Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De volharding der Heiligen (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De volharding der Heiligen (3)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Deze keer vraagt de Nederlandse Geloofsbelijdenis onze aandacht. (In het vervolg gebruik ik de afkorting: N.G.B.) Een belijdenis waar de rook van de brandstapels door heen trok. Geschreven tegen de achtergrond van cel en galg. Guido de Brés heeft beleden, en daarom geleden. In het vuur van de beproeving werd deze belijdenis geboren. Biddend en worstelend, en toch in volle overgave, wordt ook hier de bewaring door de Heere beleden. De Brés heeft in zijn leven daar getuigenis van afgelegd. Op de morgen van de terechtstelling zei hij tegen zijn medegevangenen: , , Het komt mij voor, dat mijn ziel vleugels heeft om ten hemel te varen, want ik ben heden genodigd tot de brui-

loft van mijn Heere, de Zoon van God."

In de vroege morgen van 2 november 1561, bij het openen van de poort, werd een verzegeld pakje gevonden, dat in die nacht over de buitenste ommuring van de citadel te Doornik was geworpen en dat een geschreven brief en een gedrukt boekje bleek te bevatten. Dat gedrukte boekje was de N.G.B. Aan de hand van verschillende artikelen uit deze geloofsbelijdenis willen we nagaan op welke wijze hier is verwoord dat de ware gelovigen zullen volharden tot het einde toe.

God is onveranderlijk

Ons startpunt nemen we in artikel 1. Voordat de N.G.B. één woord zegt over ons mensen, spreekt ze over God. In art. 1 wordt beleden dat er , , een enig God is". In dit artikel komen ook de deugden van God ter sprake. Gods deugden dat zijn Zijn eigenschappen, waaruit we leren hoe God is. Door Zijn deugden wordt God „gekenmerkt", „getypeerd".

In de deugden van God is onderscheid. We spreken over de onmededeelbare en de mededeelbare eigenschappen. Onder de onmededeelbare eigenschappen noemt art. 1 ook: nveranderlijk. God is onveranderlijk! „Want Ik, de HEERE, word niet veranderd; daarom zijt gij, o kinderen Jacobs niet verteerd!" (Mal. 3:6). Jacobus belijdt van God: Bij Welke geen verandering is of schaduw van omkering". (Jac. 1 : 17).

Voor het geloof is de onveranderlijkheid van God tot grote troost. Ze is een bron van vastheid en veiligheid in stormen van aanvechting. In Gods onveranderlijkheid ligt de vastheid van Zijn verbond en Zijn beloften gewaarborgd. „Want bergen zullen wijken, en heuvelen wankelen; maar Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken, en het verbond Mijns vredes zal niet wankelen, zegt de HEERE, uw Ontfermer" (Jesaja 54 : 10). „Want zovele beloften Gods als er zijn, die zijn in Hem ja, en zijn in Hem amen, Gode tot heerlijkheid door ons" (2 Cor. 1 : 20). Wat de Heere verkoor, houdt Hij eeuwig vast. Aan wie Hij Zich verbond, die blijft eeuwig aan Hem verbonden. Wat Hij beloofde en verzegelde, neemt Hij nimmer terug. De kracht daarvan, ervaart u door het geloof, als het instrument dat u aan de Heere verbindt. En juist daar waar er aan haar geschud en getrokken wordt door verleidingen en bedreigingen, waar lauwheid of zonde het zaad van het Woord dreigen te verstikken, daar blijkt de onveranderlijkheid van God tot troost te zijn. Zelf ben ik zo veranderlijk als een blad aan de boom. In Zijn verbondsbeloften is Zijn trouw gewaarborgd. Gewaarborgd in Zijn wezen: nveranderlijk. Dat blijkt in de Schrift ook als er gesproken v/ordt over de onveranderlijkheid van Gods raad, die Hij aan de erfgenamen van de belofte overvloedig wilde bewijzen. Daarom is Hij met een eed ertussen gekomen. En het is onmogelijk dat God liegt, zegt de schrijver van de Hebr. brief, in hoofdstuk 6 : 17 en 18. Daarom hebben we een sterke vertroosting in de geestelijke strijd.

