Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geloof dat gezien wordt is geen geloof

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geloof dat gezien wordt is geen geloof

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jezus nu, wetende bij Zichzelven, dat Zijn discipelen daarover murmureerden zeide tot hen: rgert ulieden dat? Wanneer gij dan de Zoon des mensen zaagt opvaren daar Hij tevoren was? Joh. 6 : 61 en 62

Het Evangelie volgens Johannes kent geen Gethsemané — daargelaten het kleine van hoofdstuk 12 — en noemt — hoofdstuk 8 : 1 niet ter zake — geen Olijfberg. Geen hemelvaart dus aan het einde. Als ventje, toen nog veel over predikanten en preken werd gepraat, hoorde ik zeggen, dat sommige dominees aan het slot hun toepassing brachten, terwijl bij anderen de toepassing verspreid was de hele preek door. Johannes heeft de Hemelvaart het evangelie door:3 : 13, 6 : 62 — onze tekst — 7 : 53, 8 : 14, 21, 28, 12 : 32, 13 enkele keren, 14 en 16 talloze malen en niet te vergeten 17 en 20 : 17. De Hemelvaart speelt door dit Evangelie heen. Ik bedoel het niet oneerbiedig. Preludeert dus zogezegd alom. Onze tekst is van deze partij.

Jezus nu, Die weet wat in de mens is. Die gedachten en overleggingen van verre kent en weet, vroeg Zijn murmurerende discipelen. Op zichzelf al een Nathanaëls wonder; een Gij zijt de Zone Gods en de Koning Israëls — belijdenis waard met toezegging van grotere dingen zien als engelen Gods opklimmende en nederdalende. Wilt u goed opletten. In feite toen reeds de nederdaling van de vleeswording en de opklimming van de hemelvaart bij voorbaat aangezegd. Wat zou het zijn als gij dat moogt zien, wanneer gij nu reeds op dit teken gelooft en belijdt, Nathanaël!

Jezus vroeg iets. Hij vroeg: Ergert u dit? Op welke toon leest u deze vraag? Toornig, bestraffend, met verwijt in uw stem, bedroefd, wanhopig? Geërgerd? Gewoon bijbellezen is nog niet zo gemakkelijk. Ik denk — als u beter weet hoor ik dat misschien — dat Hij zei als Die krankheden kent en geneest. Ik wil dus liefdevol lezen. Zich ergeren dat is de kwaal van de Joden. Van Grieken, die schouders ophalen heb je minder last. Van vrijzinnigen minder dan van zeer rechtzinnigen. De Joden ergerden zich al reeds. Zie terug vers 43 blijkens hun murmureren. Ook al zo typisch Israël eigen sedert de woestijntocht. Dal murmureren. Vergeet niet vers 52 met de vraag: Hoe kan ons deze — Deze — (Zijn) vlees te eten geven? Ergert ulieden dit? Zo vraagt Hij: Wat ziet gij droevig? en: Wat zijn dit voor redenen die gij onder elkaar verhandelt? en: Vrouw, wat weent gij? Terwille van de therapie, de genezing, moet de ziektehaard opgespoord worden.

Waarom of vanwaar die ergernis? Na de wonderbare spijziging van de vijfduizend met vijf gerstebroden en twee visjes volgde na een zeewandeling des nachts weidse prediking over het Brood des levens in de synagoge van Kapernaüm. Verkondiging die levensspijs was. Slechts de woorden ervan etend en drinkend in ons op te nemen, en zo tot bestanddeel van ons bloed en tot levensmiddel makend, kunnen wij wat Christus voor ons en in onze plaats deed ons eigen maken alsof wij in eigen persoon hadden geleden en gepresteerd. Als een regenboog overwelven de woorden: Ik ben het brood des levens de prediking. Nedergedaald brood; méér dan Manna, hemels brood. Het is Mijn vlees. Dat zet de Joden tegen elkaar op. Hoe kan ons deze vlees van Hem te eten geven? Hoe? De voortdurende vraag in dit evangelie. Hoe? Moet ik weer kindje worden in moeders schoot?

