Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rechtvaardig voor God

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rechtvaardig voor God

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

, , Ik zeg ulieden, deze ging af gerechtvaardigd naar zijn huis, meer dan die. " Lukas 18 : 14a

Twee mensen worden in de overbekende gelijkenis van de Farizeër en de Tollenaar door Jezus met elkaar vergeleken. Vanzelfsprekend bijna gaat onze sympathie meer uit naar „deze" met name de tollenaar dan naar „die", de farizeër.

De woorden „meer dan die" wijzen niet zozeer op een vergelijking, want letterlijk zegt Jezus: deze ging af, gerechtvaardigd naar zijn huis in tegenstelling tot die. De tegenstelling heeft betrekking op drie punten:

1. Het punt van het zich zondaar weten vóór God.

2. Het punt van het zoeken naar verzoening mèt God.

3. Het punt van de rechtvaardiging dóór God.

1. Dat wij mensen allemaal zondaar zijn voor God, zijn we zo ongeveer „natuurlijk" gaan vinden. Daar heeft zelfs de farizeër uit de gelijkenis geen moeite mee. Hij doet niet anders dan zich bekommeren om God. Het maakt ons voorzichtig om van deze figuur een figurant le maken, een karikatuur. We mogen hem niet in de hoek zetten waar hij niet hoort. Hern niet afschilderen als een ongeneerde huichelaar tegenover de tollenaar, als ware de laatste de blanke onschuld zelf.

„Ik wil aannemen dat hij een oprecht en eerlijk man was" (Kohlbrügge). Geen zondaar in het geniep, die de kat in het donker knijpt, en wiens tienden, die hij aan God en de naaste besteedde gewetensgeld was, omdat hij de vorige dag - naar een ander woord van Jezus - „de huizen der weduwen had opgegeten".

Dit strijd met Jezus' eigen oordeel over hem. Jezus zegt duidelijk dat hij God dankt. Dus moet hij het wel aan de genade van God toeschrijven dat hij rechtvaardig is, en erkent hij dat zijn „goede werken" uitsluitend een weldaad zijn. Het is toch niet verkeerd om met de wereld niet mee te doen en je in te zetten voor Gods Koninkrijk. Goddank, Die hem bewaard heeft voor louter zelfzucht en ij dele hartstocht. Hij zegt helemaal niet, wat wij mensen hem graag in de mond leggen: „zie eens lieve God, wat een prachtmens ik ben. U moet toch wel bijzonder dankbaar met mij zijn" (H. Thielicke).

Is het zo verkeerd als iemand de heilige tradities van het oude Bondsvolk wil bewaren. Dat iemand de geboden Gods niet negeert, zoals de tollenaar dat doet? Wat is er op tegen dat iemand zijn levensstandaard naar beneden schroeft en zijn vermogen minstens voor een tiende deel besteedt aan de armen? Doen wij, die zoveel kritiek op de farizeërs hebben dat ook. Er zijn ook kritische huichelaars. Tienden van alles geeft hij, dat is meer dan was voorgeschreven.

Het werd alleen gevraagd tienden van de oogst en de kudde voor hel onderhoud van de Levieten af te staan. Tienden van alles was méér dan gevraagd werd. Moet je hem dan veroordelen omdat hij zijn anderhalf tot twee procent van zijn vrijwillige kerkelijke bijdrage, uit eigen beweging, verhoogt tot tien procent? De tollenaar daarentegen liet heel wat steekpenningen in zijn eigen zak verdwijnen. Vergeet niet dat Jezus spreekt over twee mensen. Ook de farizeër is een mens, d.w.z. een deel van onszelf.

Bovendien is de mogelijkheid niet uitgesloten dat we ons een soort van tollenaarshoogmoed aanschaffen, die nog farizeser dan farizees is. Dat wij zondaren zijn is veel en vaak een algemeen begrip, te vanzelfsprekend. Het kost eigenlijk niets om jezelf naar beneden te praten, en daarbij te menen dat dit op de Heere God wel een diepe indruk zal maken. De duivel kan ook iemand met „tollenaarshoogmoed" slaan.

