Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een biddende gemeente

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een biddende gemeente

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Deze allen waren eendrachtig volhardende in het bidden en smeken, me de vrouwen, en Maria, de moeder van Jezus, en met Zijn broeders. " Handelingen 1 : 14

Biddend om de Heilige Geest

Na de hemelvaart van de Heere Jezus Christus zijn de discipelen weer teruggegaan naar Jeruzalem. Lukas vertelt, hoe ze eendrachtig bijeen waren volhardende in het bidden en smeken.

Zij hebben ongetwijfeld gebeden om de komst van de Heilige Geest. Zo had de Hr/3re Jezus het toch Zelf beloofd. AI bij Zijn afscheidswoorden, die Hij had gesproken nog voor Zijn lijden en sterven. Ze zouden niet alleen blijven. Er zou een andere Trooster komen. Als Hij verheerlijkt was zouden stromen van levend water uit hun buik vloeien. Ook bij Zijn verschijningen had de Heere Jezus er telkens weer aan herinnerd. Nog vlak voor Zijn hemelvaart heeft Hij gezegd, dat ze met de Heilige Geest gedoopt zouden worden. Voor de duidelijkheid heeft Hij dat vergeleken met de doop van Johannes. Wat waren de mensen niet diep onder de indruk geweest van diens prediking. Radikaal had hij hun zonden aangewezen. Zo konden ze het koninkrijk van God niet tegemoet gaan. Er moest verandering komen, bekering en vernieuwing. En allen, die daaronder gevallen waren hadden als teken van de berouw en vernieuwing de doop ontvangen. Maar dat bleef nog uiterlijk Johannes doopte met water.

Nu zou de Heilige Geest over hen komen. Ze zouden innerlijk worden vervuld en vernieuwd. De Heere Jezus had ook gezegd, dat dat immers de belofte van de Vader was. Al onder het oude verbond had de Vader een nieuwe tijd beloofd. De tijd van een heerlijke en rijke uitstorting van de Geest. Hij zou wonen op alle vlees. Zonen en dochters zouden profeteren, jongelingen zouden gezichten zien en ouden dromen dromen. Water zou de HEE-RE gieten op de dorstigen en stromen op het droge. De nakomelingen zouden uitspruiten als de wilgen aan de waterbeken.

Nog op een derde manier lezen wij er over in dit hoofdstuk. De discipelen zouden ontvangen de kracht van de Heilige Geest en zo zouden ze getuigen zijn. De Heilige Geest zou in hen zijn als een krachtige stimulans om er op uit te gaan en te getuigen van Christus.

En daar is die gemeente in Jeruzalem mee bezig, daar zijn ze biddend op betrokken ze verlangen daarnaar, ze zien er naar uit. Ze hadden ook met zulke heel andere zaken bezig kunnen zijn. Het was niet zo vreemd geweest als ze druk waren geweest aan hun zelfbehoud. Als ze gebeden hadden, dat de HEERE er voor zorgen wilde, dat ze bij elkaar bleven, dat de overpriesters en de Schriftgeleerden hen niet uit elkaar zouden slaan. Maar ze zijn allereerst en allermeest gericht op wat de Heere Jezus beloofd heeft.

Wat is de inhoud van onze gebeden? Waar zij wij biddend op gericht. Natuurlijk de HEERE zegt, dat we al onze bekommernissen op Hem zullen werpen. In het Onze Vader ligt ook alle lichamelijke en geestelijke nooddruft samengevat. Maar we mogen toch allereerst en allermeest gericht zijn op dat wat de HEERE ons in Zijn Woord voorhoudt. En als we ons voorbereiden op Pinksteren mag dat toch zeker wel zijn, dat we bidden om de Heilige Geest. Voor onszelf persoonlijk en voor heel de gemeente. Dat de Geest uit de hoogte over ons zal opgaan. Dat God met de levendwekkende adem van de Geest de hof van onze gemeente zal doorwaaien. Ja, zo zal doorwaaien, dat zijn specerijen uitvloeien.

Maar zegt iemand: Is dat nu wel goed, bidden om de Heilige Geest? Dat is toch eigenlijk ondankbaar. Als je gelooft in de Heere Jezus Christus, dan leidt de Heilige Geest je toch en dan mag je toch danken voor de gave Heilige Geest. Pinksteren is toch Pinksterfeest. Dan hebben we toch wat te vieren. Dan mogen we toch vieren, dat de Heilige Geest is uitgestort. En dat Hij rust op een ieder, die het van de Heere Jezus verwacht.

