Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Sauls eerste optreden als koning

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Sauls eerste optreden als koning

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Samuël 11

Een brutale overval

We lazen in 1 Samuël 9 en 10 over Sauls zalving tot koning. Aan het eind van het vorige hoofdstuk kunnen we lezen, hoe hij bovendien nog voor de ogen van het te Mizpa samengeroepen volk door het lot als koning is aangewezen.

Maar ook dat heeft Saul nog geen aanleiding gegeven om zich bijzonder te gaan gedragen. Toen de plechtigheid was afgelopen is hij gewoon weer aan zijn boerenwerk getogen. Hij had kennelijk geen enkele behoefte om zich als koning aan te stellen. De HEERE had hem aangewezen voor dit bijzondere ambt. Hij zou nu ook wel verder leiden. Hij zou nu ook wel verder duidelijk maken, wat hem te doen stond. Voorshands bepaalde Saul zich maar tot datgene, wat hem voor handen was.

Een goede zaak om zo rustig te wachten op God, en ons aan Zijn leiding over te geven. Vooruitgrijpen op de dingen kon wel eens een teken zijn van ongeloof en eigengereidheid.

Zo heel lang hoeft Saul echter niet te wachten. Nahas, de koning der Ammonieten slaat het beleg om Jabes in Gilead. De Ammonieten zijn eigenlijk een broedervolk van Israël. Ze stammen af van Ammon, die net als Moab uit Lot, de neef van Abraham is geboren. Op hun geboorte ligt de smet van bloedschande. Bij de intocht van het volk in Kanaan werden de Ammonieten op bevel des HEEREN ontzien. Deut. 2 vs. 19. Toch mocht een Ammoniet als straf voor het meedoen met Balak in de vergadering des HEEREN niet komen, Deut. 23 vs 3-6. In de richterentijd maakt Ammon het Israël telkens weer moeilijk. Onder leiding van Jeftha wordt het beslissend verslagen, Richt. 10 v.

Nahas, wiens naam slang betekent ziet, nu Israël verzwakt is door de Filistijnen zijn kans schoon. Hij wil zijn gebied uitbreiden naar het noorden. Bovendien zullen de stammen van Israël ook niet staan te dringen om Jabes te hulp te snellen. Jabes had immers niet meegedaan aan de noodzakelijke tuchtiging van Benjamin en was daarvoor later door de overige stammen gestraft, Richt. 21.

Om diezelfde reden zal Nahas de mannen van Jabes ook met een gerust hart uitstel gegeven hebben, als ze de voorwaarden van zijn verbond niet accepteren. Toen de mannen van Jabes namelijk hadden gevraagd om tot een vergelijk te komen, had hij ze een verbond aangeboden op voorwaarde, dat alle mannen zich het rechteroog zouden laten uitsteken. Ze konden dan hun pijl en boog gelijk wel inleveren. Mikken bij het schieten was dan onmogelijk. Opvallend is, dat we in vers 2 lezen, dat Nahas zo een schande wilde leggen op heel Israël. Daarmee komt de strijd wel in een bepaald licht te staan. Nahas wil zich wreken op het volk van Gods verbond. Hij wil dat vernederen. Hij gaat Gods oogappel aanraken, en wie dat wil doen moet bedenken, dat hij God zelf aanraakt. Een overweging, die ook wel eens zou kunnen gelden, bij de grove manier, waarop hier en daar in de moderne literatuur gelovigen in de Heere Jezus Christus het moeten ontgelden. En wat kunnen we ook persoonlijk in een vijandige omgeving verkeren. We hoeven dan niet om wraak te roepen. Integendeel, de Heere Jezus heeft ons heel anders geleerd. Maar we mogen wel weten, dat de HEE-RE het alles ziet en hoort.