Iemand zei eens: „de vroomste wateren kan hij door zijn molens leiden". Is het echt waar dat de tollenaar, die gerechtvaardigd afging naar zijn huis, in de praktijk van ons kerkelijk leven, zoveel sympathieker is dan de farizeër? Vinden wij het zonder meer goed dat de man, die gelijk Paulus, naar de wet onberispelijk was, ten achter gesteld wordt bij de overtreder van Gods geboden?

Zijn we het met Gods waardeoordeel altijd eens?

Of leeft er toch niet heimelijk - ook wel openlijk - een stilzwijgend protest bij ons, dat de Heere tollenaars aanneemt, en mensen met een enorme geestelijke reputatie terugwijst? Om een woord van Luther te gebruiken: „dat de vromen zich moeten neerbuigen om de voeten der hoeren te kussen"?

Geen wonder dat daar bij een fatsoenlijk burgermens alles tegen op komt. Toch wil Jezus ons leren dat er een diepere tegenstelling is, die zich met name toespitst op het zich zondaar weten vóór God. Natuurlijk wist de farizeër best dat een mens nu eenmaal niet honderd procent onberispelijk is.

Als je zoiets als een pro-memoriepost vast uittrekt, dan is de baan vrij om er verder het zwijgen aan toe te doen, en op z'n minst een paar positieve kanten van jezelf naar voren te brengen. Dat is het wat hier ook gebeurt.

In zijn spreken tot God zondert de farizeër zichzelf uit, uit de schuld der mensheid. Daarom geeft hij de tollenaar, die hij ineens ontdekt achter in de tempel, een behoorlijke sneer. Hij gebruikt een verkeerde maatstaf. Hij meet naar beneden. Hij kiest de slechte tollenaar als maatstaf. Een man die zich zonder rem of teugel aan zijn boze hartstochten heeft prijsgegeven. Ik dank u, God, dat ik daar in elk geval mee afgerekend heb. In tegenstelling tot de tollenaar.

Ach de zondaar, hij voelt zich in de heilige tempelsfeer, waar iets van de heilige aanwezigheid Gods is waar te nemen, niet op zijn gemak. Hij gedraagt zich bij de heilige God niet als kind in huis. Blijft daarom van verre staan.

Meet de afstand tussen hem hier beneden en God daar boven. Meet zijn leven aan de heiligheid Gods en aan het gebod der liefde. Heb jij God boven alles liefgehad en je naaste als jezelf? Wie zal bestaan voor Uw gericht, voor Uw gezicht? Het is meer een vlucht, die tempelgang van hem. Een vlucht, ja. Maar waarheen? Vanwaar? Bij de wereld vandaan, bij zichzelf vandaan. Die wereld en die oude natuur, weet u wel waar ons Doopformulier zo streng en zo strict over

spreekt. Een vlucht verwoord in een zucht. „O God, wees mij de zondaar genadig". De zondaar. Heel iets anders dan „een mens is maar een arme zondaar". Het lidwoord staat er niet voor niets. De zondaar, het betekent dat hij zichzelf niet eens meer van zijn zonde onderscheiden kan. Er is geen afstand tussen deze mens en zijn zonde. Hijzelf, zijn hele leven is één stuk schuld geworden. De zondaar, letterlijk hier is nu de mens o God, die zijn doel heeft gemist. Die God niet heeft verheerlijkt. Hem heeft onthouden waar Hij ten volle recht op heeft. Radeloos staat de tollenaar van verre. Er is afstand tussen God en hem.

Ik ben oneindig ver beneden de maat o God. Hij slaat op zijn borst. Misschien slaat u zich wel eens voor het hoofd. Van wroeging of van spijt. Hoe kon ik zo dom zijn, dat ik mij liet gaan. Waar zat mijn verstand toen. Veler zondebesef zit een voet te hoog. Niet bij de tollenaar. Waar de hand is, is de pijn.