En zeker, we mogen maar niet doen alsof er niets aan de hand is. Alsof ook niet onder ons de Heilige Geest mensen leidt en troost in verbondenheid aan de Heere Jezus Christus. Tussen haakjes hoort u daar ook bij? Dat spreekt niet vanzelf, dat krijg je niet van huis uit mee, dat et vraagt bekering en geloof in Christus. Maar dat mag er dan ook zijn onder ons. Als we dat zouden ontkennen zouden we de eer van de HEERE te kort doen. En daar mogen we ons voor onszelf persoonlijk en met heel de gemeente op het Pinksterfeest over gaan verwonderen. Daar mogen we de HEERE om grootmaken. Dat Hij niet alleen in de Jezus Christus tot ons kwam, ook in de Heilige Geest, om in ons hart plaats te maken voor Jezus ons te vernieuwen en te leiden op Zijn weg.

Maar is er dan alleen nog maar te danken en niets meer te bidden. Er is de werking van de Heilige Geest. Er is ook de doorwerking. Denkt u maar aan een bergbeek. Haar bron is hoog op de bergen. Soms stroomt ze traag en stil naar beneden, dan ineens bruist en spat het allemaal weer. Ook na Pinksteren lezen we van nieuwe vervullingen met de Heilige Geest. Bijv. in Hand. 4 als Petrus en Johannes na hun vrijlating terugkeren in de gemeente en verslag uitbrengen van Gods grote daden.

Als we ons op het Pinksterfeest voorbereiden, dan mag dat zijn in het hartelijk gebed om de doorwerking van de Heilige Geest in ons persoonlijk leven en in de gemeente.

Het staat zo kernachtig in onze catechismus: Waarom is het gebed voor de christenen nodig: Omdat dit het voornaamste stuk der dankbaarheid is, dat God van ons vordert en omdat God Zijn genade en de Heilige Geest alleen die geven wil, die Hem met hartelijk zuchten zonder ophouden daarom bidden en daarvoor danken.

Biddend in gehoorzaamheid

We treffen daar voor Pinksteren dus een biddende gemeente aan. En zo mogen wij voor de viering van het Pinksterfeest ook een biddende gemeente zijn. Maar hoe dan. Hoe bidden we? Daarover krijgen we ook nogal wat onderwijs uit de tekst. Allereerst: ze bidden in gehoorzaamheid. Dat blijkt uit verschillende dingen. De Heere Jezus heeft gezegd, zo lezen we in vers 4 dat ze in Jeruzalem moesten blijven en wachten op de belofte van de Vader. Ze moesten geen voorbari-

ge akties ondernemen, maar rustig op hun plaats blijven, totdat de Geest zou gekomen zijn. En nu zeggen de discipelen niet tegen elkaar: De Heere Jezus heeft dat nu wel gezegd, maar het is toch zo groot en zo heerlijk, dat Hij is opgestaan, dat gaan we toch maar vast overal in Jeruzalem vertellen.

Dan zouden ze op eigen initiatief en op eigen kracht er op uit zijn gegaan. Best spontaan en goed bedoeld, maar toch verkeerd. Tegen het uitdrukkelijk woord van Christus in. Soms zijn wij ook zo bezig in de gemeente en voor onszelf persoonlijk. Met de beste bedoelingen, maar we vergaten te luisteren naar het Woord van Christus. We vergaten onze handen te vouwen en het van Hem te verwachten. De discipelen houden zich aan het Woord van de Heere Jezus. Ze blijven waar ze zijn. Hoeveel verloochening van hun enthousiasme dat wellicht ook heeft gekost.

Maar ze hebben ook niet tegen elkaar gezegd: Nu hoeven we ons verder niet druk te maken. De Heere Jezus heeft beloofd, dat de Heilige Geest komen zal. Wij wachten nu verder maar af. Wij zien wel. Als de Heilige Geest komen moet, komt Hij toch wel. Als ze zo lijdelijk hadden afgewacht waren ze uiterlijk ook gehoorzaam geweest aan wat de Heere Jezus had gezegd.

Maar de discipelen wachten niet alleen maar af, ze wachten biddend in. Ze zien er in verlangen naar uit, dat de Geest komen zal en zo bidden ze hartelijk en dringend, of de HEERE Zijn woord vervullen wil.

