Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoe Christus hogepriester was

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe Christus hogepriester was

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die in de dagen van Zijn vlees, gebeden en smekingen tot Hem, Die Hem uit de dood kon verlossen, met sterke roeping en tranen geofferd hebbende, en verhoord zijnde uit de vrees. Hoewel Hij de Zoon was, nochtans gehoorzaamheid geleerd heeft uit hetgeen Hij heeft geleden. En geheiligd zijnde, is Hij allen, die Hem gehoorzaam zijn een oorzaak der eeuwige zaligheid geworden; Hebreen 5 vers 7—9

tranen offerend

In dit Bijbelgedeelte valt het volle licht op de Hogepriester Christus. Ons wordt hier verkondigd hoe groot en heerlijk Hij is. Veel groter en heerlijker nog dan de hogepriesters van het Oude Testament. Natuurlijk, het was ook al geweldig dat die er mochten zijn. Dat zij de bediening van de verzoening mochten uitrichten temidden van het volk Israël, het volk van God. Wat zou er anders van het volk zijn overgebleven. Hoe zou de HEERE ooit met hen hebben kunnen omgaan? Als niet de offers voor de zonden werden gebracht in het heiligdom, als niet de wierook van hun gebeden voortdurend werd gebrand voor Gods Aangezicht. Als niet het bloed der verzoening gedurig werd gesprengd. Het volk was toch onheilig en onrein. En de heilige Majesteit des HEEREN moest hen verteren. Maar er was de bediening der verzoening. Er waren de hogepriesters. Geen mannen die zichzelf hadden opgeworpen, maar die God Zelf had geroepen en gegeven. Ook geen mannen zonder begrip voor de zwakheden en zonden van de mensen. Als een Israëliet bij hen kwam met de belijdenis van herhaalde zonde en de vraag om offer en gebed, hoefde de hogepriester hem niet hooghartig te laken. Hij wist zelf immers alles van de zwakheid en de zonde van het vlees.

Maar, zo wordt hier betuigd, zo is het nog veel meer en dieper met de Heere Jezus Christus. Hij heeft Zichzelf die eer ook niet aangemeten. God heeft Hem er toe aangesteld en verordineerd. En wat heeft Hij het er moeilijk meegehad. Wat is Hij er in die priesterlijke bediening er diep onder door gegaan. Toen Hij op aarde was, in de dagen van Zijn vlees heeft Hij het zo moeilijk gehad dat Hij gebeden en gesmeekt heeft om redding. Dat zijn op zichzelf al twee sterke uitdrukkingen. De Heere Jezus is biddend en smekend tot God gegaan. Zoals de weduwe uit de gelijkenis die de onrechtvaardige rechter smeekte om haar te helpen. Wij kunnen ons nauwelijks voorstellen wat een vernedering dat voor de Heere Jezus moet zijn geweest.

Wij vinden het in de omgang met elkaar al vernederend om iets alstublieft te moeten vragen en dan dat je moet smeken om hulp. De Heere Jezus Christus is de eeuwige Zoon van de Vader. Hij heeft het geen roof geacht Gode even gelijk te zijn. Hij beschikte over alle dingen. Maar in de dagen van Zijn vlees is Hij een smekeling geworden die in het stof moet kruipen voor God.

De Heere Jezus heeft gebeden gedurende Zijn hele leven op aarde, maar hier richt de schrijver ons toch wel vooral op wat er gebeurd is in Gethsemané. Daar kroop Hij als een worm door het stof en worstelde in doodsangst met God. Dat is op zichzelf al heel wat: gebeden en smekingen, maar de schrijver voegt er nog aan toe: met sterke roeping en tranen. Hij heeft het uitgeschreeuwd, zo moeilijk had Hij het.

We kunnen denken aan Golgotha, waar in het donkerst uur Zijn angstkreet klonk: Waarom hebt Gij mij verlaten? Hij heeft bittere tranen geschreid. God was het alleen nog Die verlossen kon uit de dood.

Jezus' Hogepriesterschap is Hem niet vanzelf af gegaan. Dat heeft Hem wat gekost, dat bracht Hem bidden en smeken onder angstkreten en bittere tranen, zo groot was Zijn nood en dood.