De oudsten van Jabes kunnen deze schandelijke voorwaarde niet accepteren. Ze vragen om uitstel en openlijk zeggen ze erbij, dat ze hulp willen gaan vragen in Israël. Zal die hulp er niet komen, dan zullen ze zich alsnog onderwerpen. We hebben al gezien, Nahas willigt hun verzoek vlotweg in. Hij is er vast van overtuigd, dat de oudsten bot zullen vangen. Dat zal alleen maar de machteloosheid van Israël bevestigen.

Saul snelt te hulp

De boden van Jabes trekken dan de Jordaan over om in Israël hulp te vragen. Het ligt voor de hand, dat ze eerst maar in de richting van Benjamin getrokken zijn. De stam Benjamin was hun immers zeer verwant, Richt. 21.

Wat opvalt is, dat we hier met geen enkel woord lezen over het roepen tot de HEERE. Bij de vorige expeditie tegen Ammon is dat uitvoerig vermeld. Richt. 10 vs 6vv. Hebben we hier al te maken met een konkretisering van de gedachte, die achter de vraag naar het koningschap zat? Men wilde immers niet telkens weer afhankelijk zijn van de HEERE. Een richter moest iedere keer weer door Hem worden aangewezen. En je moest maar afwachten, of die er dan ook kwam. Op een koning kon je rekenen. Hoe dat ook zij, van enig zoeken van het Aangezicht van de HEERE lezen we hier niet. En dat is zeker geen goede zaak.

De boden ontmoeten in Gibea, de woonplaats van Saul veel medelijden.

Maar verder dan luid misbaar komt het volk van Gibea niet. Het is geknecht en geknakt, en het ziet echt geen mogelijkheden tot hulp.

Dan komt Saul met zijn runderen uit het veld. Hij moet daar gedorst hebben. Want ploegen deed je aan het begin van de regentijd. En dat was niet de tijd om ten strijde uit te trekken. Als hij het gejammer hoort en verneemt, wat de reden daarvan is grijpt de Geest des HEEREN hem aan.

Hij weet onmiddellijk wat hem te doen staat. Ach en wee roepen alleen, dat heeft geen zin. Hier moet iets gebeuren. En hier zal ook iets gebeuren. De HEERE zal met hen zijn. Resoluut hakt Saul een aantal runderen in stukken en zendt de delen daarvan door heel Israël, bij wijze van oproep tot de strijd. Wie zo'n stuk accepteerde maakte zich een met de gever ervan en met al de anderen, die het ontvangen hadden. Als een enig man verzamelt het volk zich bij Bezek. Een gunstige plaats om naar Jabes op te trekken. Tegenover Bezek was een wadi, een meestal droge dal van een zijriviertje van de Jordaan. Daardoor heen kon je gemakkelijk bij Jabes komen.

Opmerkelijk is dat, Saul, die eigenlijk toch maar wat verlegen zat met dat koningschap, die zichzelf er bepaald niet de meest geschikte persoon voor vond, handelt nu precies, zoals hij moet handelen. Is dat niet kenmerkend als het gaat over de leiding door de Heilige Geest? Die is er als je haar nodig hebt. Saul kon het van te voren ook allemaal niet bekijken en zeker niet garanderen. Maar hij was gezalfd tot koning. De belofte lag er, de HEERE zou hem leiden. We kunnen ons voorstellen, dat hij zich toen hij weer aan zijn boerenwerk was, wel eens heeft afgevraagd, wat dat nu allemaal wel betekende die leiding door de Geest. Maar op het moment, dat het ook echt nodig is, wordt de Geest des HEEREN vaardig over hem.

Zo hoeven wij het toch ook van te voren niet in onze handen te hebben. We mogen het hebben in de belofte Gods, dat Hij door Zijn Geest ons zal leiden en regeren. Daar mogen we in het leven met de HEERE op vertrouwen. En achteraf gaan we ons verwonderen. Dat ik nu precies dat heb gezegd, wat ik moest zeggen. Gedaan heb, wat ik moest doen!

We leggen ook nog even de vinger bij de verontwaardiging van Saul. Dat zal geweest zijn over het schandelijk voorstel van Nahas, de Ammoniet.

