Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Als de Koning komt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Als de Koning komt

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

, , En Zacharias zeide tot de engel: aarbij zal ik dat weten? Want ik ben en mijn vrouw is ver op haar dagen gekomen. En de engel antwoordde en zeide tot hem: k ben Gabriël, die voor God s ik ben uitgezonden, om tot u te spreken en u deze dingen te verkondigen En zie, gij zult zwijgen, en niet spreken tot op de dag, dat deze dingen ge zullen zijn, daarom dat gij mijn woorden niet geloofd hebt, die vervuld z worden op hun tijd." Lukas 1 : 18—20

Is er menselijke onvruchtbaarheid

De evangelist Lukas beschrijft in dit eerste hoofdstuk van zijn evangelie, wat er voorafging aan de komst van Gods koninkrijk in de Heere Jezus Christus. Het heil, waarvan de oude profeten getuigd hebben is op handen. Nog even, dan zal de Koning komen. De Koning, die werke-* ; jk Redder, Heiland zal zijn, de Zaligmaker der wereld.

En hoe ziet het er dan uit op de aarde? Wat is de achtergrond, waartegen dit heerlijk heilsgeschieden Gods zich afspeelt?

Het eerste kernwoord, dat daarbij gelden moet is onvruchtbaarheid. Onvruchtbaarheid van menselijke kant. Onvruchtbaarheid, die de machteloosheid en de onmogelijkheid van menselijke kant, onderstreept en tegelijk laat zien, dat het heil van God is.

Overigens hoeven we zulke machteloosheid en onvruchtbaarheid niet direkt te kombineren met goddeloosheid. Want van het mensenpaar, dat ons op de drempel van het koninkrijk van God ontmoet worden ons goede dingen gezegd. Ze dragen vrome joodse namen. Zacharias, de HEERE gedenkt en Elisabeth, mijn God is eed, d.w.z. Hij is getrouw. En ze leven een vroom joods leven. Ze waren beiden rechtvaardig voor God en ze wandelden in al de geboden en rechten des HEEREN, en dat zelfs onberispelijk. Dat kon bepaald niet van alle mensen in het joodse land van toen gezegd worden. Dat kon zelfs niet van alle priesters gezegd worden.

Van dit mensenpaar wordt verder verteld dat ze geen kind hadden. En dat moet als een zware last op hun leven hebben gedrukt. Elisabeth zal straks gaan zingen van een smaad, onder de mensen, die de HEERE heeft weggenomen. Zo heeft ze dat beleefd samen met haar man. Gangbare opvatting was toen, dat kinderloosheid een straf van God was. In de ogen van de mensen moesten Zacharias en Elisabeth wel de een of andere bijzondere zonden hebben begaan. En dat viel hun des te zwaarder omdat het zoals we gezien hebben hun hartelijk verlangen was om vroom te zijn en oprecht. En we merken uit dit Bijbelgedeelte, dat het voor hen een gebedsworsteling is geweest, jarenlang. Zacharias deed als Izak, van wie wij lezen, dat hij de HEERE zeer bad in de tegenwoordigheid van zijn huisvrouw. En bij Izak lezen we dan, dat de HEERE Zich liet verbidden. Hier lezen we dat niet, althans aanvankelijk niet. Zacharias en Elisabeth zijn oud geworden. Hun gebed is verstild. Het kon immers niet meer. Elisabeth was veel te oud geworden om kinderen te krijgen. Ze moesten zich er maar bij neerleggen, dat hun hartewens nooit zou worden vervuld. Gods weg zou voor hen wel een andere zijn, ook al begrepen ze niet, waarom.

En dan komt God. Als mensen de hoop hebben opgegeven. Als mensen er niets meer inzien, dan is God er met Zijn genadig heil. Wat hier gebeurd is geen uitzondering. Het hele Oude Testament door lezen we van onvruchtbaarheid. Denkt u maar aan Sara. Zij was oud, en het ging haar niet meer naar de wijze der vrouwen. En aan Hanna. Pennina, haar rivaal kreeg kind op kind en zij moest toezien. En zo was het niet minder bij de moeder van Simson. Als menselijke bronnen zijn opgedroogd, dan gaat Gods bron stromen. En een rivier van heil wordt over de mensen uitgestort.