U hebt het misschien ook wel eens moeilijk. Ja, waarmee allemaal niet? Moeilijk met zoveel dingen waar u niet uit kunt komen, moeilijk met de donkere schaduw van de dood die over uw leven valt. In de eenzaamheid van uw kamer, of van het veld wringen uw handen zich in gebed, u verzucht het, angstig en alleen: o God, help me toch. Wilt u er dan eens aan denken dat Jezus zo bad. Er is geen vreemd leed. Er is geen angst die Hij niet doorstaan heeft. Geen eenzaamheid waaraan Hij niet geleden heeft. Hij is in al onze benauwdheden benauwd geweest. U hoeft niet alleen te gaan in het dal van de schaduw des doods. Uw bange klacht klinkt daar? Maar meer nog en dieper nog: Jezus' klacht. Dat is de klacht van de Hogepriester.

Als iemand een beetje aanvoelt waar je het moeilijk mee hebt is dat fijn. Een beetje begrip dat doet ons goed. Gedeelde smart is halve smart. Maar bij de Heere Jezus Christus reikt dat allemaal nog veel dieper. Hij is Hogepriester. Daarom staat er zo kenmerkend in onze tekst dat Hij gebeden en smekingen onder sterke roeping en tranen geofferd heeft. Zoals de priester bij het reukoffer de gebeden van het volk deed opgaan voor God, zo heeft Jezus Zijn gebeden en smekingen geofferd aan de HEERE God.

Onze gebeden en smekingen zijn vaak vol van onszelf, van eigen belang of het belang van degenen die ons lief zijn. Paulus belijdt: Wij weten niet wat we bidden zullen gelijk het betaamt. Maar van Zijn gebeden van smekingen mag gelden: Volmaakt, volkomen voor God. En wie met zijn bidden en smeken schuilt bij Hem mag zich opgenomen weten in Zijn smeken. Mag vertrouwen dat God ons aanziet en gedenkt om Jezus' wil. Die vindt in Zijn priesterlijke liefde rust en vrede om de weg te gaan die de HEERE voor ons heeft weggelegd, hoe moeilijk en zwaar die ook is.

Zo was het bij de Heere Jezus ook. We lezen: Hij is verhoord uit de vrees. Niet uit de dood, wel uit de vrees. Al worstelend in Zijn gebed tot God vond Hij de rust en de overgave aan de wil van Zijn Vader. Zodat Hij rustig tot Zijn discipelen kon zeggen: Slaapt nu voort en rust, ziet de ure is nabij gekomen, en de Zoon des mensen wordt overgeleverd in de handen der zondaren. En tegen de bende die Hem gevangen kwam nemen zei Hij: Ik ben het, indien gij Mij zoekt, zo laat dezen heengaan. En zo heeft de Heere Jezus ook gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij geleden heeft.

lerend uit Zijn lijden

Dat is het volgende dat hier van de Hogepriester Christus wordt betuigd. Dat Hogepriesterschap w 7 as voor Hem geen erebaantje. Jezus was geen Hogepriester die ongeschonden bleef in Zijn ambt. Hij heeft geleden, zwaar en groot. Hij heeft geleden tot in de dood.

En in dat lijden heeft Hij gehoorzaamheid geleerd, ja, zo lezen we nauwkeuriger. Hij heeft in dat lijden de gehoorzaamheid geleerd. Dat moet ons wel verbazen. Moest de Heere Jezus dan ook nog wat leren? Ja, moest Hij de gehoorzaamheid leren? Hij was toch gehoorzaam! Hij heeft Zich toch van eeuwigheid al overgegeven aan de wil van de Vader. Het leefde toch in Zijn hart wat de oude psalmdichter van Hem zong: „Zie Ik kom om uw wil te doen in de rol van het boek is van Mij geschreven. En tijdens Zijn rondwandelingen heeft Hij zelf toch betuigd dat het Zijn spijze was om te doen de wil van Degene Die Hem gezonden had. De schrijver van de Hebreeënbrief verwondert er zichzelf ook over. Hij zegt: De Heere Jezus heeft gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden, hoewel Hij de Zoon was. Dat schijnt voor ons mensen een tegenstelling. Jezus is de eeuwige Zoon van God. Van Wie wij mogen belijden dat Hij is God uit God, Licht uit Licht, geboren niet gemaakt, een van w T ezen met de Vader. En daarom ook een van wil met de Vader. En zou die Zoon van God gehoorzaamheid moeten leren? Ja, dat wordt ons hier betuigd. Die Zoon is immers mens geworden, geen schijnmens maar echt helemaal mens zoals wij. In al het onze is Hij ingegaan.

