Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PASEN voor MARIA MAGDALENA

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PASEN voor MARIA MAGDALENA

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

, , En Maria stond buiten bij het graf, wenende. Als zij dan weende, bukte zij in het graf; En zag twee engelen in witte klederen zitten, een aan het hoofd, en een aan de voeten, waar het lichaam van Jezus gelegen had. En die zeiden tot haar: rouw! wat weent gij? Zij zeide tot hen: mdat zij mijn Heere weggenomen hebben, en ik weet niet, waar zij Hem gelegd hebben. En als zij dit gezegd had, keerde zij zich achterwaarts, en zag Jezus staan, en zij wist niet, dat het Jezus was. Jezus zeide tot haar: rouw, wat weent gij? Wien zoekt gij? Zij, menende, dat het de hovenier was, zeide tot Hem: eere, zo gij Hem weggedragen hebt, zeg mij, waar gij Hem gelegd hebt, en ik zal Hem wegnemen. Jezus zeide tot haar: aria! Zij, zich omkerende, zeide tot Hem: abbouni, hetwelk is gezegd: eester. Jezus zeide tot haar: aak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader; maar ga heen tot Mijn broeders, en zeg hun: k vare op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God. Maria Magdaiena ging en boodschapte den discipelen, dat zij den Heere gezien had, en dat Hij haar dit gezegd had." Johannes 20 : 11—18

1. Jezus vindt haar in haar smart

De Heere Jezus is na Pasen aan velen verschenen. De discipelen en discipelinnen hebben Hem herhaaldelijk als de Levende ontmoet. De éérste aan wie Christus verschenen is, is een vrouw: aria Magdaiena. Zij was in haar leven bevrijd uit de macht van de demonen. Christus had zeven duivelen uit haar uitgeworpen (Mc. 16 : 9). Geen wonder dat ze met hart en ziel aan haar Heiland verbonden was. Ze volgde Hem overal waar Hij heen ging. Ze heeft ook gestaan aan de voet van het kruis (19 : 25) en op de vroege zondagmorgen is ze als eerste naar het graf gegaan. Zij was het dan ook die de ontdekking deed dat de steen van voor de grafopening weggerold was. In paniek is ze weggerend en heeft aan Simon Petrus en Johannes verteld: Zij hebben de Heere weggenomen uit het graf, en wij weten niet waar zij Hem gelegd hebben" (20 : 2). Ze dacht dus aan grafschennis, grafroof. Dat geopende graf kon volgens haar maar één ding betekenen: e vijanden hebben de Meester zelfs in Zijn graf niet met rust kunnen laten!

Wat later keerde Maria Magdaiena weer terug naar het graf. Er is een vreemde aantrekkingskracht. Ze weet de Heere daar niet te zullen vinden. Maar toch zoekt ze de Levende bij de doden. Al wenend, ontroostbaar in haar smart, bukt zij zich om door de lage grafdeur een blik te werpen in de schemerduistere grafkamer. Dan ziet ze twee engelen in witte kleding. Twee hemelboden die haar aanspreken met de woorden: Vrouw, wat weent gij? " Wat huil je toch, vrouw? Ze hadden wellicht meer willen zeggen. Ze hadden de boodschap van de opstanding aan haar willen verkondigen, zoals ze het aan de andere vrouwen hebben gezegd: Wat zoekt gij de Levende bij de doden? Hij is hier niet, maar Hij is opgestaan". (Luk. 24 : 5, 6). Maar zij krijgen er eenvoudig de gelegenheid niet voor om deze boodschap te brengen. Maria Magdaiena is zo bevangen door haar verdriet dat ze niet meer luisteren kan, dat ze voor de Paasboodschap niet ontvankelijk is. Ze herhaalt maar steeds: , Zij hebben mijn Heere weggenomen, en ik weet niet waar zij Hem gelegd hebben."

Engelen of geen engelen, dit is de maalstroom van haar gedachten. Ze weigert zich te laten troosten. Ze weigert zich op andere gedachten te laten brengen. Ze heeft zich vastgebeten in haar rouwklacht. Herkennen we dat niet?

Het gebeurt soms bij een ernstig zieke. Er worden woorden van troost gesproken. Maar de zieke wendt zich op z'n andere zij. Hij wil er niet van horen. Of iemand is in rouw onbereikbaar voor wie haar willen bemoedigen. Wat zijn wij mensen dan moeilijke en moeizame vertroosters. We staan er onbeholpen bij, met lege handen.