Hoe water dat je nooit meer dorst krijgt? Hoe kan ik genezen en ik heb niemand om me in het bad te gooien? Hoe kunnen zoveel duizenden te eten krijgen? Hoe kan een mens die zondaar is zulke tekenen doen? Hoe kunnen wij godsdienstige Farizeeërs nu blind zijn? Velen zweren bij de tekst: enzij een mens wederom geboren wordt. Het „tenzij gij het vlees des Zoons des mensen eet" is niet minder categorisch, dat is niet minder onvoorwaardelijk, doch wie hoor je daar over? Mijn vlees is waarlijk Spijs. Hoe zegt Deze: k ben uit de hemel nedergedaald? Hoe kan Deze Zijn vlees te eten geven? Heb je ooit? Het is aanstotelijk, een schandaal. Zo staat het er in het Grieks. Een val, een struikelblok om te geloven. Deze rede is hard. Niet om aan te horen. Onder zo'n preek kun je niet zitten. Wij projecteren onze schuld op een ander of op iets anders. Niet de rede is hard, die is zacht als de Zachtmoedige, maar hard zijn uw harten. Lees maar 12 : 40. Het murmureren en de ergernis van de Joden slaat over op de discipelenkring in ruimste zin. Wie verloochent gemakkelijk zijn komaf? Daarom vraagt Jezus welmenend en deelnemend: rgert u dit? Valt u hierover? Als de nederdaling van de Zoon des mensen al ergerniswekkend is, moet ik dan Zijn hemelvaart noemen? Wat Daniël 7 ziet gebeuren: en mensen Zoon — hij gebruikt dezelfde aanduiding als de Heere Jezus hier — kwam tot de Oude van dagen en Hem werd het Koninkrijk gegeven. Als je dat eens zou zien gebeuren. Dan moest je door dwang van feit wel geloven. Och, dan was het geen geloof meer, maar aanschouwen. Geloof dat je ziet, want de hemelvaart is een geloofsartikel onder de twaalf, is geen geloof. Dan is geloven geen kunst meer, geen gunst meer. Dat wil iedereen: erst zien en dan geloven. Dan zou ook iedereen kunnen geloven.

Wanneer gij de Zoon des mensen zaagt opvaren. De Heere zegt niet dat dit zonder meer gebeuren gaat. Hij stelt de mogelijkheid, de eventualiteit. Wel met de muziek van de belofte er doorheen. In een gezin heerst grote verslagenheid over de vermissing van een zoon des huizes. Daar zegt iemand: Wanneer wij nu morgen eens daar en daar naartoe gingen om hem op te halen? Ongelofelijk. Menigeen denkt: Bestaat niet. Sommigen hebben vertrouwen in die spreekt, hoewel het voor hen onbegrijpelijk wonderlijk is. Moeten wij het op die manier ons niet indenken wat in de tekst geschreven staat?

Die Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, zei Christus. Daarvan neemt Hij geen tittel terug. We kunnen dat nooit letterlijk genoeg opvatten, mits juist niet materialistisch, stoffelijk. Daarin schiet de r.k. leer van sacramenten te kort. Mijn vlees, zegt het vleesgeworden Woord, is waarlijk Spijs. Mijn vlees is echter niet, zoals Joden en discipelen murmureren, het vlees, dat wil zeggen: vlees zonder meer. Wat dat aangaat kan Ik kort zijn: het vlees, dat vlees, zulk vlees is niet nut. Daar heb je niks aan. Mijn Vlees, te weten Mijn inzet, optreden, lijden, gehoorzaamheid, gerechtigheid, heiligheid, daar is de Geest bij. De Geest, Die levend maakt, zodat de woorden, die Ik als Vlcesgewordene spreek, geest en leven zijn. Hiermee komt de ware toedracht, de waarachtige gang van zaken aan het licht. Sommigen geloven gewoon niet. Voor alles moet duidelijk wezen dat oorzaak en schuld van dit geloof nergens anders te zoeken en te vinden zijn dan volstrekt in de mens en voor geen duizendste deel in God. Onbegrijpelijk is daarentegen het komen tot Christus wel afkomstig van de Vader. Al die toelichting en verkondiging ten spijt lieten velen van de discipelen Hem in de steek. Zo modern is de kerkverlating, waar over te doen is, ook weer niet.