Dat onze laat Hem niet onaangetast. Het grijpt Hem aan. Hij is daar zo in dat Hij gehoorzaamheid moet leren uit lijden. De Heere Jezus Christus moest aan den lijve ondervinden wat die gehoorzaamheid allemaal inhield. Wat dat konkreet betekende om zich tot in de dood aan Zijn Vader over te geven. Hij is zozeer in onze plaats gaan staan dat Hij al lijdend leren moest wat de gehoorzaamheid was. Niet maar gehoorzaamheid in het algemeen, maar die gehoorzaamheid die er alles voor over heeft, die er tenslotte zichzelf voor over heeft, die zichzelf prijs geeft tot in de dood.

En zo horen wij de Heere Jezus in angst en nood bidden: Mijn vader indien het mogelijk is laat deze drinkbeker aan Mij voorbijgaan. Het komt in Gethsemané zo donker en dreigend op Hem af, het drukt zo zwaar op Zijn ziel dat Hij vraagt of Hij er niet van ontslagen kan worden. Of er geen andere mogelijkheid is, geen andere weg. En we houden de adem in. Het is geen schijnvertoning daar in die donkere hof, het is geen spel. Het gaat er op of er onder. Als Jezus niet onder wil gaan, gaan wij onder, voorgoed, verloren voor God. Maar als Jezus Zich voegt, Zich schikt tot de ondergang mogen wij opgaan. Opgaan uit de dood naar het leven omdat Hij alles heeft volbracht. U staat er toch niet onbewogen bij? Omdat het u weinig of niet interesseert? Omdat u het zelf nog wel redden kunt? U moet dan wel weten dat er buiten Christus geen slachtoffer voor de zonde over blijft.

Maar Hij heeft gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden. Hij heeft Zich prijs gegeven aan de wil van de Vader. Doch niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede. Als door Mijn dood dan aan Uw recht genoeg geschiedt, als Mijn dood het leven is voor zondaren, zie dan, hier ben Ik in het donker uur van de dood. Hier ben Ik in de bittere verlatenheid van Uw toorn. Zie Ik kom om Uw wil te doen.

Dat is Christus, de Hogepriester. Hij heeft al lijdend geleerd. En wij weten toch hoe weinig dat vanzelf spreekt. In het grieks is het een woordspel, geleden, gewerd, een letter verschil maar. In de werkelijkheid van ons zondig bestaan ziet dat er wel anders uit. Over lijden wordt veel nagedacht vandaag de dag. Lijden moet vooral een zaak

van verzet zijn. Je neemt het niet. Is dat nu een God Die zo'n weg met je gaat? En laten we eerlijk zijn al doen we niet mee aan deze kerkelijke en theologische mode, het huist in ons aller hart, de opstand, de weerzin, het verzet. De ongehoorzaamheid, juist in de moeilijke wegen van ons leven.

We volgen de HEERE nog zo maar niet. Maar ook niet met die bitterheid van ons natuurlijk hart mogen we bij Christus terecht komen. Dat wij er maar niet onder kunnen en willen komen, mogen wij Hem belijden. De Hogepriester Christus weet er alles van. Hij kijkt niet hooghartig op ons neer. Hij zegt niet: Hoe kun je het daar nu toch moeilijk mee hebben. Hij heeft het er zelf moeilijk mee gehad, zo moeilijk als in Gethsemané. Zo moeilijk als op Golgotha. En in die weg heeft Hij ook de kracht verworven, de kracht van de Heilige Geest, Die ons aan Hem verbindt. Die ons in lijden en strijd achter Christus doet aankomen. Die ons in lijden doet leren. Leren onszelf te verloochenen en de HEERE te verwachten.