Dat kan ook het geval zijn bij een mens die ontdekt is aan zijn schuld en ellende. Een mens die weet dat hij bij God een openstaande rekening heeft, maar geen cent om te betalen. Wij wijzen hem of haar op Gods beloften, op de rijkdom van het evangelie. Maar die mens kijkt slechts bedroefd voor zich uit, alsof hij onze woorden niet eens hoort. De Heere maakt gebruik van mensen als boodschappers van goede tijding. Maar Hij laat ons dan óók weten dat wij een medemens niet tot Christus kunnen leiden. Zelfs engelen kunnen een mens niet uit de duisternis redden en in het licht stellen. Daar moet de Heere zélf aan te pas komen. Maar... dat dóet Hij dan ook. De grote Opperherder, uit de doden wedergebracht, zoekt Zijn schapen op.

Volgens Maria Magdaiena is de Heere weg. Maar in werkelijkheid is Hij onderweg. Als zij zich afwendt van de Paasboden, komt ze oog in oog te staan met de Paas-Vorst. Jezus staat daar - hoe lang al staat die stille gestalte vlak achter Maria? Zij dacht dat Hij oneindig ver weg was - maar Hij is nabij de ziel die tot Hem zucht, Hij troost het hart dat schreiend tot Hem vlucht. Hij is veel nabijer dan zo'n zoeker ooit denken kan!

En nóg kan het bedekt blijven liggen. Dan zeggen we achteraf: hoe heb ik zo blind kunnen zijn! Maria Magdaiena ziet in de Heere Jezus een hovenier, een tuinman. Er ligt zo'n waas van verdriet over haar ogen, ze loopt zo in de mist, dat ze haar Heiland niet eens herkent. Als deze Man haar vriendelijk aanspreekt: , , Vrouw, wat weent gij, Wien zoekt gij? ", dan komt er weer hetzelfde: „Mijnheer, zo gij Hem weggedragen hebt, zeg mij waar gij Hem gelegd hebt, en ik zal Hem wegnemen."

Nu heeft het echter lang genoeg geduurd. Nü moet de zon van Pasen eindelijk maar eens door het wolkendek heenbreken. Jezus zeide tot haar: Maria! (vs. 16a). Zij, zich omkerende, zeide tot Hem: Rabbouni, Meester!

Aan één enkel woord heeft Christus genoeg. Hoe machtig openbaart de Christus zich hier als de Herschepper, die alle dingen nieuw maakt. Hij spreekt en het is er, Hij gebiedt en het staat er.

Maria! - Ik heb u bij uw naam geroepen, u bent van Mij. De grote Opperherder der schapen doet met een wenk van Zijn almacht de storm van twijfel bedaren en met één woord stilt Hij de golven van verdriet en zorgt Hij voor de effen zee van aanbidding.

Maria! - zo persoonlijk en teer, uit de mond van Hem bij Wie we nooit , , num-

mers" zijn, maar die ons hart voor hart kent en doorgrondt.

Maria! - dat is de Herder die Zijn schaap bij name kent en roept. En het schaap herkent Zijn stem, uit duizenden. Maria! - één woord slechts en alles wordt anders voor Maria Magdalena. Christus is niet alleen dichter 'bij dan wij in ons verdriet denken. Hij is ook oneindig veel machtiger dan wij in ons ongeloof denken.

Als een pijl midden in de roos, zo treft Jezus' woord Maria's hart. Zij voelt als het ware de rechterhand van haar Heere bemoedigend op haar schouder en keert zich dan om tot Hem. Als een bloem die zich keert naar de zon. Om nu te baden in het licht van de Zon der gerechtigheid, nu in haar zielsellende Zijn aangezicht haar kende. Pasen voor Maria Magdalena!

Nu^weet ze ook haar plaats: in aanbidding aan Jezus' voeten. Rabbouni!, roept ze uit. Mijn Meester, mijn geliefde Rabbi. Het aramese woord is onvertaald gelaten. Het heeft een eigen gevoelswaarde. Het is innig zoals het woordje , , Abba", lieve Vader.

Pasen vieren in geloof is de Christus aanbidden, in oneindige verwondering. Zijn bloed kocht mij en Zijn liefde zocht mij. Door genade ben ik een schaap van Zijn kudde.

De troostvolle boodschap van deze verschijning aan Maria Magdalena is: wij hebben een levende Heiland. Hij weet ons te vinden, waar wij ons ook bevinden. Hij is machtig om te verlossen uit de banden van het ongeloof. Hij is na Pasen wél verheerlijkt, maar Hij is niet veranderd. Hij is Dezelfde gebleven in Zijn liefde en trouw. Vanuit Pasen geldt het des te meer: wat Zijn liefde wil bewerken, ontzegt Hem Zijn vermogen niet.

