er door jou niet vanaf sturen. Izak is de minste, hij trekt met zijn kudden een eind verderop het dal van Gerar in. Maar de Filistijnen hebben dat kennelijk van te voren aan zien komen en zijn vooruitgegaan om daar alle putten, die Abraham bij een eerder verblijf daar gegraven had, dicht te stoppen, zodat Izak's kudden daar geen water zouden kunnen vinden. Maar Izak en zijn herders graven de putten van Abraham weer op.
Ook wordt nog op andere plaatsen gegraven en ze stuiten daarbij zelfs op een bron van fris stromend water. Dat mag voor Izak en zijn mannen al weer een teken zijn van Gods zegen. Hij begeeft hen en verlaat hen niet. Maar alweer is er de tegenstand en de vijandschap van de Filistijnen. Ze horen ook van het stromende water dat de herders van Izak gevonden hebben en ze zijn er direkt bij om het te claimen voor zichzelf. Dit water is van ons, dat komt jullie niet toe. Je hoort hier helemaal niet. En wat doet Izak.? Izak protesteert weer niet. Hij laat de put over aan de Filistijnen en
Wat een moeilijke weg voor Izak. De HEERE was hem toch verschenen hier in Gerar. En met zoveel woorden had de HEERE tegen hem gezegd: Woon als vreemdeling in dit land en Ik zal met u zijn en zal u zegenen, want aan u en uw zaad zal Ik al deze landen geven. En wat kwam daar nu van terecht.? Hij ontmoette niet anders dan twist en vijandschap. Hij kon niet anders doen dan zich laten wegjagen als een hond van de ene put naar de andere.
Is dat niet vaker de ervaring in het leven uit de beloften van God. Nee, dat gaat allemaal maar niet zo van een leien dakje. Datgaat niet rechttoe rechtaan op de vervulhng van de beloften af. Integendeel. Het hjkt zo vaak alsof het een heel andere kant op gaat in ons leven. De vrede en rust blijven uit. En God heeft het toch beloofd. Ik zal u rust geven. En niets wijst op verbetering van onze toestand. En God heeft toch beloofd ook in dit leven voor ons te zorgen. En wat zie ik er van, wat merk ik er van.? God heeft toch beloofd dat de poorten der hel Zijn gemeente niet zullen overweldigen, maar waarom dan toch die altijd maar doorgaande afval, die niet te stuiten vloed van ongeloof en secularisatie.?
En het vecht en vreet ons aan. De vijanden van binnen en van buiten stoken het vuur van de twijfel zo hoog mogehjk op. Om
zalig te worden en om vrede te vinden moet je echt bekeerd zijn. En dacht je nu werkelijk dat jij dat was? Dan zou je toch wel meer moeten meegemaakt hebben. Dan zou het er in je leven wel heel anders hebben moeten uitzien. Luther schijnt eens gezegd te moeten hebben God gaat met Zijn belofte de dood in. Ze valt als een zaad in de aarde en sterft. Er lijkt wel niets van terecht te komen. En wat is dan de weg. Er is maar een weg. Wachten op God.
De Heere is geen man, dat Hij liegen zal. De HEERE zal Zijn Woord waar maken. Hij zal Zijn belofte vervullen op Zijn tijd. En Zijn tijd is nooit te laat. In de rust en de koninklijkheid van dat vertrouwen doet Izak telkens weer een stap terug. Hij hoeft niet te rekenen met de mannen van Gerar, hij mag rekenen met het Woord. Hij wacht op God. In dat wachten ligt overgave. We geven al wat van onszelf is op, we schrijven het af. En tegelijkertijd ligt er verwachting in, omdat we verlangend mogen uitzien naar God. Ik blijf de HEERE verwachten, mijn ziel wacht ongestoord. Ik hoop in al mijn klachten op Zijn onfeilbaar Woord.
Ja, zegt u, maar ik, ik heb zo'n onstuimige natuur, wachten dat ligt me helemaal niet. Ik wil direkt. resultaten zien ook van mijn geloof. Dat zal wel. Maar juist om ons dat af te leren, gaat de HEERE met ons de weg van dat wachten. Die andere weg, die steile weg, waarin het niet steeds hoger gaat, maar steeds lager. Die weg waarin onze berekeningen vergaan, onze aktiviteiten stuk breken op een bitter harde werkelijkheid en wij niet anders overhouden dan het Woord.
