GODS TEMPEL
„Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en de Geest Gods in u woont? Zo iemand de tempel Gods schendt, dien zal God schenden; want de tempel Gods is heilig, welke gij zijt. Niemand bedriege zichzelf. Zo iemand onder u dunkt, dat hij wijs is in deze wereld, die worde dwaas, opdat hij wijs moge worden". 1 Cor. 3 : 16—18.
Tempel Gods
Na de 'bouwlieden' spreekt de apostel thans ook de gemeente aan: weet gij niet, dat Gij Gods tempel zijt en de Geest Gods in u woont? En ook dat geeft aan welk een verantwoordelijk werk het is: bouwen aan de gemeente Gods. Het gaat niet om zomaar een of ander gebouw. Het betreft maar niet een club of groep mensen. Neen, het gaat om de bouw van de tempel Gods. „De gemeente heeft er niet genoeg aan, dat zij goed georganiseerd en bewerkt wordt, neen, het komt er op aan haar zó te organiseren en te bewerken, dat zij als tempel Gods kan fungeren" (Pop).
Tempel Gods. Het verband is duidelijk. Onder het Oude Testament woonde God in een gebouw van hout en steen. „Dit is Mijn rust tot in eeuwigheid", sprak God, „hier zal Ik wonen, want Ik heb ze begeerd" (Psalm 132 : 14).
Het nieuwe van de tijd na Christus is dat Zijn gemeente de tempel Gods is geworden. Op een andere plaats onderstreept Paulus dat nog eens als hij de gemeente Gods noemt 'een woonstede Gods in de Geest'. Het tekstverband in Efeze 2 duidt dan op het ene gebouw van de nieuw-testamentische gemeente, gevormd door de gelovigen uit de Joden, en de heidenen. Karakteristiek is de toevoeging 'in de Geest'. Hier in 1 Corinthe 3 is het ook: weet ge niet dat ge Gods tempel zijt en de Geest Gods in u woont? Daarmee wil gezegd zijn dat de nieuw-testamentische tempel als een geestelijke tempel gezien moet worden in onderscheid van de oud-testamentische tempel die tot de materiële wereld behoorde (J. P. Versteeg). God woont in de nieuw-testamentische tempel in of door Zijn Geest. Dat is meer dan dat we alleen maar zouden zeggen dat de tempel waarin God woont, geestelijk van karakter zou zijn. Nee, God woont in of door Zijn Geest in Zijn gemeente die daarom de tempel Gods heet. , \
Er staat: onen. Daar zit iets permanents in opgesloten. Na Pinksteren heeft de Geest intrek genomen in het lichaam van Christus, Zijn gemeente. Hij komt, om zo te zeggen, niet maar eens af en toe bij haar op bezoek, Nee, Zijn verblijf is continue. Hij heeft blijvend bezit genomen van Christus' gemeente. Je kan het zien als de vervulling van het oud-testamentisch 'wonen' van God in het midden van Zijn volk. We herinneren ons hierbij ook de belofte van de Trooster (Johannes 14—16): n Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid ... Hij blijft bij u en zal in u zijn (Joh. 14 : 16-17).
Daar hebben we hetzelfde als wat hier bedoeld wordt met het wonen van de Geest in de gemeente des Heeren. De Catechismus bedoelt hetzelfde als gezegd wordt dat Christus o.a. met Zijn Geest nimmer van Zijn Kerk meer wijken zal (vr. en antw. 47). (
Jamaar, vraagt u misschien, hebben dan alle mensen in de kerk automatisch deel aan de Geest? Nee, zo wordt dat in de Schrift niet bedoeld. We denken dan aan wat de apostel aan de Romeinen schrijft: Doch gij zijt niet in het vlees, maar in de Geest, zo anders de Geest Gods in u woont. Maar zo iemand de Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe" (8 : 9), Dus enerzijds spreekt hij over het wonen van de Geest Gods in hen. Maar anderzijds wijst hij op de mogelijkheid toch geen deel te hebben aan Christus daar men de Geest van Christus niet heeft. Opmerkelijk is wat hier staat: r bestaat een samenhang tussen het hebben van de Geest van Christus en het toebehoren aan Christus. Als je de Geest van Christus niet hebt, dan behoor je aan Christus niet toe. Anders gezegd: oor het ontvangen van de Geest wordt een mens het eigendom van Christus en hoort hij als een levende steen tot het gebouw dat hier Gods tempel heet. Een gelovige is een mens die de Geest ontvangen heeft. Hij is uit de Geest Gods wedergeboren en door de Geest in de weg van het geloof met Christus verenigd geraakt. En nu woont in Hem de Geest van Christus. Vandaar ook de vermaningen als: n bedroeft de Heilige Geest Gods niet, door Welken gij verzegelt zijt tot de dag der verlossing. Of: lust de Geest niet uit. Dat kan alleen maar gezegd zijn tot mensen in wie de Geest ook woont.
Welnu, hier staat: eet gij niet, dat gij Gods tempel zijt? Dat hoorde kennelijk bij het onderricht dat de gemeente had ontvangen van de apostel. Daarvan had Paulus de gemeente willen doordringen: bent Gods tempel! Wondere nederbuiging van de hoge God. Hij wil wonen temidden van Zijn volk. In 1 Corinthe 6 : 19 zullen we horen dat God in het enkele lid van Zijn volk, in diens lichaam zelfs wat een tempel van de Heilige Geest wordt genoemd. Hier in 1 Corinthe 3 gaat het over de gemeente als geheel. Die woonplaats in de gemeente is vrucht van Gods welbehagen, niet een gevolg van bekwaamheden of eigenschappen in die gemeente Gods zelf.
