De Knecht des HEEREN in Gods gericht
, , Hij is uit de angst en het gericht weggenomen en wie zal Zijn leeftijd uitsprek Want Hij is afgesneden uit het tand der levenden; om de overtreding Mijns vol plaag op Hem geweest. En men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld, en Hij is bij de rijken in Zijn geweest, omdat Hij geen onrecht gedaan heeft, noch bedrog in Zijn mond gewee Jesaja 53 : 8—9
De schuldrekening
God heeft een rechtsgeding. De beklaagde wordt gedagvaard. In het requisitoir worden de beklaagde bewezen feiten ten laste gelegd. De vinger wordt bij de schuld gelegd. Er is sprake van de overtreding Mijns volks.
Aldus spreekt de allerhoogste Rechter van hemel en aarde. Samengevat komen de overtredingen en de ongerechtigheden ter sprake. Gods Wet is met voeten getreden. Dat kan de HEERE niet van Zijn kant laten gaan. Eerder zagen wij en weer worden we er op gewezen, dat wie overtreedt de gestelde perken te buiten gaat; en de ongerechtigheden, wat is dat anders dan je eigen zin doen.
Een mens wil de ruimte om te doen waar hij zin in heeft. Krijgt hij die niet, dan neemt hij haar, wederrechtelijk. Wij zijn meesters in verontschuldigingen. Ontduikers van Gods Wet onder niet steekhoudende argumenten. Wordt de speerpunt van Gods Wet aangescherpt in de woorden God lief te hebben boven alles en onze naaste als onszelf, allicht tekenen wij protest aan. Zo diep moet u de zaak niet ophalen, er is immers geen mens volmaakt? Alsof God maar van Zijn recht afstand moet doen terwille van ons, die het recht in eigen hand nemen en met Gods rechtvaardige eisen een loopje nemen.
Ach, zeggen we dan, daar komt immers niemand aan toe. Advocaten van slechte zaken zijn wij allemaal. We beroepen ons op onze onmacht ten goede. Maar het effen recht des Heeren oordeelt anders. Alle verontschuldigingen worden omgezet in beschuldigingen. Woord en Geest hebben een ontdekkende functie. Als het vernisje godsdienst van ons leven wordt afgekrabd blijft er niet anders meer over dan: ik ben van nature geneigd God en mijn naaste te haten.
Over ontdekking gesproken! Eerlijk worden vóór God is het effect als we eerlijk gemaakt worden dóór God. En zonder uitzondering stelt Gods Woord ons in staat van beschuldiging. Zonder uitzondering!
De moordenaar aan het kruis kreeg de rekening thuis en ondertekende die met: wij lijden straf, waardig hetgeen wij gedaan hebben. Uw loon, Uw straf beantwoordt aan Uw eer, zingt de Psalm die de vreugde der wet bezingt. Kwam u met die moordenaar op één lijn? Angst slaat ons om het hart. We hebben een hemelhoge schuld bij God en... geen penning om te betalen. Er gaat niets van de schuld af. Er komt steeds meer bij. Immers, wij maken onze schuld dagelijks meerder.
De afrekening
Schuld eist betaling. Staat de schuld vast, dan wijst de rechter vonnis. Hoeveel te meer de allerhoogste Rechter! Hij gaat de schuld niet uit de weg. Hij eist betaling. Ik leerde het uit mijn hoofd, dat is goed maar niet genoeg. God bindt het op mijn hart en nu is het volle ernst. Gods gerechtigheid eist dat de zonde, die tegen de allerhoogste Majesteit Gods bedreven is, met de allerhoogste straf, naar lichaam en ziel gestraft wordt. Wat hebt u hier nog tegen in te brengen? Wil de verdachte nog iets zeggen? Wat zal ik zeggen, wat anders dan Uw doen is rein en Uw vonnis gans rechtvaardig?
Angst en gericht komen aan de orde in onze tekst. Angst betekent hier „beslotenheid". Een veroordeelde wordt vastgezet, opgesloten in de gevangenis. Het gericht wil verstaan worden als strafgericht, in elk geval doodvonnis. Treft het u, betreft het u dat de bezoldiging der zonde de dood is?