Ja, aan Christus verbonden leren we zelfs roemen in de verdrukkingen, omdat we weten dat de verdrukking lijdzaamheid werkten de lijdzaamheid bevinding en de bevinding hoop. En we weten dat de hoop niet beschaamt omdat de liefde Gods in onze harten is uitgestort. Zo is de Hogepriester Christus. Veel heerlijker dan Aaron. Een onuitputtelijke bron van vertroosting is er in Hem. Hij is een oorzaak van eeuwige zaligheid.

volbrengend en vruchtdragend

Zo lezen we het in het laatste gedeelte van onze tekst. En geheiligd zijnde is Hij allen die Hem gehoorzaam zijn. een oorzaak der eeuwige zaligheid geworden.

De Heere Jezus is tenslotte als Hogepriester geheiligd. Zoals een hogepriester officieel in zijn ambt werd gesteld. Zo is de Heere Jezus openlijk tot Hogepriester aangesteld als Hij Zijn offer heeft volbracht. Natuurlijk was Hij al Hogepriester, maar als alles is volbracht dan gaat Hij officieel in Zijn ambt in. Dan hebben we pas helemaal een Hogepriester in het hemelse heiligdom. Eén Die op grond van Zijn offer voor ons bidt en pleit. Die Zijn volbrachte werk geldig maakt voor het Aangezicht van de Vader. Het is veelbetekenend, het woord, voor geheiligd in het grieks ook kan betekenen, volbracht, voltooid. Als de Heere Jezus aan het kruis roept: Het is volbracht, staat daar hetzelfde woord als hier. Hii heeft alles volbracht. Door alle strijd en aanvechting heen, door alle lijden en pijn heen is Hij volmaakt gebleken, heeft Hij een volkomen werk gewerkt en gaat Hij in in Zijn hemelse bediening.

En Hij is de oorzaak van eeuwige zaligheid voor allen die Hem gehoorzaam zijn. Dus niet maar een tijdelijke zaligheid. De hogepriesters konden geen definitieve zaligheid bewerken. Ze konden alleen maar heenwijzen naar Hem die komen moest. Maar Jezus heeft het volbracht door alles heen. Hij is de oorzaak geworden van de eeuwige zaligheid. Van dat wat niet meer stuk te krijgen is. Van dat wat opbiedt tegen alle nood en dood. Van dat waarvan de glans nooit verdoft en de vreugde niet vermindert.

Eeuwige zaligheid, dat is de zaligheid van het eeuwige leven, dat hier en nu al begint en dat door de donkere poort van de dood heen alleen maar heerlijker wordt. Het licht zal opgaan in ongekende glans. In de luister van Gods eeuwige liefde. O zaligheid nooit af te meten, o vreugdeglans die nooit verdoft. Hier wordt de vreemdelingschap vergeten, en wij, wij zijn in 't vaderland.

En voor wie dan? Voor iedereen? Ja en nee. Ja, want het staat er: voor allen. Het is wijd en ruim genoeg. Niemand hoeft zich buiten gesloten te voelen. Maar tegelijkertijd ook: nee, want het komt niet vanzelf wel goed. We worden niet zalig op een glijbaan. Er komt toch een breuk in ons leven. De breuk van de overgave aan Hem. Zo staat er: allen die Hem gehoorzaam zijn.

Hij heeft Zich ook vanmorgen voorgesteld. En wat doen we nu? Houden we het op onszelf? Menen we zelf nog wel te kunnen?

Wat zijn we dan ongehoorzaam, we komen om. Maar we mogen ons aan Hem kwijtraken, met alle zonden, met alle verlorenheid, met alle onbekeerlijkheid, die bij ons horen. Hij is die Hogepriester, Die volkomen kan zaligmaken degenen die door Hem tot God gaan.

Geloofd zij God met diepst ontzag! Hij overlaadt ons dag aan dag met Zijne gunstbewijzen. Die God is onze Zaligheid: wie zou die hoogste Majesteit dan niet met eerbied prijzen? Die God is ons een God van heil, Hij schenkt uit goedheid zonder peil ons 't eeuwig, zalig leven. Hij kan en wil en zal in nood, zelfs bij het naad'ren van de dood, volkomen uitkomst geven.

K.

W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 maart 1989

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Hoe Christus hogepriester was

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 maart 1989

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's