De discipelen gaan in gehoorzaamheid de weg van het gebed. En die gehoorzaamheid blijkt ook uit het feit, dat ze inderdaad naar Jeruzalem teruggaan, naar de opperzaal, waar ze waarschijnlijk ook met de Heere Jezus Christus het Avondmaal hadden gevierd en waar nu hun verzamelpunt was. Petrus zei nu niet meer tot zijn broeders: We gaan naar Galilea, wie weet hoe lang het duurt voor de Heilige Geest komt en we kunnen daar toch ook wel op Hem wachten. We hebben de Heere Jezus toch ook het eerst in Galilea ontmoet en bij het meer van Tiberias hebben we veel van Hem geleerd. Dus waarom niet naar Galilea terug. Nee, geheel zoals de Heere Jezus gezegd heeft blijven ze in Jeruzalem. Daar zal de Heilige Geest op hen komen. Dat is ook niet zomaar. Van Jeruzalem zijn immers heerlijke dingen gezegd. Jesaja en Micha hebben van Jeruzalem al mogen profeteren, dat vandaar de wet het woord des HEERE zou uitgaan naar al de volken. Jeruzalem zou het geestelijk centrum zijn van het rijk van de Messias. Daar zal dan ook naar die oude beloften de Heilige Geest komen. Vandaar zal het getuigenis des Geestes, het getuigenis van de Heere Jezus Christus uitgaan. Daarom mogen de discipelen van Jeruzalem niet scheiden en moeten ze daar wachten op de komst van de Heilige Geest.

Bidden in gehoorzaamheid, dat zou ons ook wat te zeggen kunnen hebben. Niet maar lijdelijk afwachten. Als het komen moet dan komt het toch wel. Ais we zo tegenover de Heilige Geest staan, zou dat wel eens een duidelijk teken kunnen zijn, dat we meer met onze geest ophebben, dan met de Geest van Christus. We praten misschien dan wel vroom, maar we blijven toch het allerliefst onszelf. Het moet niet te moeilijk worden met ons geloof. Het moet niet te veel van ons vragen.

Nee, het mag ons om Hem te doen zijn. Niet in de eerste plaats om onszelf. Dat wij wat vromere en betere mensen zullen worden, of dat wij wat zekerder zullen zijn van ons geloof. Dat komt er wel bij, maar het gaat toch in de allereerste plaats om de eer van God. Dat de HEERE in ons leven, in onze gemeente meer verheerlijkt mag worden. Daar mogen we hartelijk op betrokken zijn. In een hartelijk gebed om te worstelen aan de troon van Gods genade. Het geldt toch wat we horen uit de mond van Jezus: Bidt en u zal gegeven worden. Klopt en u zal worden opengedaan.

En dan geldt ook voor ons de weg van de gehoorzaamheid. Dat we niet op onze eigen manier bidden. Dat we niet terwijl we bidden onze eigen wegen gaan en aan het Woord van de HEERE niet storen. Als we onszelf biddend voorbereiden op Pinksteren moeten we ons ook maar onderzoeken. Begeren werkelijk ernstig rekening te houden met het woord van God? Of gaan we toch op alle mogelijke stiekeme manieren nog onze eigen wegen. Het hoeft ons dan niet te verbazen, dat de Heilige Geest niet doorbreekt in ons leven. Op onze eigen gekozen wegen vinden we geen zegen. Wordt het geen Pinksteren. We mogen al biddend om de Geest ook inkeren tot onszelf en ons stellen voor het Aangezicht van de HEERE: HEERE doorgrond gij mijn hart en zie of bij mij een schadelijke weg is en leid mij op de eeuwige weg. Zo, in ootmoed, in verwachting van de HEERE en Zijn beloften mogen we uitzien naar de krachtige doorwerking van de Heilige Geest.

Biddend in volharding en eendracht

Er is nog meer dat opvalt bij die biddende gemeente in Jeruzalem. Ze bidden om de Heilige Geest in volharding en in eendracht. Ze komen niet maar een of twee keer samen om te bidden, nee altijd weer opnieuw. De Heere Jezus had gezegd, dat ze niet lang na die dagen zouden gedoopt worden met de Heilige Geest. Zo heel lang zou het dus niet kunnen duren. Maar toch, hoe lang precies wisten ze niet. Maar ze hielden vol. Er kwam geen ogenblik, dat ze tegen elkaar zeiden: Nu hebben we wel genoeg gebeden. Als het nu niet komt, komt het nooit meer. Nee, ze bleven met elkaar verlangend uitzien naar Pinksteren.