Heere met mijn hand op mijn hart beken ik U: Mijn hart is boos en schuldig. Mijn zonden gaan mij ter harte. Zondaar worden voor God. Zwart in Gods licht. Jezelf zien zoals God je ziet. De zonde is geen dogma dat ergens in je kerkelijke agenda staat, voor het rechtzinnig fatsoen. Neen, de zonde is schennis, Majesteitsschennis. Schennis van de allerhoogste Majesteit Gods. Bittere werkelijkheid. Bederf van het beste is altijd het slechtste. Dat belijdt een zondaar, als hij zondaar is voor God. Goed en naar Gods evenbeeld geschapen. Béter kon niet.

Maar wij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods. Slechter bestaat niet. Keiharde werkelijkheid niet voor een ander, maar op mijzelf toegepast, door de ontdekkende werking van Gods Geest, leidt tot radicale zelfveroordeling.

Want ik gevoel de grootheid van mijn kwaad. Hier zit het Heere, hier in mijn hart. In die vuile bron van al mijn wanbedrijven. Een oude christin placht nogal eens te zeggen. Het grote wonder van de bekering is dat een mens van God een vierkante meter grond krijgt om zijn schuld voor de Heere te bewenen.

De meditatie zal dan tot zegen zijn als u, net als deze tollenaar, God met uw ogen niet zou durven aanraken, en de hand in eigen boezem steken, en niettemin de moed hebben, de vrijmoedigheid om tegen die allerhoogste Majesteit als een kind te spreken, te smeken:

D' ogen houdt mijn stil gemoed Opwaarts om op God te letten!

2. Reeds merkten we op, de farizeër kiest de tollenaar tot maatstaf. Zo komt dat al wat hij zegt - hoe waar het mag zijn op zichzelf - leugenachtig is. Ons leven staat nooit op zichzelf. Omdat het altijd in verband staat met de heilige en rechtvaardige God. Nu de farizeër zijn blik de verkeerde kant op laat gaan - en och, u weet het, dat gaat licht vanzelf - vangt zijn oog de tollenaar. Terstond overmeestert hem de boze geest van zelfbedrog, die maakt dat hij de blik vol welgevallen op zichzelf laat rusten. Is dat niet de schuld der christenheid in haar algemeenheid? Weet zelfs een oprecht kind van God dan niet hoe hoog de farizeër in zijn statuur zich voor God en boven anderen verheffen wil?

Hoe kan hij aan de verzoeking ontkomen, door bijvoorbeeld sprekend over zijn eigen geestelijke ervaringen, bevindelijkweg niet Gods, maar eigen eer op het oog te hebben? Paulus had er een doorn in zijn vlees voor nodig, om zich om de uitnemendheid der openbaring, zeg ervaring, niet te verheffen.

Een opmerking in dit verband gelezen mag ons tot waakzaamheid en gebed dringen. „De zwavelstank der hel is niets, vergeleken bij de walgelijke lucht die iemand verspreidt als hij verachtert in de genade". Zou het voor ons kerkmensen niet te

bidden en te wensen zijn dat de ontdekking van de farizeër in eigen hart ons recht tot tollenaar maakt voor God?

Wat ontbrak de farizeër? Als je hem hoort danken en bidden hoegenaamd niets. Maar bij nader inzicht naar ik meen toch nog wel het een en ander, het voornaamste zelfs. Om maar iets te noemen, hem ontbrak het aan het zoeken naar verzoening met God. Wat kwam hij in de tempel doen? Niet wat David er kwam doen. David zei en zong. Ik zoek de zegen alleen bij 0 o Bron van troost en licht.

Ach de farizeër had er eigenlijk niets te zoeken. God zéker niet. Hij kwam er wat brengen. Wat doet u in de kerk? Wat zoekt u in de kerk? Verzoening met God? Nee? Dan staat u nog rechtop voor God. U zegt eigenlijk; Heere hier bén ik. Heere hier ben ik. Maar de Heere God zegt niets terug. Hij laat de farizeër onverrichterzake vertrekken. Hij had zoveel op zak, dat er van God niets meer bij kon.