Daarom moeten wij leren het ondanks alles van God te verwachten. Wij zijn nog wel eens vol van het onze. Van de modellen, die wij uitdenken voor de toekomst. De toekomst van de kerk en het geloof. We hebben ook persoonlijk nog wel eens zo onze plannetjes. Wij zullen goede en vrome mensen zijn. Wij zullen onze kinderen in het rechte spoor brengen. Wij zullen eens wat doen voor de jeugd van de n gemeente oud of voor de ouderen. En opzichzelf is dat allemaal ook niet verkeerd. ta, Maar en o, wee als de verwachting ont-. breekt. De hoop op God, omdat we den-schied zulten ken het zelf allemaal wel te kunnen klaren. Wat moeten we daar aan gekruisigd worden.

Een keer voor het eerst in ons leven, maar ook altijd weer opnieuw. En wat is dat moeilijk, die afbraak, dat doodlopen in je zelf. Maar aan de andere kant, wat is het ook en juist heilzaam. We worden geworpen op God. Waar ons de mogelijkheden ontbreken daar zijn die van Hem. Daar openbaart de HEERE machtig en heerlijk Zijn heil. Daar gaat uit een stel oude onvruchtbare mensen, de voorloper van de Messias geboren worden. Daar breekt het licht door in duistere levens, daar komen dode harten tot leven.

Is er ook menselijk ongeloof

De wonderlijke komst van God wordt hier aangekondigd door de engel Gabriël. Tijd en plaats zijn daarbij zeer opmerkelijk. Gabriël zoekt Zacharias niet op ergens in z'n huis in Judea, maar in de tempel. Bij het reukofferaltaar. Er waren veel priesters. Veel meer dan er nodig waren voor de dienst in het heiligdom. Ze waren dan ook in bepaalde groepen ingedeeld, die bij toerbeurt in de tempel dienden. Als dan je groep aan de beurt was, was het nog maar zeer de vraag of je de offers mocht brengen en de gebeden mocht doen. Ook daar waren dan weer zoveel gegadigden voor, dat het een priester vaak maar een keer in zijn leven te beurt viel. Het moet dan ook voor Zacharias iets heel bijzonders zijn geweest, als hij daar in het heilige is bij het reukofferaltaar. Op het dagelijks gebedsuur mag hij de wierook branden en de gebeden doen voor het volk. En, zo was het voorschrift, na de algemene mocht hij ook persoonlijke gebeden opzenden tot God. Wat zal diepe eerbied het hart van deze oude vrome priester hebben vervuld. En tegelijkertijd een innige liefde en blijdschap, dat hij nu mocht dienen in Gods heiligdom.

En wat zal hij gebeden hebben? Zal dat oude verlangen, dat verlangen naar een

kind nog geschrijnd hebben in z'n hart? Of heeft hij zijn handen opgeheven om de komst van de messias, die ook zijn heil zou zijn. We weten het niet. Ineens is het heiligdom vol van een lichtende hemelse gestalte. Zacharias schrikt. Dat is begrijpelijk. Ook al zijn we nog zo vervuld van de dingen Gods, we zijn en blijven kleine nietige mensen. En als we in aanraking komen met hemels licht en hemelse glorie, dan is dat nooit gewoon. Er is schrik en vrees. Maar toch, die hoeft er niet te zijn. Het eerste wat Gabriël zegi in de naam Gods is: Vrees niet. Wat is dat een wonder, dat dat altijd weer vanuit de hemelse heerlijkheid ons tegenklinkt. Heel de Bijbel staat er vol van.

Daarna vertelt Gabriël Zacharias van het kind, dat geboren zal worden uit Elisabeth. Dat opzichzelf zal al een wonder zijn. Maar er is nog meer. Hun kind zal de wegbereider zijn voor de Messias. Gods heil gaat nu aanbreken. Gods koninkrijk komt.

Opmerkelijk dat de engel Zacharias niet thuis heeft opgezocht, maar hier en nu de boodschap van Gods heil mag verkondigen. Hier in de tempel, waar het offer is. Het offer van de verzoening. Gods heil is immers nooit zonder verzoening. God ziet de zonde niet door de vingers. Zonder bloedstorting is er geen vergeving. Zijn heil is juist dat nu het offer vervuld zal worden in de gave van een rein en heilig offerlam. In de gave van de Zoon Gods zelf.