Ja zeker, het gaat hier over u en mij. Maar het gaat hier ook over Iemand anders. Ik weet geen raad met de schuldrekening. Daar kan God geen rekening mee houden. En toch... Hij doet het wel. Daar is heel Jesaja 53 vol van.
Wie is die Ander? Hij, het Lam de Knecht des Heeren.
God kwam bij Hem om de afrekening. ks Bij is de Zijn Knecht om Zijn recht. Hij is onder arrest gesteld. Heb ik dat wel goed? dood Staat er niet Hij is uit de angst en het ge-st is. " richt weggenomen?
De betere lezing van wat er eigenlijk staat is: Hij is door de angst en het gericht weggeleid, namelijk uit het land der levenden en tot de dood gebracht.
Hij is onder het gericht van God doorgegaan en dan sluit de volgende zin ook beter aan: en wie zal Zijn leeftijd uitspreken? Hier zijn meerdere verklaringen mogelijk. Wij kiezen een vertaling die aansluit bij wat er precies staat: en niemand van Zijn geslacht overwoog dat hij werd afgesneden uit het land der levenden. Dit afsnijden meldt ons de geweldadige dood, die de Knecht des HEEREN heeft ondergaan. Zelfs valt te denken aan een vroegtijdige dood. In de Bijbel kom je de gedachte tegen dat een vroegtijdige dood het lot is van de goddelozen.
Er staat van hen geschreven dat zij hun dagen niet ter helfte zullen brengen. Dat is Gods straf voor de goddelozen. Wie bekreunde er zich om dat Gods Knecht het lot der goddelozen moest delen? Zijn dood was een verbanning uit Gods nabijheid.
Lijden buiten de poort, zegt de Hebreënbrief. Niemand had, heeft er erg in dat het onze schuld was en is, dat om de overtreding Mijns volks de plaag op Hem geweest is. De plaag dat is de laatste slag de laatste klap van de bijl die de boom velt Hem trof de slag, zo merkt Calvijn terecht op. Want de toorn Gods wordt geopenbaard van de hemel over de ongerechtigheid der mensen. Hem de slag, waaronder Hij wegzonk op Golgotha tot in het Eli, Eli, Lama Sabachtani.
Wie had er erg in? Niemand! Want toen Hij Zijn God-verlaten-heid uitschreide aan het hart van Zijn Vader en God, bespotten zij Hem en zeiden: Wacht eens, laat ons zien of Elia komt. Ze maakten er een schouwspel van, een vertoning, een spektakel. Zo diep ging de spot. Maar onderweg naar Golgotha was er toch het medelijden van de vrouwen uit Jeruzalem? Maar medelijden is geen schuldbesef. Tranen van medelijdend zijn geen tranen van berouw. En omdat ze daar geen erg in
hadden zei Jezus: ween niet over Mij, maar over uzelf en uw kinderen. Want wat heden aan het groene hout geschiedt staat straks het dorre gewis te wachten. De vraag aan u en mij is nu: hebben wij er erg in wat wij doen als wij zondigen tegen God? Waar zijn we dan mee bezig? Zie' het aan de Man van smarten. Iedere zondige gedachte legt de knoop van de ongerechtigheid als banden om Zijn handen. Door onze schuld vlechten wij Zijn kroon en vullen wij Zijn beker.
Elke poging om door de werken der wet zalig te worden betekent Jezus opnieuw kruisigen. De lijdensprediking is in dit opzicht ontdekkende prediking, die elke druppel bloed van de Heiland verkleefd doet zijn met onze ongerechtigheden. Maar alleen op die manier zien we ook diepgang in dit lijden van de Borg, de diepgang van de liefde des Vaders en des Zoons.
De toerekening
Jezus ging, vrienden, door de angsten en het gericht heen. Hij ging de dood in. God heeft een rechtsgeding met ons. Hij wijst vonnis, want Zijn heilige Wet klaagt ons aan. De ziel die zondigt moet sterven. Maar hij voert het vonnis uit aan Hem, aan Jezus, die Zich borg stelt bij Zijn Vader en God, Die hulp besteld heeft bij déze Held.
Het evangelie van de plaatsbekleding is de prediking die om geloof vraagt. Herinnert u zich de vraag nog? Zij blijft door heel dit hoofdstuk meeklinken. Wie heeft onze prediking geloofd? De prediking van de plaatsbekleding?
