Die met ons lot bewogen?
Rondom de Kerstdagen zal het weer vele keren zijn gezongen:
, , Die nooit in schoner glans verscheen Dan nu, door Gods barmhartigheên, Die, met ons lot bewogen, Om ons van zond' en ongeval t' ontslaan, Een Ster in Jacob op doet gaan, De Zon des heils doet aan de kimmen staan."
Dat bekende vers bevat één regel die binnen de Gereformeerde Gezindte nogal omstreden is: „Die met ons lot bewogen". Jaren geleden — zo herinner ik me — werd er al over gediscussieerd. En onlangs werd het in een boekbespreking terloops weer opgemerkt, dat er binnen onze kringen over deze woorden zeker niet éénstemmig wordt gedacht.
Toen ik in de avonddienst van Eerste Kerstdag het vers zelf opgaf, en meezong, kwam het weer boven in mijn herinnering en ben ik er opnieuw over gaan denken. Is het nu waar of niet, dat God met ons lot bewogen is geweest?
De bundel van 1773
Laten we vooropstellen dat elke psalmberijming mensenwerk is. De berijmde psalmen zijn Gods Woord niet, ook al hebben we te doen met een berijming die zo dicht mogelijk de tekst benadert. Elke dichter (of moet ik zeggen: berijmer? ) moet zich terwille van het rijm en het metrum bepaalde vrijheden veroorloven. Soms parafraseert hij de tekst, soms wijkt hij ook meer of minder van die tekst af.
Bovendien draagt elke berijming de sporen van de tijd waarin ze is ontstaan. Dat is zeker het geval met de bundel van 1773, waaraan wij zo gewend zijn en waarvan we vele liederen niet graag zouden missen. Deze berijming vertoont in vele opzichten de trekken van de Verlichting, het opkomende Rationalisme. Deugd en godsvrucht zijn in deze bundel veel voorkomende begrippen, evenals het onbijbelse woord „Opperwezen".
Het was dan ook niet ten onrechte dat de verplichte invoering (1 jan. 1775) op verschillende plaatsen verzet opriep. De eerlijkheid gebiedt te konstateren dat dat verzet voor een gedeelte voortkwam uit behoudzucht (het oude is goed en het nieuwe is slecht!). Maar de kritiek was toch ook theologisch gefundeerd. Men wist van verschillende dichters dat ze op gespannen voet stonden met de Gereformeerde belijdenis, en daarvan leverde de bundel de overtuigende bewijzen. Het meest aansprekende voorbeeld vinden we al meteen in Psalm 1, waarin de dichter beweert dat de Heere het oog slaat , , op zulken die oprecht en rein van zeden met vaste gang het pad der deugd betreden".
Men is dus nog geen ketter wanneer men niet alle regels uit de bundel van 1773 voor z'n rekening wenst te nemen...
Supra of infra... ?
Hoe staat het nu met de bewuste regel: , , Die met ons lot bewogen"? Is het in overeenstemming met Schrift en Belijdenis, te zeggen dat God met ons, zondaren, bewogen is geweest? Is het niet zó dat het de Heere allereerst, of zelfs alléén, ging om de eer van Zijn eigen Naam?
Als ik het goed zie heeft de kritiek op de regel uit Zacharias' Lofzang heel diepe wortels. Ze is te herleiden tot de kwestie van het zogenaamde supra-of infra-lapsarisme, waarover destijds op de Synode van Dordrecht (1618—1619) nogal wat stof is opgewaaid, maar waarin de Synode geweigerd heeft een uitspraak te doen.
De kwestie is te ingewikkeld om hier uitputtend behandeld te worden. Het gaat om de volgorde in de besluiten Gods van eeuwigheid. Het SLipra-lapsarisme leert dat God besloten heeft Zijn Naam te verheerlijken door schepselen te verkiezen, de val toe te laten en de gevallen mens te verlossen. Het infra-Iapsarisme zegt: God heeft eerst besloten de mens te scheppen, vervolgens de val toe te laten en uit die gevallen mensheid Zich een Gemeente te verkiezen ten eeuwigen leven. Een beetje versimpeld kan de zaak worden teruggebracht tot de vraag: heeft God schepselen verkoren (supra) of heeft God zondaren verkoren (infra)?
Hoewel de Dordtse Synode het gevoelen van de supra's niet heeft veroordeeld heeft zij zelf duidelijk gekozen voor het infra (zie de inzet van de Dordtse Leerregels). Uiteraard heeft een en ander wel konsekwenties voor de prediking van het Evangelie. Wie uitgaat van de soevereiniteit Gods zal meer spreken vanuit de verkiezing, wie de barmhartigheid vooropstelt zal een ruimere plaats toekennen aan het aanbod van Gods genade.
Merkwaardig genoeg zijn de hyper-calvinisten later , , Dordtser" geworden dan Dordt zelf wilde zijn. Zij verabsoluteerden het supra en gingen het infra als ketterij beschouwen. In 1895 bijvoorbeeld ontstond er in de Gereformeerde Gemeente onder het Kruis te Barneveld een scheuring tussen de aanhangers van Ds. E. Fransen, die het supra verdedigde en tussen de volgelingen van Ds. Jac. van Leeuwen, die niet meer in die gemeente mocht voorgaan omdat hij op het infra-standpunt stond... (zie De Hoeksteen, jaargang 17, no. 6).
Geen tegenstelling
De Dordtse vaderen zijn er terecht bang voor geweest de deugden van God — in dit geval die van Zijn soevereiniteit en die van Zijn barmhartigheid — tegen elkaar uit te spelen. God verheerlijkt Zichzelf in de zaligheid van zondaren. Dat is geen tegenstelling. Evenmin als we een tegenstelling mogen scheppen tussen Luther, die vroeg om een genadig God, en Calvijn wiens theologie in het kader zou staan van de vraag „hoe komt God aan Zijn eer? "
Bovendien vraag ik me af: is die berijming er nu werkelijk zo ver naast? De
bijbeltekst zegt: „Door de innerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods.. Letterlijk: , , door de ingewanden der barmhartigheid". God laat ons heel diep in Zijn hart kijken, maakt ons Zijn meest innerlijke gevoelens bekend. Zijn hart brandt om aan zondaren Zijn barmhartigheid te bewijzen. En is dat niet de doorlopende boodschap van héél de Heilige Schrift?
Ik kan dan ook niet inzien op welke gronden we de bewuste regel uit de Lofzang van Zacharias zouden moeten afkeuren.
Andere berijmingen
Voor de aardigheid heb ik enkele andere berijmingen naast die van 1773 gelegd en dan blijkt het verschil toch echt niet zo groot te zijn.
Petrus Datheen heeft de bewuste woorden als volgt vertolkt: „Door Gods goedheid, die ons allein Heeft als een zon in 't oosten rein Bezocht en niet vergeten."
Zijn tijdgenoot Marnix van St-Aldegonde deed het als volgt:
„Door onzes Gods hertgrondich medelijden Mits 't welck ons nu, in dese laetste tijden D' opgaende Son van boven heeft besocht, Opdat hij dien wel claer verschijnen mocht."
Tenslotte de Zuid-Afrikaanse berijming van Totius:
„Met kennis van die saligheid. Want God skeld nou die sondes kwijt Uit innerlik' erbarming."
Het is duidelijk genoeg: Gods goedheid, hartgrondig medelijden, innerlijke erbarming. Telkens andere woorden voor dezelfde zaak. Geen reden, denk ik, om protest aan te tekenen tegen „met ons lot bewogen".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 1989
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 1989
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's