Let nu eens op het grote verschilpunt. Ook de tollenaar komt in de tempel. Toch in de tempel. Eigenlijk moest hij vandaar wegvluchten. Maar hij neemt, tegen alle gevoelens van veroordeling in, de toevlucht tot God.

Zo Gij Heere de ongerechtigheden gadeslaat. Heere wie zal bestaan? En toch moet ik bij U zijn. Wat mensen van hem zeggen of denken deert hem niet. Hij valt de Heere te voet. God zelf trekt hem met niet te weerstane liefde naar Zich toe. Eindelijk zégt hij iets. Het perst uit zijn geprangd gemoed. O God, wees met mij de zondaar verzoend. Zo geef ik zijn bede letterlijk weer. Zijn ogen neergeslagen, zijn ziel neergebogen, schrikt voor Gods heilige ogen. Zijn hart gaat richting altaar. Want wie als tempelganger aan God om verzoening smeekt, moet onwillekeurig denken aan het bloed der verzoening dat van het altaar stroomt. Aan de ark met het verzoendeksel, waar het bloed op gesprengd is.

Zeg me nu niet, die ark was er toen niet meer. Dat is waar. Maar het wezen was gebleven. God in het heiligdom. God die gezegd had: zonder bloedstorting geschiedt geen vergeving. Verzoening! Wat wil het zeggen? Dat de Heere mijn zonden op het Lam legt. Mijn vracht en mijn last achter Zijn rug werpt, in de diepte der zee. Er nooit meer naar om wil kijken, ze onvindbaar maakt, voor Zichzelf en voor ons. Dé zondaar vervoegt zich bij God niet met prestaties, stemt de Heere niet gunstig door een reeks van beloften. Maar mag ter plekke van zelfveroordeling blikken in het geheim van Gods genade, die blijkt in Hem, het Lam door God beschikt. Hij nam de schuld op zich en weg. Gods Geest verandert uw stenen hart in een vlesen hart. In dit zoeken naar God, in dit smeken om verzoening openbaart zich een groot geloof. Het openbaart zich in diepe passiviteit enerzijds. Het zoekt Gods gave. Maar het openbaart zich in heilige activiteit, anderzijds, want het zoekt de weldaad der schuldvergeving met kracht. Het geloof grijpt God aan. Bij U is vergeving. Diep verscholen in de schuldbelijdenis ligt de geloofsbelijdenis. Het geloof dat niets anders te geloven heeft dan dat het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon reinigt van alle zonden. Wie zo nadert tot God, zo in zijn Bijbel leest, zo ter kerk gaat verneme het woord: Want God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende, en heeft het woord der verzoening in ons gelegd. Derhalve, laat u met God verzoenen. „Wie om verzoening smeekt is zo verootmoedigd, dat hij zichzelf zijn zonden niet kan kwijtschelden, daarom roept hij: , , 0 God!" Daarin spreken zij over zichzelf het vonnis des doods uit. Wie voorts belijdt dat hij schuldig is en desniettemin juist daarom om vrijspraak bidt, die doet afstand van het vertrouwen op zijn werken" (Calvijn). „Daarom moet hier alles vergaan, in elkander zinken en zich verootmoedigen" (Luther). Bent u met God verzoend door de dood van Zijn Zoon?

3. Tenslotte, de tegenstelling tussen de farizeër en de tollenaar spitst zich uiteindelijk toe op het punt van de rechtvaardiging dóór God.

De farizeër had aan eigen gerechtigheid genoeg. Genoegen had hij er in. Hij had zelfs genoeg èn over. Wat komt u mij aan boord met de gerechtigheid Gods, met vrijspraak en verzoening? Allicht vinden velen, dit gaat te ver, te hoog, te diep. En als een mens in zijn leven nu eens niet aan de verzoening mei God toekomt, is dal dan zo erg? Als je er nu „mee bezig bent", moet men dan de zaak zóver doortrekken, de eisen voor bekommerde zielen zó hoog opschroeven?