Tot dat volhouden, dat volharden spoort de apostel ons aan, als hij zegt: Volhardt in het gebed. Bidt zonder ophouden. We kennen allemaal het sprekende verhaal uit het evangelie van de weduwe, die bij de onrechtvaardige rechter aanhield. Ze bleef hem net zo lang na roepen tot dat hij haar recht deed.

Wat is het soms moeilijk om vol te houden. Vooral ook in het gebed om de Heilige Geest. We worden door de HEERE echt niet altijd op onze wenken bediend. Daar kunnen tijden van uitstel, van beproeving zijn. We ervaren zo weinig van de vernieuwende kracht van de Heilige Geest. Er brandt zo weinig vuur, er is zo weinig licht en leven. En het blijft maar zo. Dan dreigen onze gebeden te verslappen. Er komt toch geen verandering. Juist in zulke tijden mag openbaar komen, dat het ons werkelijk om de HEERE te doen is. De HEERE beproeft ons. En we mogen aanhouden. Altijd maar weer met hartelijk verlangen toegaan tot de troon van Zijn genade om geholpen te worden ter bekwamer tijd.

Die naar Pinksteren toe biddende gemeente in Jeruzalem bidt niet alleen volhardend. Ze bidt ook in eendracht. Ze zijn hartelijk verbonden in het verlangen naar de Heilige Geest.

Dat komt indringend naar ons toe. Hoe is dat met ons? We zouden hier gemakkelijk een lange klaagzang kunnen aanheffen over al wat Jozef verbreekt. Maar dat zou ook nog alleen maar mooi en vroom kunnen klinken. Laten we ons liever verootmoedigen voor de HEERE onze God, dat Hij ons samenbinde in het nederig gebed om Zijn genade.

En dan betekent eendracht zeker niet, dat we allemaal precies hetzelfde moeten zijn. Het is opvallend, dat Lukas hier tamelijk uitgebreid de gemeente langs gaat. Petrus is erbij, die de Heere Jezus had verloochend. En toch zo vol liefde weer in de kring was opgenomen. Thomas, de tobberd. Johannes, de apostel der liefde, die de Heere Jezus bij het meer van Tiberias direkt herkende. En al die andere apostelen. Maar niet alleen de apostelen ook de vrouwen, die de Heere waren gevolgd van Galilea.

Niet alleen ambtsdragers, maar ook de anderen dus. Niet alleen dominees en ouderlingen mogen samenverbonden zijn in de verwachting van de HEERE, maar ook heel de gemeente. Er is een oud handschrift van deze tekst waarin zelfs ook de kinderen worden genoemd.

Aparte vermelding krijgt hier Maria de

moeder van de Heere Jezus. Ook zij, die zo een speciale band aan Jezus had gehad, ziet met de gemeente uit naar Pinksteren. En zijn broeders. Van wie wij in het evangelie hebben moeten lezen, dat ze Hem aanvankelijk niet geloofden. Maar nu kennelijk tot verandering gekomen zijn en met allen samen hun handen opheffen naar de hoge om aangedaan te mogen worden met kracht uit de hoge.

Wat geweldig om zo naar Pinksteren toe te leven. In het aanhoudend eendrachtig en nederig gebed om de Heilige Geest. En als nu iemand misschien bij zichzelf zegt: Dat heeft toch eigenlijk iets sombers iets negatiefs alleen maar bidden en smeken. Dan moeten we nog iets er bij bedenken. Wat heeft Lukas aan het eind van zijn evangelie geschreven? Toen de Heere Jezus zegenend naar de hemel was gevaren, keerden de discipelen terug naar Jeruzalem met grote blijdschap en waren te allen tijde in de tempel lovende en dankende God.

Dat sluit elkaar dus niet uit. Eendrachtig bidden om de komst van de Heilige Geest. En tegelijkertijd samen de HEERE loven en danken. Hem prijzen om Zijn grote genade, dat Hij om Christus wil ons de Heilige Geest geschonken heeft en schenken wil. Dat het tenslotte niet van ons afhankelijk is. Maar dat het ons toekomt uit Christus gezegende Middelaarshanden. En dat het iedere arme zondaar, die tot Hem komt is toegezegd in Gods beloften.

Daarom zullen wij biddend wachten, inwachten. En Zijn grote Naam verheerlijken.

7 Is trouw, al wat Hij ooit beval. Het staat op recht en waarheid pal als op on wrik're steunpilaren. Hij is het. Die verlossing zond aan al Zijn volk. Hij zal 't verbond met hen in eeuwigheid bewaren.

K.

W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1990

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Een biddende gemeente

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1990

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's