En als wij er tegenop zien. Als de krachten, ja als de geloofskracht ons ontbreekt, waar moeten we dan heen? Waar schuilen we dan? Toch nergens anders dan bij Jezus de Christus. Hij heeft toen Hij gescholden werd, niet teruggescholden. Hij heeft toen Hij lijden moest niet gedreigd. Hij is stap voor stap terug gegaan totdat voor Hem nog slechts de luttele centimeters van de kruippaal overbleven.
Daar is Hij stil geweest en heeft Hij gehoopt op de belofte van God. In de nacht van de Gods verlatenheid heeft Hij nog Zijn hand uitgestrekt naar Zijn God. Dat vertrouwend wachten op God, dat mogen we vinden bij Jezus, die ons ongeloof verzoent en die door Zijn Geest ons leven vernieuwt tot wachten, tot verwachten. En indien wij hopen hetgeen wij niet zien, zo verwachten wij het met lijdzaamheid.
teken van de vervulde belofte
In dat wachten wordt Izak niet beschaamd. Er wordt nog een put gegraven. Nu wisten de Filistijnen het niet meer. En dan mag Izak in de naamgeving van die put belijden: De HEERE heeft ons ruimte gemaakt. Rehoboth. Wat een heerlijke belijdenis. Wat een belijdenis die ook helemaal echt is. Je hebt dat soms. We zijn met onze middelen bezig geweest. Wat hebben wij het slim aangepakt. Wij hebben soms bruut en met geweld, soms heel listig en slim onze zaak en onze partij in kerk en staat verdedigd en als we dan grond onder de voeten gekregen hebben, dan zeggen we vroom: Rehoboth. De HEERE heeft ruimte gemaakt. Een vrome vlag moet onze trots verbergen.
Izak heeft niet anders gedaan dan terugtrekken, telkens een put verder terug. Bij dat terugtrekken heeft hij zich opgetrokken aan het woord en de belofte van God en dan vindt hij Rehoboth. Maar dat is dan ook helemaal Rehoboth. De HEERE heeft ruimte gemaakt.
Neen, dat heeft niet te maken met valse lijdelijkheid. Die is alleen maar onverschillig. Die interesseert zich in Gods belofte niet. Die laaft zich slechts aan de bron van het hier en nu. Maar dat is wel de lijdelijkheid van het geloof. Die lijdelijkheid waarin we het zelf niet kunnen en zelf niet weten, zelf geen vuist kunnen maken en geen partij kunnen vormen, maar geworpen zijn op de woorden Gods. En dan ervaren we het ook Rehoboth. Want een ieder die in Hem gelooft, die wordt niet beschaamd. Wat dacht u eigenlijk wel? Christus is toch niet voor niets in de engte ingegaan? In tv: herberg begon het al. Hij had op deze aarde geen plaats om Zijn hoofd neer te leggen. Plaats na plaats werd hem betwist. Tenslotte bleef er alleen nog maar een smalle kruippaal over. En zelfs daar vond hij geen ruimte of rust. Daar twistte God met Hem vanwege uw en mijn zwarte zonden. Een ieder, die in Hem gelooft, die wordt niet beschaamd. Want over dat Golgotha is het Rehoboth van Pasen opengegaan. Hij is in de ruimte gesteld van het eeuwige licht en het eeuwige leven. Daarom moest de steen van het graf af. En op hemelvaart de poort van de hemel open. Daarom moet straks als Hij wederkomt alle engte van het oude voorbij. Alles wat ons aanvecht en de ruimte betwist. Alles, waarvan we nu nog moeten klagen: Ik werd benauwd van alle zijden. Het valt alles weg. Het wordt Rehoboth. We worden in de ruimte gesteld in de lichtende ruimte van Gods koninkrijk.
En door de prediking van het evangelie breekt die ruimte hier en nu al baan in de harten van zondaren.
Ik werd benauwd van alle zijden en riep de HEER' ootmoedig aan. De HEER' verhoorde mij in 't lijden en deed mij in de ruimte gaan. De HEER' is bij mij, 'k zal niet vrezen, De HEER' zal mij getrouw behoên. Daar God mijn schild en hulp wil wezen, wat zal een nietig mens mij doen.
W.
K.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 september 1988
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 september 1988
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's