Hoor wat God u te zeggen heeft: om de overtreding Mijns volks is de plaag op Hem geweest. Mijns volks, dat is Israël. Dat zijn allen van wie Christus ooit getuigd heeft: Vader zij zijn de Uwe en Gij hebt ze Mij gegeven. Een zwarte bruid, bedekt met duizend zonden, beladen met hemelhoge schuld. Dat vraagt geen toestemming meer erkenning, schuldbelijdenis. Wat zullen zij anders God voorleggen dan de bede: Ga niet in het gericht met Uw knecht, want niemand die leeft zou voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn. Zonden verwarren als zij openbaar komen voor God. U weet niet waar u het zoeken moet?
Petrus vluchtte weg, hij ging naar buiten en weende bitter. Hoeveel zonden heb ik, vroeg Job. Zou u dat willen weten?
Wie kan ze op een rij krijgen? De Heere weet er alles van. Ik zal ze ordentelijk voor ogen stellen, één voor één en stuk voor stuk.
Kan er dan nog gesproken worden van Mijn volk? Toch neemt de Heere daar niets van terug. Hoewel ze zwaar en menigmaal misdreven hebben blijkt om des bloeds van Christus wil dat God Zijn volk bemint van eeuwigheid tot eeuwigheid.
En nu het geheim van deze eeuwige liefde. De plaag op Hem, zegt de Heere. Dat is toerekening naar twee kanten. De Vader rekent Christus alles toe, wat mij rechtens toekomt, de schuld en het oordeel er over: Hij rekent mij toe de volkomen gerechtigheid van het Lam dat onze zonden op Zich nam. De plaag op Hem; Hem de slag! Want als u denkt God eeuwige gerechtigheid staat op het punt om mij te treffen, treedt Hij, Christus tussenbeide en Hij verschijnt in Zijn kruisgestalte voor het oog des geloofs. Kent U hem zo in de reële geloofsbeleving?
Werk er niet overheen. Ik zeide: ik ben afgesneden van voor Uw ogen, maar dan nog hoorde Gij de stem mijner smeking als ik tot U riep. Ge moet wel waarlijk dicht bij het kruis komen staan om de Borg te horen bidden: Vader reken hun de ongerechtigheden niet toe. O welk een macht heeft deze liefde. Vaak hoor je: ik heb Jezus lief. Dat kan alleen waar zijn als u Christus hebt leren kennen als schuldovernemende Borg. Wat ik ben en wat ik heb uit mezelf telt niet mee. Gewicht in de schaal legt slechts dit ene: Die mij liefgehad heeft en zich voor mij heeft overgegeven.
Wat is dus nodig? Alleen ken uw ongerechtigheid dat u tegen de Heere uw God gezondigd hebt. Wat is nog meer nodig? Dat ge gelooft in Hem, die God ons voorstelt tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid, tot een verzoening voor onze zonden.
Wat is dan geloven? „Niet op de wet van Mozes zien", zegt Luther, , , niet op uw eigengerechtigheid bouwen, maar zich in eenvoudigheid aan dit woord houden en u het niet laten afnemen, dat het Lam Gods alleen de zonden der wereld wegneemt. Dit geliefde Lam de eer gunnen dat Hij alleen uw losprijs is. Die dit gelooft is een christen, die die niet gelooft is geen christen." Dat is radicaal merkt u op. Waar blijft u dan met de van verre staanden, die wel bekommernis kennen vanwege hun zonden, die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, die als verloren schapen roepen om ontferming, maar de vrijmoedigheid des geloofs missen op hun hand op dit Lam te leggen? Ik weet geen andere bemoediging voor u dan naar dit Lam te vluchten, en gun Hem toch eens de eer om u zalig te maken. Nooddruftigen veracht Zijn goedheid niet. Wellicht kunt u Christus nog niet in het geloof omhelzen, maar u kunt nog minder van Hem wegblijven, hoop ik. Gepredikt wordt u, als van de hemel bevolen, dat God op Golgotha al uw zonden achter Zijn rug geworpen heeft en dat de Vader bevredigd is in Christus. Door het geloof in Christus' bloed vindt u vrede bij God. We koesteren toch niet onze bekommering inplaats dat we Gods Zoon in het geloof leren omhelzen?