Nu graag volle aandacht. En verbazing. Wat zien wij gebeuren? Ruimt Christus het kleine overblijfsel van de verkiezing der genade ook nog op? Is dit nog de moeite waard? Het zou beter kunnen zijn opnieuw te beginnen. Of helemaal niet meer. Wilt gijlieden ook niet weggaan, hoort de binnenste kring van discipelen zich aangesproken. Er is geen enkele reden dat de twaalf uitverkorenen volledig vrij bleven van de ergernis en zich niet te buiten gingen aan murmureren. Eén van hen was toch al een duivel, en de anderen waren van zichzelf lang niet zeker dat zij dat niet waren. Hoort vol verwondering de reaktie op wat Christus, hun Meester, deed. Als een arend toch wekte Hij Zijn nest op. Wat zei het nest? Tot Wien zullen wij heengaan? Vraag van heilige verlegenheid. Annex de belijdenis van geloofszekerheid: Gij hebt de woorden des eeuwigen levens. De echo op Jezus' uitspraak: De woorden, die Ik tot u spreek zijn geest en leven. Dat is geloof, dat niet ziet, toch vertrouwt. De echo op het Woord, gesproken door welluidend evangelie en sprekend teken. Vlees en bloed openbaarde deze belijdenis niet. De belijdenis dat de woorden dat Christus' vlees en Christus' bloed waarlijk spijs en drank voor het eeuwig leven zijn. Niet omdat het zo is, maar het is zo vanwege het Woord. Omdat Hij het zegt, het zó zegt.

Nu nog even heel goed opletten. De hemelvaart vindt wel plaats. Ofschoon Johannes het niet beschrijft. Dat terwijl Maria Magdalena vlak tevoren vernam: Ik vare op. Heel merkwaardig. Maar wie aanschouwen? De discipelen. Heel goed geantwoord. Als Flij zegende, scheidde Hij, lezen we bij Lukas. Duidelijker de Handelingen: Daar

zij het zagen. En: Een wolk nam Hem weg van hun ogen. En: Alzo zij hun ogen naar de hemel hielden. Wat een nadruk op zien en op hun ogen! Niet voor niets stelt de catechismus — Zondag 18 — met voldoening vast dat Christus „voor de ogen Zijner jongeren" ten hemel is opgeheven. Keren wij ons tot onze tekst. Wat (dan) wanneer gij de Zoon des mensen zaagt opvaren daar Hij tevoren was. Wat dan? Aanbidding, alzo Lukas, en grote blijdschap. Die grote blijdschap, wanneer „het horen van het oor des geloofs" wordt een „nu ziet U mijn oog". Hoe trekt Christus, van de aarde verhoogd, hen allen tot Zich.

Van al het geschrevene hier is het einde, dat geloof dat gezien wordt geen geloof is. Ook dat de discipelen via het beleden geloof van „tot Wien zullen wij heengaan" komen tot aanschouwen op de dag van Hemelvaart. Wat onszelf betreft nog het volgende. Hoe vaak komt over ons heen, voorzover wij die al niet zelf veroorzaakten, de alles meesleurende lawine van „geloven kun je maar niet zo maar". Wat moet een mens al niet hebben, zijn, krijgen, wat moet al niet gebeuren voor en alvorens er mogelijk enige vrijmoedigheid mag geboren worden om te geloven. Hoe vaak in de gemeente onder die lawine bedolven. U en ik. Versta dan dat de weg tot aanschouwen aanbidden, blijdschap loopt via geloof in het woord tot ons gesproken, dat verwachting oproept. Dezer dagen hield ik me vanwege het Gereformeerd Weekblad bezig met Ps. 107. U weet wel. Elders leest u nader. Welnu, Psalm 107 zingt: „Hij zond Zijn woord uit, en heelde hen". Daar lieb je het, dacht ik met betrekking tot deze stof hier. Het Woord is medicijn. Menigeen wil eerst beter zijn en genezen wezen en dan het medicijn tot zich nemen. Wij zijn wel zo verstandig om het zo niet tegen onze huisarts uit te spreken. Laat het dan op die manier ook de HEERE niet blijken. Het zij: Sola Fide, Solo Verbo. Alleen door 't geloof, alleen door het Woord.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 mei 1989

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Geloof dat gezien wordt is geen geloof

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 mei 1989

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's