Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het koninkrijk Gods....  een mosterdzaad

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het koninkrijk Gods.... een mosterdzaad

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

, , Een andere gelijkenis heeft Hij hun voorgesteld, zeggende: et koninkrijk der h len is gelijk aan een mosterdzaad, hetwelk een mens genomen hebbende en in zijn ker gezaaid; hetwelk het minste is onder alle zaden, maar wanneer het opgewas dan is 't het meeste van de moeskruiden, en wordt een boom, alzo dat de vogelen hemels nestelen in zijn takken." Mattheüs 13 : 31—32

Enige jaren geleden vroeg iemand mij of ik nooit eens twijfelde aan het resultaat van de prediking. Hij woonde vlak tegenover de kerk, en kon zich de tijd niet heugen dat hij er een voet over de drempel gezet had. Mijnheer „Toeschouwer" zal ik hem nu maar noemen. Hij heeft een uitgebreide familie. Hij had de zaak aan de overkant jaar en dag geobserveerd. Hij vond het maar een „zaakje".

Als ik het zo bekijk, zo was zijn oordeel, dan hebt u maar weinig succes met al uw preken. Geen mens verandert er door. Wij doen er wijs aan zo'n opmerking niet meteen hooghartig te negeren.

Je vraagt je wel eens af: vallen we in de kerk en als kerk dan nog alleen maar op door onze machteloosheid? Hoe komt de buitenwacht aan dit negatieve beeld van de kerkelijk meelevenden? Louter beeldvorming? Wordt ons door de buitenwacht terecht het brevet van onvermogen uitgereikt, omdat „tweeduizend jaar christendom de wereld geen stap verder heeft gebracht", naar wijzen beweren.

Bovendien we denken van tijd tot tijd allemaal wel eens die kant uit. Mij dunkt de gelijkenis van het mosterdzaad is Jezus' antwoord op een niet-geuite vraag van de discipelen. De vraag naar het resultaat van hun verwachtingen. Een paar mannen hadden, op de roep van Jezus hun bedrijfje gestaakt. Hun vissersboten aan de kant gelegd. Alles op de éne kaart gezet van het Koninkrijk der hemelen. Niet vanwege de quoteringsregeling waren ze ermee gestopt, maar op grond van een soortgelijke ervaring als Abraham in Ur. Volg Mij, had Jezus gezegd, en Ik zal u vissers van mensen maken. Maar waar blijkt nu het succes? Verkeerd woord voor zegen, ik weet het. Maar menselijk kan ik zoiets wel begrijpen. Jezus overwint niet stormenderhand de wereld. Die enkele zieke of arme die geholpen wordt, zetten voor dat koninkrijk niet zoveel zoden aan de dijk. De geestelijke leiders kwamen in het geweer en in verzet tegen Jezus en Zijn prediking. Christus moet Zijn messiasgeheim zowat geheim houden „Ziet toe dat gij niemand iets zegt".

Vandaag of morgen wordt Hij met heel z'n onnozele aanhang nog als staatsgevaarlijk ingerekend. Die paar smoezelige kinderen, die deze vreemde Rabbi achterna lopen, die bedelaars, die Hij niet van zich af kan slaan, plus een enkele tollenaar, en zelfs nog vrouwen van licht allooi in Zijn gezelschap. Een „zaakje" vond mijnheer Toeschouwer. En of hij gelijk heeft.

Moet je daar nu het koninkrijk Gods mee stichten. Welnu op dit complex vragen wordt ons in de gelijkenis van het mosterzaad een ongecompliceerd antwoord aangereikt

Gezaaid in hope

De gelijkenis van het mosterdzaad heeft vele leerzame trekken. Zij spitst zich toe op het grote contrast van het nietig begin en de grootse voleinding. Het koninkrijk Gods is gelijk een mosterdzaad.

Het meest opvallende aan dit zaad is dat het 't kleinste van alle zaadkorrels is. Honderden zaadjes gaan er in één gram. Een kind kan 't begrijpen. Dus één zaadje uit dit grammetje is maar miniscuul klein. Iemand neemt zo'n zaadje tussen duim en vinger, laat het vallen tussen de zwarte aardkluiten. Meteen is het verdwenen. Je ziet er niets meer van. Voor wie het zaadje wil opzoeken is het niet meer terug te vinden. Nooit meer! Toch heeft die man het zaadje laten vallen in hope. Welnu, hij moet het ook niet opzoéken, hij moet wachten tot het opkomt. Zo is het nu met het koninkrijk van God in deze wereld. En niet minder is het met de Koning van dat rijk.