Ge moet uw Bijbel raadplegen. Gods Woord geeft als laatste uitsluitsel over uw en mijn leven: Wie in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven, maar wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hem. „Er mee bezig", dat staat op de reis en credietbrief naar de eeuwigheid van veel mensen. Waar ben ik eigenlijk mee bezig? Of ik in Christus voor God rechtvaardig ben, zegt de Catechismus op grond van Gods Woord.

Weel u vrienden, het komi nogal eens voor dat als iemand een proces-verbaal krijgt voor een of andere overtreding, dat je - mits het niet al te erg is - met de agent die u verbaliseert een schikking kimt treffen. Dan hoef je niet voor de rechter le verschijnen. Ik vraag me wel eens af of „het ermee bezig zijn" niet verrassend veel soms lijkt op een schikking willen treffen met het oog op de gerechtigheid Gods. Of de ernst van de zonde wel ernstig genoeg genomen wordt. Leer van de farizeër in deze gelijkenis.

Hij gaat heen gelijk hij gekomen is. Dezelfde gebleven. Even rechtvaardig, of even onrechtvaardig als voorheen, kun je zeggen. Zijn rechtvaardigheid is een walmend vuur, op vaste tijden gevoed door de toeworp van goeddunken en eigendunk.

Een Kaïnsofferande, waar God Zijn aangezicht voor verbergt. Echter bij de tollenaar komt plaats voor dat wondere recht Gods dat genade heet. Want genade is ook recht. Genade rust in het recht. Genade op grond van het recht. Hij neemt God het recht niet uit handen als hij om genade bidt.

Genade is het hoogste recht, als andere rechtsmiddelen zijn uitgeput. God zit niet te wachten op onze schikkingsvoorwaarden. Hij wacht om genadig te zijn. Dat is wat anders. God rechtvaardigt op grond van het door Christus verworven recht op Gods genade. Dit is genade, de aan zichzelven redenen ontlenende vrijspraak van God. Wie eigen ongelijk erkennend om Gods gelijk roept, mag zijn hoop en troost vinden in de gerechtigheid van Christus. Komaan dan, als u niets te declareren hebt bij God, doe dan als bedelaar een beroep op Gods hart, op Gods recht èn genade. Nu mag de tollenaar vrijuit naar zijn huis gaan. Gerechtvaardigd, vrijgesproken. En dat zonder de werken der wet. Gerechtvaardigd, ja maar als een goddeloze. In hel oordeel van God vrij van schuld en straf, rechtens erfgenaam van het eeuwige leven. O nee, de farizeër had de tollenaar niet verkeerd beschouwd. Hij was inderdaad een goddeloos mens. Maar hij wilde niet op voet van gelijkheid door God behandeld worden. Dat is hei grote verschil. En de tollenaar heeft zichzelf niet uit vrome bijbedoelingen naar beneden gepraat. Boos was hij. Goddeloos van buiten en van binnen. Zo kwam hij voor God en zegt niet: O God hier ben ik, maar wacht op de uitspraak van de God van alle recht en genade. Hoe luidt hel vonnis? God zegt: Mijn lief kind, hier, ja zie, hier ben ik.

„Welgelukzalig daarom degene, die nadat hij eerst een grote en sierke farizeër werd, al die gewaande heerlijkheid heeft leren begraven in des Heeren Jezus Christus' graf. Hij za! voor God al de dagen van zijn aardse leven nooit anders verschijnen als een tollenaar, als een zondaar, en zich toevertrouwen aan Gods eeuwige barmhartigheid" (Kohlbrügge). Gerechtvaardigd naar zijn huis.

U ook? En dan straks naar het Vaderhuis, waar de verwondering boven de engelenblijdschap uitstijgt.

Op de vraag: wie zijn deze en vanwaar zijn zij gekomen, is maar één antwoord. Dezen zijn het, die uit de grote verdrukking komen, en zij hebben hun lange klederen gewassen en zij hebben hun lange klederen witgemaakt in het bloed des Lams. Daarom zijn ze voor de toorn van God en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel. Voor eeuwig Thuis!

K.a.Z.

H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 oktober 1989

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Rechtvaardig voor God

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 oktober 1989

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's