Dezelfde die als de goede Herder Zijn leven voor de schapen stelde, zoekt nu als de herleefde Herder Zijn schapen op om het Pasen voor hen te doen zijn. Hij weet ons te vinden, al hebben we ons nóg zozeer verschanst in ons verdriet. Hij weet ons te redden, al zijn we nóg zo ontredderd.

2. Jezus onderwijst haar in haar vreugde

Nu komt er iets merkwaardigs. We lezen in vs. 17 dat Jezus tot Maria Magdalena zegt: , , Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader". We vragen ons af: waarom mag zij de Heere Jezus niet aanraken? Waarom mag zij, als ze Hem aanbidt, Zijn voeten niet vasthouden? Die vraag klemt temeer wanneer wij even verderop in ditzelfde hoofdstuk lezen dat Thomas uitgenodigd wordt om zijn vinger te leggen op de littekens in Jezus handen en zijn hand in te brengen in de wond in Jezus' zijde (zie vs. 27).

In Mattheüs 28 lezen we dat de vrouwen bij de ontmoeting met de Heere Jezus op de Paasmorgen Zijn voeten vastgrepen en Hem aanbaden. Daar staat de Heiland dus wél toe dat ze Hem aanraken. Nog duidelijker staat het in Lucas 24 : 39. De Heere Jezus verschijnt op Paasavond in de kring van de discipelen. Ze denken dan met een geestverschijning te doen te hebben. Maar dan spreekt Christus: , Ziet Mijn handen en Mijn voeten; want Ik ben het Zelf; tast Mij aan, en ziet: ant een geest heeft geen vlees en benen, gelijk gij ziet, dat Ik heb."

Nogmaals: waarom geeft de Heere de ene keer de opdracht Hem vast te grijpen en met handen te tasten, terwijl Hij het de andere keer uitdrukkelijk verbiedt? Wel, als twee hetzelfde doen is het nog niet hetzelfde. Het gaat om het motief achter dat vastgrijpen, om de bedoeling ervan!

Jezus wil dat Thomas en de anderen Hem aanraken om hen te overtuigen van de werkelijkheid en de feitelijkheid van Zijn opstanding. We zouden dit zó kunnen zeggen: Pasen is geen vraagteken, maar een uitroepteken. Het gaat niet om een vaag visioen of een mooie droom, maar om tastbare realiteit. Christus is met een nieuw, verheerlijkt lichaam herrezen uit het graf. Dit wordt ons verkondigd door betrouwbare getuigen, die het met hun eigen ogen hebben gezien én het met hun eigen handen hebben getast.

, , Pasen: geen vraagteken, maar een uitroepteken." Maar tevens geldt: , , Pasen, geen punt, maar een dubbele punt." En dat laatste is het onderwijs dat Maria Magdalena nodig had. Immers, zij wilde de Heere Jezus niet alleen aanraken, maar vasthouden. Zo is het woord van Christus in vs. 17 ook te vertalen: , , Houdt Mij niet vast". Aanraken mocht wel, maar vasthouden niet. Want Pasen is geen punt, geen eindpunt. Pasen is een dubbele punt: daarachter gaat de zin verder. Op Pasen moet Hemelvaart volgen en dan Pinksteren en van daaruit stuwt Christus de geschiedenis voort naar de jongste dag.

Maria Magdalena krijgt haar Heiland niet terug, op een aardse manier, op de manier van vóór de Goede Vrijdag. Wie Hem al naar het vlees gekend heeft, die kenne Hem nu niet meer naar het vlees. Eigenlijk loopt Maria hier de Heere Jezus voor de voeten. Eerst liep de Kerk Hem voor de voeten op de lijdensweg, nu weer op de weg naar het Vaderhuis. Wat moet de Heere toch een geduld met ons oefenen. Altijd weer is het nodig onze scheve gedachten en voorstellingen te corrigeren. Houdt Mij niet vast - want Ik ben nog niet opgevaren, Ik ben nog niet klaar met Mijn werk. De veertig dagen tussen Pasen en Hemelvaart zijn dagen van een voortdurend komen en gaan, een voortdurend afscheid nemen. Eigenlijk is de Heere Jezus veertig dagen met Zijn hemelvaart bezig. Hij moet verder, Zijn vaart is niet te remmen. Gelukkig maar, want zó gaat het welbehagen des HEEREN door Zijn hand voort.