Je kunt dit koninkrijk nu eenmaal niet losmaken van zijn Koning. Het koninkrijk ligt verloren, vergeten, om niet te zeggen verzwolgen in deze wereld. Ogenschijnlijk is hiermee het bewijs geleverd dat het niets waard is. Dat beetje toeloop dat Jezus kreeg liet Hem prompt weer in de steek. Toen Hij hun magen vulde begeerden zij Hem nog wel als Koning. Maar toen Hij begon over brood heme-voor ak het hart was het magere resultaat: Van sen toen is, af wandelden velen niet meer met Hem. n Ze des vonden zijn rede, déze rede, buiten de rede. Te hard om aan te horen. En zij die bleven kregen van Jezus te horen: wilt gijlieden ook niet weggaan?

Navenant staat het met de Koning van dit Rijk. Hij wordt genoemd de verachtste en de onwaardigste onder de mensen. Zijns Vaders eigen hand legde Hem in deze dorre aarde, in donkere wereldnacht. In een stal van beesten. Wie zag Hem nu aan te zijn voor wat Hij zei te zijn, namelijk de eniggeboren Zoon van God? Niemand toch zeker! Veracht, verguisd en op het laatst gekruisigd.

Weg van de aarde met zulk één. Pilatus vraagt meewarig: zijt Gij een koning? Als Hij tien melaatsen geneest houdt Hij er zegge en schrijve ééntje over. Het was nog niet eens eentje die voor vol meetelde.

Die ene was een Samaritaan. Als Jezus gevangen genomen wordt gaan ze allemaal op de vlucht. Ze laten Hem alleen de dood ingaan, alle schone beloften ten spijt. Alles staat bij deze Koning in het teken van het minimum.

En Zijn onderdanen? Daar valt volgens de algemene opinie niet veel goeds van te zeggen. Ze worden aangeduid als het verachte en het onedele der wereld.

Aller afschrapsel tot nu toe.

Onze Belijdenis heeft het ook al over een kerk, die in de ogen der mensen klein en bijna tot niet gekomen schijnt te zijn. Had „mijnheer Toeschouwer" geen gelijk? Wie ziet de ware werkelijkheid? Een zeker mens die het zaad nam en zaaide in hope. Dat heeft God de Vader met Zijn Zoon gedaan, toen Hij Christus in deze wereld zond. En Christus heeft dat gedaan toen Hij begon te prediken: bekeert u want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. En wij doen dat als we voortdurend in Jezus' spoor mogen zaaien. Had de zaaier geen hoop gehad, hij had het zaadje als een curiositeit opgeborgen in een doosje. Het in de watten gelegd. Mis-

schien wel als een rariteit op de vuilnishoop gegooid. Of was het daar nog te klein voor?

Maar geen van beiden gebeurt. Het Koninkrijk der hemelen is gelijk een mosterdzaad, hetwelk een mens genomen had. Genomen en gezaaid. Het in de schoot der aarde laten vallen.

Niet met de gedachte: er komt toch niets van terecht, het is te klein. Hij zaaide in ho-. pe. Zó gaat het nu met het Evangelie, zegt Jezus. Het is een microscopisch klein zaadje, maar toch gezaaid. De man uit de gelijkenis zaait dit zaadje niet op een grote akker, maar in zijn hof, in de moestuin.

Me dunkt, wij krijgen allemaal een hof van God. Uw werkkring, uw man, uw vrouw, uw gezin. Spurgeon zegt: „Het Evangelie is geen boot die bevracht wordt met menselijke denkbeelden. Maar het is een zaadje, een gedachte Gods waardoor Hij ons de weg der zaligheid openbaart. De wereld geeft er niets om, maar het doet wel zijn werk in deze wereld. Het werkt in mensenharten geloof, bekering, wedergeboorte.

Dit is het mosterdzaad, het naakte woord, dat wij aan mensenharten toevertrouwen. We laten het ontdekkend en vertroostend vallen in de kale naakte grond, in het hart van onze medemensen, dichtbij en ver weg. Nooit opgeven te zaaien.

Laat „mijnheer Toeschouwer" maar praten, zijn wijze neus er voor ophalen. Het Evangelie is een kracht Gods tot zaligheid. Maar je moet er als zaaier wél in geloven.

Ooit overkwam het mij dat ik een oude vrouw van negentig jaar moest bezoeken. Zij was ziek en haar einde naderde. Ook was zij vijandig, afkerig, wij zouden zeggen... verhard. Bij het tweede bezoek was ik binnen vijf minuten uitgepraat. Wat begin je met goed gemeende woorden, zelfs met Bijbelwoorden tegen een muur van verzet? Niets! Ik wist niets anders te doen dan de Bijbel te nemen en ik las haar voor de gelijkenis van de verloren zoon. (Lukas 15). Binnen drie weken gaf God vrucht. Het kleine zaadje was gevallen, de blinde ogen werden geopend, de verlorenheid van het schepsel ingeleefd, beleden en.... Jacobs God gaf gehoor.