Hier en nu komt de boodschapper Gods. Nu, namelijk op het uur van het gebed. Nu de priester zich namens het volk biddend uitstrekt naar het heil Gods. De HEERE wil immers gebeden zijn. En op het onverwachts is Hij er met Zijn heerlijkheid.

Ja, en wat stellen wij mensen daar dan tegenover? Wat stelt deze mens daar dan tegenover. Een oude in vroomheid geoefende priester? Toch zeker stille en eerbiedige overgave! Toch zeker gelovige verwondering, toch zeker nederige gehoorzaamheid! Maar, we weten het wel, de geschiedenis is bekend genoeg. Maar laat het bij ons altijd weer verbazing en vernedering wekken! Zacharias gelooft het woord van de engel niet. Hij valt niet ootmoedig en in verwondering voor Gabriël neer. Hij blijft recht op z'n voeten staan en wil eerst wel eens een teken hebben. Waarbij zal ik dat weten? Zacharias moet iets hebben in de werkelijkheid, waaraan hij zich kan vasthouden. Die boodschap, dat woord alleen, dat is niet genoeg voor hem. Had hij maar iets om te weten, dat het woord dat de engel gesproken had de waarheid was. En hij verontschuldigt zich ook min of meer voor z'n ongeloof. Althans hij tracht het wat begrijpelijk te maken. Het kan toch ook eigenlijk niet. Hij is zelf oud en ook zijn vrouw Elisabeth is op haar dagen gekomen.

Waarbij zal ik het weten? Laat er iets zijn, waaraan ik houvast heb. Iets anders iets meers dan het woord van Uw belofte. Is dat niet een typisch menselijke reaktie op de boodschap van Gods heil? Herkennen wij dat niet ergens allemaal. Je vindt het al bij Abraham, nota bene de vader der gelovigen.

Het woord van Gods mogelijkheden alleen. Het Woord van Gods heil, dat haaks staat op onze werkelijkheid, wat is het moeilijk. Het is onmogelijk, en we vragen: Waarbij zal ik dat weten, dat God er is? Dat Hij de Levende is en dat Hij omziet naar allen die Hem verwachten? De werkelijkheid staat er dwars op. De werkelijkheid lijkt het van de daken te schreeuwen, dat God er niet is. En dat Hij zich er niet mee bemoeit. Dat Hij Zich verre houdt. Waarom laat God niet eens zien, dat Hij bestaat?

Laat er toch eens een tastbaar bewijs zijn, dat we aan onszelf en aan iedereen kunnen laten zien. En, om nog wat dieper te gaan: Waarbij zal ik het weten dat ik een kind van God mag zijn.

Was er in mijn leven nu maar eens iets, waaraan ik duidelijk zou kunnen konstateren, dat God ook naar mij wil omzien. Ik weet zelf eigenlijk niet goed wat, maar dat je eens echt iets had, waardoor je zou weten, dat het maar geen inbeelding van je zelf is. Soms hoor je anderen dingen vertellen, en je bent jaloers. Je denkt, als ik nu ook eens zoiets had meegemaakt, dan zou ik het weten. En zo tobben we rond, soms jarenlang.

Er zit veel begrijpelijks in het ongeloof. Er lijkt zelfs iets ernstigs in te zitten. Maar

hoe reageert Gabriël daar nu op? Klopt hij bemoedigend Zacharias op de schouder? En zegt hij: Ik kan het goed begrijpen, dat je het niet direkt kunt geloven, het is ook heel wat. Nee, dat zegt Gabriël niet. Eigenlijk onderstreept hij alleen maar het gezag van zijn boodschap. Wat denkt Zacharias nu eigenlijk wel? Hij is toch niet zomaar iemand. En zijn woord is toch niet zomaar een woord. Het is een woord van God Zelf. God staat er achter. En Gods Woord is de waarheid. Heeft Zacharias eigenlijk wel enig recht om aan zulk een woord te twijfelen? Geldt dat voor ons minder? Worden wij minder beschaamd en veroordeeld. Waarom willen we toch altijd méér dan het Woord van God. Waarom toch daar niet op vertrouwen, waarom niet ons daaraan over geven. Het is toch niet zomaar een woord. Het is het Woord van de eeuwige en almachtige God. Het is het woord van de Getrouwe God. Die niet spreekt zonder het ook te doen. Waarom trekken we Zijn woorden en beloften altijd weer in twijfel. Is het niet ten diepste onze hoogmoed? Is het niet ten diepste, dat we God de HEE-RE aan onze normen van zekerheid en geloofwaardigheid willen onderwerpen. Er zal toch een bewijs moeten zijn, een ervaring, een bevinding, dan zullen we geloven. Maar het Woord van God gaat dwars door al die normen van ons heen. Het is zekerder en vaster dan alle zichtbaarheden, dan alle ervaringen en bevindingen. Al vallen alle werkelijkheden over het woord van God heen. Al slaat het schaterlachen van de hel er hol en hoog tegen op, Gods Woord bestaat tot in der eeuwigheid. Daar kunt u 'het mee doen, met Gods woord, dat in Christus ja en amen is.