Intussen vragen we wel: leeft dat besef wel voldoende onder ons dat de gemeente Gods de plaats is waar God woont? We mogen het persoonlijke niet uitspelen tegen het gemeenschappelijke. Maar we mogen het gemeenschappelijke ook niet veronachtzamen omdat we alleen aandacht schenken aan het persoonlijke. Waar God Zijn volk heeft, Christus Zijn gemeente vergadert, daar woont de Geest. Waar liefde woont, gebiedt de Heere Zijn zegen, daar woont Hij Zelf. En waar de Geest is, daar blijven de gevolgen niet uit. Daar komt de liefde openbaar als eerste en voornaamste vrucht. Daar blijkt Gods genade en gunst, daar wordt iets merkbaar van de heerlijkheid en glorie van Christus. Laten we op deze aspecten ons gemeente-zijn eens onderzoeken. We zijn tegenwoordig zo bar druk met allerlei uitwendigheden alsof dat het leven van de gemeente des Heeren zou bepalen. Terwijl het bij alle rechtzinnigheid en eerbiedwaardige vormen intussen de vraag is: woont de Geest wel in de ge-
meente? Of is Hij op de vlucht geslagen voor onze steriliteit en doodsheid. Hebben we misschien de naam dat we leven maar zijn we zo dood als een steen? Worden er de aspecten gevonden van het werk van de Geest: Liefde, blijdschap, vrede...?
Niet schenden
In dit verband klinkt dan de opmerking van de apostel: Zo iemand de tempel Gods schendt, dien zal God schenden, want de tempel Gods is heilig, welke gij zijt.
We kennen deze woorden uit het oude huwelijksformulier. Eerlijkheidshalve moeten we zeggen dat de opsteller deze woorden wel uit z'n verband haalt. Het gaat hier in 1 Corinthe 3 niet om het lichaam, om de lichamelijkheid van de mens. Maar om de gemeente Gods als tempel des Heeren. En het hier genoemde schenden heeft niets met een scheve sexualiteit te maken. Beter zou in het formulier hier geciteerd kunnen zijn uit b.v. 1 Corinthe 6 waar wel het lichaam van de mens geduid wordt ais woonplaats van de Geest. En in dat tekstverband wijst de apostel met klem het verdedigen van de prostitutie van de hand.
Schenden wil zeggen: te gronde richten, vernietigen, verwoesten. We zullen bij de uitleg wel hebben te denken aan dat waartegen de apostel zich aan het keren is: de partijvorming in de gemeente. Dat is een zich vergrijpen aan de gemeente Gods. In onze tijd kunnen we denken aan het kwaad van de polarisatie. Waar God Zijn gemeente vergadert rond Woord en sacrament, waar Zijn Evangelie recht verkondigd wordt, is het een schenden van de tempel Gods als we door alternatieve samenkomsten deze gemeente trachten af te breken. Weet waar u mee bezig bent, waarschuwt de heilige God. Want wie Mijn tempel verwoest en afbreekt door schisma's en partijvorming, die zal Ik schenden. Een voorbeeld van wereldgelijkvormigheid in optima forma hetwelk helaas ook onder onder ons wordt gevonden. Beseffen we wel voldoende waar we mee bezig zijn? De tempel Gods is heilig. Een volk aan Hem gewijd. Zijn privébezit. Hij waakt over haar en zal het nooit toestaan dat Zijn tempel verwoest wordt. Ieder die het toch waagt de gemeente Gods te slopen, die krijgt met God Zelf te doen. Intussen troosten deze woorden wel: God zal afrekenen met alle kerkverwoesters, van welke snit of soort ze ook zijn, door welk theologisch denken ze ook beïnvloed zijn om er de tempel Gods mee te vernietigen. God waakt over Zijn eigendom.
Jezelf niet bedriegen
„Niemand bedriege zichzelf. Zo iemand onder u dunkt dat hij wijs is in deze wereld, die worde dwaas, opdat hij wijs moge worden".
Eigenlijk bevatten deze woorden een oproep tot inkeer, tot bekering. Houd u niet voor wat u niet bent! Misleid uzelf niet door uw eigen naam in de gemeente hoger te achten dan Christus' Naam. De gemeente mag niet gebouwd worden op mensen.
Niet mensen dienen het fundament te zijn. Niemand kan een ander leggen immers dan hetgeen gelegd is: Jezus Christus. En laat de gemeente ook niet achter mensen aandraven en hen op het schild verheffen. Dat is wijs zijn naar wereldse maatstaf. De wijsheid van deze wereld is het om menselijk inzicht en menselijke kracht te verheffen De 'dwaasheid' van Christus is immers 'Gods wijsheid'. Christus die Zichzelf vernederde. Die geen zelfverheffing kende maar wel zelfverloochening. En dat is de echte wijsheid die alleen toekomst heeft. Alle menselijke wijsheid zal eens blijken voor eeuwig door God tot dwaasheid te zijn verklaard. Christus' weg is Gods weg. Daarom: achter Hem aan. En dat houdt concreet in: uzelf verloochenen. Een streep door eigen naam en een streep onder Christus' Naam.
C. a. d. IJ.
J. M.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 oktober 1988
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 oktober 1988
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's