Enige dagen voordat ze stierf riep ze met blijdschap uit: Eén ding weet ik, dat ik blind was en nu zie!

Samen zongen we Psalm 84, het reislied van een pelgrim.

Wat ben ik de Heere dankbaar dat ik toen niet naar het advies van een wijsneus als „mijnheer Toeschouwer" geluisterd heb. Wie durft het zaaien nog na te laten? Door mijn hoofd spelen de woorden van een wijze christin. „Dominee", zei ze eens: „zaaien is het mooiste werk". De boeren onder ons hebben toch geen hekel aan zaaien? ? Immers het kleinste zaadje bevat iets wat geen mens er uit kan halen, ook niet er in kan stoppen. Iets wat je met de scherpste microscoop niet eens kunt ontdekken. Dat is... dat is.... de levenskiem. Wortel en tak, twijg en blad, bloesem en vrucht zitten in die levenskiem opgesloten. Waar ook maar gezaaid wordt, in de prediking in het onderwijs op school, of op de zondagsschool, aan het ziekbed door een verpleegkundige, of vaders en moeders bij hun kinderen....

Gods Woord zal nooit ledig wederkeren. De mens nam het zaad. Hij kon het niet laten ontkiemen, niet laten groeien ook. Leven leggen in het zaad is Gods werk, leven voortbrengen uit het zaad is óók Gods werk. Beiden liggen niet binnen het bereik van onze macht. Maar ook niet buiten het bereik van onze hoop.

Gewaarborgd in de vrucht

Daar ligt het onvindbare mosterdzaad, verscholen in het duister van een zwarte aarde. Wanneer het gezaaid is, zo vervolgt Jezus, gaat het op en wordt de meeste van alle moeskruiden. De tegenstelling wordt toegespitst. Het kleinste zaadje wordt een grote boom. Alzo Christus zelf. Hij was een wortel uit een dorre aarde, maar de scheut van zijn wortelen brengt vrucht voort. Hij schijnt onder te gaan aan het kruis. De ware werkelijkheid is: Hij zal zaad zien. Hij zal het Koninkrijk laten komen door het kruis heen. Aan

het kruis is het kruid gewassen dat doden, waar anders geen kruid tegen gewassen is, levend maakt. Toen Hij als tarwegraan in de aarde gezaaid werd, bracht Hij door het sterven heen veel vrucht voort.

Op de plaats waar Zijn bloed vloeide op de aarde, riep het tot de hemel om genade voor de grootste der zondaren. Schijnt Hij niemand ter wereld meer over te houden, zo belijden we in het geloof dat Hij nochtans Koning is, die zonder onderdanen niet zijn kan. Hangt Hij dood aan het dorre kruishout, dan komt voor de dag en voor de draad hoe diep het woord des geloofs, dat Hij zaaide, wortel geschoten had in het hart van bedroefde vrouwen. En zelfs de bedaarde en bedeesde Jozef van Arimathea, met zijn vriend Nicodemus gaven er blijk van hoe Gods zaad ontkiemt.

Is de kerk op aarde bijkans vernietigd, dan worden zij die in eenzaamheid er om treuren bemoedigd en opgewekt om te geloven dat er nog zevenduizend anderen zijn, die met ons een even dierbaar geloof verkregen.

En Jesaja spreekt zijn hoop uit in de belijdenis: Zo niét de Heere der heirscharen ons nog een weinig overblijfsel gelaten had, wij zouden als Sodom geworden en als Gomorra gelijk gemaakt zijn geweest. Maar gelijk de eik en de haageik, in dewelke na het afvallen der bladeren nog steunsel is, en de knop zich zet voor de komende lente, alzo zal het heilige zaad tot steunsel daarvan zijn.

En om ons in dat geloof te oefenen spreekt Jezus deze gelijkenis. Hij wijst er op dat de Heere God er kennelijk een welbehagen in heeft, om in deze zonderlinge stijl te werk te gaan. Waarom zullen we ons door de schijn der dingen in de war laten brengen? Er kan ook in ons persoonlijk leven een onogelijk klein begin van genade zijn. Een enkel zaadje van het goddelijke Woord in het mensenhart. Een woord als: Volg Mij!

Een woord als: Gij zijt die man! Daar breekt het stenen hart op stuk. Ik hoor gebeden en smekingen, die ons dringen naar de voet van het kruis om genade.