Worden Zijn woorden op hun tijd vervuld

Als God komt, gemeente is er menselijke onvruchtbaarheid, is de reaktie menselijk ongeloof, maar, en wat is dat een geweldige boodschap van dit Bijbelgedeelte, gaat het wel door. De engel Gabriël wendt zich niet verontwaardigd af. God roept Zijn boodschapper niet terug, omdat het maar niet door moet gaan. Als immers zelfs deze oude vrome priester Hem niet gelooft, wie dan nog wel? De aarde blijkt Zijn heil niet waard, daarom moet er maar ondergang zijn en definitief verderf. Maar zo is het niet. Gods heil gaat wel door, dwars door alle ongeloof en ontrouw heen. Als Zacharias niet gelooft, als in de hof van Gethsemané alle discipelen op de vlucht gaan, als Judas Hem verraadt en Petrus Hem verloochend, gaat het toch door, omdat Hijzelf al dat ongeloof al die ontrouw draagt en verzoent. Hij is het Lam van God, dat de zonde der wereld weg neemt. En daarom mag hier de engel Gabriël al zo heerlijk betuigen, dat de woorden Gods vervuld zullen worden op hun tijd. De HEERE Zelf immers staat voor Zijn Naam en Zijn zaak in. Daar kan Zacharias' ongeloof tenslotte niets aan veranderen.

En ja, dan krijgt Zacharias z'n teken ook nog. Maar wel een bestraffend teken. Z'n ongeloof wordt het zwijgen opgelegd.

Hij zal niet kunnen spreken totdat het kindje geboren zal zijn. Dat ongeloof van ons heeft vaak het hoogste woord en echt niet alleen buiten de gemeente, maar juist ook er binnen. En het klinkt soms allemaal zo vroom en zo ernstig. Maar het heeft geen zinnig woord te zeggen. Zacharias' ongeloof wordt het zwijgen opgelegd.

Dat kon ook voor u en voor mijn wel eens nodig zijn, dat de HEERE ons de hand op de mond legt. Houd nu je mond maar eens een poos, met je geklaag, met je , , wist ik maar" en , , had ik maar" en „voelde ik maar". Zwijg nu maar eens. Zoals het in psalm 37 staat: Zwijg voor de HEERE en verbeid Hem. Zacharias, hij wordt met dat zwijgen vermaand en bestraft en tegelijkertijd op de goede plaats gebracht. Die ongelovige woorden worden hem uit de mond en uit het hart genomen. Hij moet, ja hij mag zwijgen en wachten. Stil zijn in de overgave aan de woorden Gods die volbracht zullen worden op hun tijd. Dat zwijgen het is voor hem een beschamende herinnering aan z'n ongeloof, maar tegelijkertijd een heerlijk teken dat de woord Gods zullen volbracht worden.

En wat is er eigenlijk beter, dan dat al die woorden van ons maar stil vallen en wij gaan wachten op God uitzien naar Zijn heil.

Wie zwijgt en wacht, wordt niet beschaamd. Die gaat roemen met Zacharias:

God had hun tot hen troost gemeld, hoe Zijn gena ons redden zou van onzer haters wreed geweld. Nu blijkt Zijn onverwrik'bre trouw, nu toont Hij zijn barmhartigheid, van ouds de vaad'ren toegezeid; en dat Hij wil gedenken aan 't heilverbond, aan die gestaafde eed, die Hij weleer aan Abram deed, aan Zijn verbond, dat van geen wank'len weet.

K.

W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 december 1989

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Als de Koning komt

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 december 1989

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's