Die onveranderlijkheid van God blijkt ook in 2 Tim. 2 : 13: Indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw; Hij kan Zichzelven niet verloochenen". Het aangevochten geloof dat door de Heilige Geest hier gebracht wordt, vindt rust. Op Zijn éénmaal gegeven woord komt de Heere nooit meer terug.

Laat het duidelijk zijn, dat buiten het waarachtig geloof om, we ook de onveranderlijkheid van God en Zijn raad niet verstaan, er niet uit leven, en er niet in delen. De Heilige Geest, Die Gods kinderen leidt langs de rijkdommen van Gods genade en trouw, houdt ons op bij, en wijst ons naar deze onveranderlijkheid van God.

God de Vader

In art. 12 wordt gesproken over de schepping. „Wij geloven, dat de Vader, door Zijn Woord, dat is door Zijn Zoon, de hemel, en de aarde, en alle schepselen uit niet heeft geschapen." Art. 13 sluit daarbij aan, en spreekt over de voorzienigheid en de regering van God op een bijzonder vertroostende en diep doorleefde wijze. Hier is het te merken dat het vuur van de vervolging de belijdenis schroeit. Niet dat ze haar verbranden zal, alsof het een lege huls zou zijn, maar veel meer om haar te louteren, zoals het goud wordt gezuiverd door het vuur.

Leest u maar mee als van „onze goedertieren hemelse Vader", wordt gezegd: „die voor ons waakt met een vaderlijke

zorg, houdende alle schepselen, onder Zijn heerschappij, alzo dat „niet één haar van ons hoofd (want die zijn alle geteld), ook niet één musje op de aarde vallen kan, zonder de wil van onze Vader". Matth. 10 : 29, 30. Waarop wij ons verlaten, wetende, dat Hij de duivelen in de toom houdt en al onze vijanden, die ons, zonder zijn toelating en wil, niet schaden kunnen".

Wie spreken hier? „Leerjongeren van Christus", zegt dit art. Ja waarlijk, want dit leert u nergens anders dan op de school van Christus, door de Leermeester, de Heilige Geest. Daarvoor gebruikt Hij het Woord, dat ontdekte u al in de verwijzing van dit artikel naar Mt. 10 : 29 en 30.

De Brés en de zijnen waren dagelijks in gevaar. Dag en nacht was de inquisitie in de weer. Wie zou niet vrezen of opgeven? Zwaar drukte de steen in de jonge gemeente van de Reformatie, de kruin van haar boom werd naar beneden gedrukt. Wie zou niet verloochenen? Eerdaags wacht de beul! Daartegen klinkt de belijdenis: „dat ons niets bij geval overkomen kan". God onze hemelse Vader „waakt met vaderlijke zorg". Daarop verlaten we ons. Hij houdt de duivelen in de toom, evenals onze vijanden. Zonder Zijn toelating kunnen ze ons niet schaden. De duivel is er. Vijanden heeft een christen. Ze maken gebruik van verdrukking, verleiding, misleiding, schade en schande. Maar God de Vader waakt. Vaderlijke zorg koestert Hij voor de leerjongeren van Christus. Hij doet hen standhouden in de vuuroven van de vervolging, Hij buigt Zich vaderlijk en erbarmend over het kleine en zwakke. „Daarom kan het geloof ook niet meedoen met het zgn. doemdenken. Het zal ondanks alles telkens weer het hoofd en het hart omhoog heffen, getroost door de Heilige Geest en de genade van Christus en de zorgende trouw van God de Vader" (Wij belijden, H. Veldhuizen, R. H. Kieskamp, blz. 45). Zo ligt in Gods wakende trouw één van de geheimen van de volharding van Zijn kinderen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juni 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

De volharding der Heiligen (3)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juni 1990

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's