Verder valt op, dat Samuël wordt genoemd. Het volk wordt opgeroepen om achter Saul en Samuël aan te komen. Kennelijk steunt Saul op het aanzien, dat de oude ziener bij het volk geniet.

Het beroep, dat Saul op het volk doet is zo klemmend, dat niemand er onderuit kan. Ja, de HEERE zelf legt beslag op het volk. Men ervaart het diep: Dit is een zaak des HEEREN, hier mogen we niet achterblijven. Hier moeten we in Zijn Naam samen voor staan.

In dat heilig besef worden er ook boden naar Jabes gezonden, dat ze morgen bevrijd zullen worden. Er is geen sprake van enige twijfel. De HEERE zal zeker helpen. Hier geldt de zekerheid van een geloof, als waarvan de Jakobus melding maakt in 5 vs. 15. Het gebed des geloofs mag weten van een stellige verhoring. Daar hoeven we dan ook niet aan te twijfelen. Alleen, dat gebed des geloofs maken wij niet. Hier kan op geen enkele manier sprake zijn van een maniertje, een methode, waardoor wij God wat af zullen dwingen. Nee, het wordt ontvangen uit de hand Gods, door Zijn Geest. En dan is het er zondermeer, dan is het er overtuigend en vast. De boden van Israël mogen hier zonder enig misschien spreken van de verlossing, die komen zal.

De verlossing Gods

De volgende dag trekt Saul tegen de Ammonieten op. De zekerheid van Gods hulp maakt hem niet roekeloos. Hij handelt niet zonder overleg en taktiek. Hij verdeelt zijn leger in drieën om de vijand van verschillende kanten te kunnen aanvallen. Het is ook hier weer duidelijk, dat vertrouwen op God onze verantwoordelijkheid om na te denken over wat we doen en hoe we het doen op geen enkele manier uitsluit. We kunnen nooit zeggen: God zal ons wel helpen en nu zien we maar, we rommelen maar wat aan. We mogen zeker op de HEERE vertrouwen, maar we zijn door Hem als verantwoordelijke schepselen in deze wereld gezet. In overeenstemming met die waardigheid mogen we, moeten we handelen.

De overval van Saul is in alle vroegte geweest. Voor een deel moet het nog donker geweest zijn. De morgen wake was van twee uur 's nachts tot zes uur in de morgen. De verrassing is dan ook kompleet en Nahas wordt beslissend verslagen.

Behalve dat Jabes uit zijn benarde positie bevrijd is, is nu ook ieder overtuigd van Sauls koningschap. Het volk stelt voor om hen te doden, die bij Mizpa Saul veracht hadden, 1 Sam. 10 vs 27. Maar Saul wil geen bijltjesdag. Alle wraakzucht is hem nu vreemd. De HEERE heeft wonderlijk verlost. Over de blijdschap van deze dag zal niet de schaduw vallen van moord en doodslag. Royaal schenkt Saul zijn vijanden onder het volk gratie.

Daarna trekt het leger door het Jordaandal zuidwaarts naar Gilgal. Een plaats vol herinneringen. Daar had het volk bij de intocht voor het eerst weer Pascha gevierd. Daar was het verbond met de HEERE vernieuwd. Daar werd nu de verlossing Gods gevierd. Saul verheugde zich daar met al het volk. Er werden dankoffers gebracht voor het Aangezicht des HEEREN. En het koningschap werd nu ook militair bevestigd, zo zal althans het „vernieuwen" uit vers 14 wel opgevat moeten worden.

Wat is het een goede er) nodige zaak om vrolijk te zijn voor het aangezicht des HEEREN. We kennen de vraag wel, wat moeilijker is, in voorspoed dankbaar, of in tegenspoed geduldig. Ontbreekt het ons aan de dankbaarheid niet al te vaak? Dat klemt temeer als we denken aan de eeuwige verlossing, die de HEERE heeft teweeggebracht in de Heere Jezus Christus.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Sauls eerste optreden als koning

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 maart 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's