Er is ook zoiets als geloof gelijk een mosterdzaad. Met deze aanduiding omvatten we woorden als: Ga heen, uw geloof heeft u behouden. Kleine woordkorreltjes, die uitgegroeid zijn tot woorden van beslissende betekenis. Die een heel mensenleven naar Gods hand zetten. Woorden die als sterren zullen blijven glanzen als de dood zijn donkere schaduw over ons legt, of als de oordelen Gods deze tegenwoordige en boze wereld in vuur en vlam zullen zetten. Veracht de dag der kleine dingen niet.

Het Koninkrijk Gods werkt niet spectaculair, maar in de stilte van de worsteling. In de binnenkamer. Zie, wat God in het verborgen doet, vindt zijn vrucht in de omhelzing van Christus tot rechtvaardigheid, een ieder die gelooft. Waar die zaadkorrel van het Woord zinkt op de bodem van het hart, worden handen gevouwen, wordt schuld beleden, worden Gods beloften aangegrepen.

U vindt het zelf zo klein dat u denkt: nauwelijks de moeite waard. Maar Jezus heeft er een heel andere kijk op. Groot is uw geloof, zegt Hij meer dan eens. Wat heeft een klein woordje van een moeder, een eenvoudig gebed van vader, een opmerking van een kind, een zachte wenk, een deelnemende liefde al niet gedaan. Soms zeg je tegen iemand alleen maar: volhouden hoor! Later hoor je: die woorden hebben me vastgehouden. Ik leerde er Jezus door vinden.

Gesteld tot zegen

Eindelijk, eindelijk De volgroeide mosterdplant strekt haar schaduwrijke takken, breed en wijd, zodat de vogelen des hemels er hun nesten in bouwen. Ze vinden schaduw en beschutting tussen het dichte gebladerte. Spurgeon zegt het zo prachtig: , , Dat is nu een zaadje zaaien en muziek oogsten". Het Koninkrijk der hemelen is het koninkrijk van Christus.

Een schuil-en schutplaats voor de vogels van diverse pluimage. De volken der aarde schuilen in haar schaduw weg. Door het Evangelie worden zij tot Christus getrokken, die krachtiglijk bewezen is de Zoon van God te zijn, door de opstanding uit de doden. Gods vredeboodschappers zaaien heel de wereld door. Nog steeds lijkt het niets. Maar alles leidt naar de volkomenheid van Zijn Rijk, waarin God zal zijn alles en in allen.

Als u maar weet dat uw arbeid niet ijdel is in de Heere. Het verborgen Koninkrijk heeft geen aardse gestalte, maar het is wel een goddelijk gehalte.

Het volk dat in Christus schuilt, wacht op een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Je kunt er ook naar smachten.

Er zal een grote schare staan, rondom de troon van God en het Lam. En de grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn. Van zee tot zee zal Hij regeren over hen die komen en hun hals buigen onder het juk van Christus. Brede stromen zullen dan vloeien uit kleine bronnen. Het zaad van Gods Woord is zo krachtig, dat het met zijn wortels stenen harten splijt.

De kerk klein. Nochtans is het Koninkrijk een grote boom. Hier past geen passen en meten. Hier tellen geen getallen. Hier is geloof nodig, die wondere gave Gods, die spreekt: Ik geloof één heilige algemene christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen. Hoe wordt het mosterdzaadje in mijn leven tot een grote boom?

Door steeds dieper te wortelen in de gemeenschap met Christus. Te leven uit Zijn gerechtigheid. Als Hij wast en ik minder word, kan Hij mij in Zijn dienst gebruiken.

Ik ben dan zelf op mijn beurt een mosterdzaad. Weer denk ik aan een uitspraak van een godvrezende moeder, grootmoeder: „Ik leg iedere keer maar een zaadje in het hart van mijn kinderen en kleinkinderen". Eén zo'n korreltje tussen duim en vinger!?

Wat doet dat nou? Ze spotten dat je er je bril wel bij opzetten mag, wil je het zien. Het geloof is meer dan een bril. Het is een verrekijker. Het ziet een grote boom. Niemand ter wereld houdt de Heilige Geest tegen. In het Kremlin niet, in Amerika niet, de vuilspuiterij in de moderne literatuur niet.

Meerdere jongeren beginnen juist naar God te vragen, waar het gezapige christendom van de oudere generatie de toeschouwersrol vervult.

Laat „mijnheer Toeschouwer" maar uitkijken, want als hij zich niet bekeert moet hi j straks eeuwig toekijken. Wanneer alle vogelen samen tussen de takken van de volgroeide mosterdboom hun hoogste lied zingen.

Het geloof mag dan beginnen in de stilte van het hart, maar een eeuwige jubel is gewaarborgd, want....

Die met tranen zaaien zullen met gejuich maaien.

K.a.Z.

H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1989

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Het koninkrijk Gods....  een mosterdzaad

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1989

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's