De misrekening
Toen Jezus aan het kruis gestorven was, liet men Hem niet met rust. Zelfs na Zijn dood werd Hij miskend, veracht. Van deze Dode niets dan kwaads. Want, men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld. De haat en doodsverachting, die men Hem bij Zijn leven toedroeg, werkt zelfs door in het soort graf dat men Hem toedacht. Men vond de plaats voor Gods geliefde Zoon na Zijn dood temidden van het misdadig en moorddadig volk goed genoeg. Men wilde daarmee duidelijk maken dat er bij God noch mensen plaats voor Hem was. Veroordeelde misdadigers kregen een oneervolle begrafenis. Een ezelsbegrafenis, dat is niet eens een begrafenis. Dat kun je op je tien vingers uitrekenen. Weg van de aarde met zulk Eén, hadden zij geroepen. In oordeels-en oorlogstijden, liggen naar Psalm 79 lijken van mensen onbegraven, als mest op het veld. Dat hadden ze Hem ook toegedacht, zo'n hekel hadden zij aan Jezus.
Maar nu grijpt God in. Hun berekening loopt uit op een misrekening. De Vader draagt er zorg voor dat Hij bij de rijken in Zijn dood geweest is. In de vale avondschemering van Jezus' stervensdag bestijgen twee eenzame figuren, Jozef van Arimathea, een rijk en aanzienlijk man, en Nicodemus de doodsheuvel Golgotha. Beide maken zij zich los uit de schemer, niet alleen van die dag, maar ook van jaren, uit de vreze der Joden. En Jozef stelt zijn eigen nieuwe graf ter beschikking voor Jezus. Ter verklaring meldt Gods Woord: Omdat Hij geen onrecht gedaan heeft, noch bedrog in Zijn mond geweest is. God verbreekt de raad van de graftoewijzende natie. Jesaja ziet het aankomen dat het graf het rijke bezit van de Knecht des HEEREN wordt, en niet omgekeerd dat het graf Hem bezit. Want als Hij voor al de Zijnen de dood gesmaakt heeft, zal Hij de grafsteen lichten en de dood doen zwichten en God Zijn werk rechtvaardigen voor aller oog.
De dood van deze Gunstgenoot Gods is kostelijk in Gods ogen. Jezus levert slag met de dood, door de kracht van het kruis. Pilatus verzegelt op verzoek van het Sanhedrin het gesloten graf, om te bevestigen dat het met Jezus afgelopen is, voor goed.
Maar God heeft het graf gestempeld en tot Zijn eigendom verklaard, door Jezus op te wekken uit de dood. Een verleider noemden zij Jezus bij hun allerlaatste verzoek aan de stadhouder. God zegt: Er is geen bedrog in Zijn mond gevonden.
Al ligt de Waarheid in het graf, al wat haar drukt moet van haar af.
Want nog levende heeft Hij gezegd dat Hij zou opstaan, zo is hun vrees. Maar daar zullen wij een grafsteen voor zetten,
met een wacht ervoor. Laat Hij nu maar eens tonen wat Hij waard is. Welnu dat heeft niet lang geduurd en toen bleek dat Hij waar was in woord en daad. Toen bleek dat het onbedriegelijk waar was: Ik ben de Opstanding van het Leven. En nu mag het vok dat Hij kocht met Zijn bloed de rekening opmaken, op kosten van het Lam.
Want dit is een getrouw woord, indien wij met Jezus gestorven zijn dan zullen we ook met Hem leven. Indien wij met Hem begraven worden zo zijn we ook met Hem opgestaan. De wereld lacht als ze van Gods kinderen af zijn. Dood en weg.
Niks hoor ze zijn slechts gaan slapen en zullen eenmaal opwaken. Christus liet Zich werpen in de zee des doods en toen stond de zee stil van haar verbolgenheid. En zijn kinderen? Over kalme en over hogen zeeën varen zij, maar ze hebben de hoop als het anker der ziel vastgemaakt in God, Die niet liegen kan, en de Heiland in wiens mond geen bedrog is brengt ze alle Thuis in de haven hunner begeerte.
K.a.Z.
H.V.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1990
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1990
Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's