We moeten niet naar het verleden hunkeren. We moeten niet denken: „ach, was de Heere Jezus nog maar op aarde, zoals vroeger". Hij is opgestaan! Hij is ons voorgegaan. Laat ons maar heimwee hebben en hunkeren naar de toekomst, wanneer Hij glorierijk zal verschijnen. Laten we ook niet te veel omkijken naar een christelijk verleden. Laten we veeleer roepen, geleid door de Geest, „kom, Heere Jezus, ja kom met haast".

Pasen is geen punt, maar een dubbele punt. Jezus is de Eersteling van degenen die ontslapen zijn, de Eerstgeborene uit de doden. In Hem is gewaarborgd de opstanding der doden en het eeuwige leven. Vanuit Pasen is de christen niet een mens die weemoedig naar het verleden staart, met de rug naar die beangstigende toekomst toe. Vanuit Pasen is de christen een mens die blijmoedig naar de toekomst uitziet, met een bemoedigd verleden in de rug. Overigens: laten we doordrongen zijn van de noodzaak van Christus' voortgaand onderwijs. We moeten niet alleen in ons verdriet, maar ook in onze vreugde gecorrigeerd worden. Het is nodig van dag tot dag de Rabbouni nederig te voet te vallen om van Hem Zijn wegen te leren. Wie denkt volleerd te zijn, heeft er nog niets van begrepen.

3. Jezus bemoedigt haar in haar opdracht

Lezen we nog eens vs. 17. „Jezus zeide tot haar: Raak Mij niet aan (houd Mij niet vast), want Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader: maar ga heen tot Mijn broeders, en zeg hun: Ik vaar op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God."

Maria Magdalena krijgt de opdracht om de boodschap van Pasen door te geven aan de discipelen. Wanneer de Heere ons persoonlijk vertroosting, geest en leven schenkt, dan wil Hij dat wij ook voor anderen tot zegen zullen zijn. Werkt de Heere in ons hart het Paas-geloof, dan zendt Hij ons ook uit als Paas-getuigen. In deze haar opdracht ontvangt Maria Magdalena een rijke bemoediging. De Heere heeft haar afgeweerd, maar dan is Hij meteen weer zo nabij in Zijn Woord! Hij maakt de aardse, lichamelijke banden los - maar snoert de hemelse, geestelijke banden aan. Ga heen tot Mijn broeders...

Wat een rijk evangelie ligt er in dat Jezus hier niet spreekt over Zijn discipelen, zelfs niet over Zijn vrienden, maar over Zijn broeders. Dat kan alleen omdat er voor de zonde van de Zijnen volkomen betaald is. Omdat nu de vrede is getekend, de verzoening met God is gereali-

seerd. De schuld Uws volks hebt Ge uit Uw boek gedaan, ook ziet Gij geen van hunne zonden aan.

Ook na Zijn verhoging, ja juist na Zijn verhoging, stelt Christus zich niet hoog boven, maar juist temidden van Zijn broeders en zusters. Onderscheid blijft er wel. Jezus spreekt van: „Mijn Vader en uw Vader... Mijn God en uw God". God is de Vader van Jezus in unieke zin. Hij is immers de eeuwige Zoon. De gelovigen zijn geadopteerde, aangenomen kinderen. Er blijft onderscheid, maar de scheiding is weggenomen. Afkerige kinderen, verloren zonen en dochters, wederhorig kroost - ze zijn in Christus teruggebracht tot God de Vader. Dat is de vrucht van Pasen voor het geloof. Hij die overgeleverd is om onze zonden, is nu opgewekt tot onze rechtvaardiging. Hij is onze vrede!

Zo rijkelijk bemoedigd en vertroost, is Maria Magdalena in staat en bereid haar opdracht te vervullen., , Zij ging", staat er in vs. 18, , , en boodschapte de discipelen, dat zij de Heere gezien had en dat Hij haar dit gezegd had."

Hier is een vrouw die eerst overstelpt was van verdriet tot vreugdebode geworden. Ze is als herschapen, ze is „gewoon een ander mens".

Hoe kan dat? Dat doet de ontmoeting met de levende Heiland. Dat is te danken aan wat Hij zegt, de woorden van vrede en verzoening die Hij spreekt.

Zo mag de gemeente van Christus ook in déze tijd Paasgetuige zijn. Spreken van de hoop die in ons is. Getuigen tot anderen vanuit de verborgen omgang met de Heere en vanuit het geheim van de verzoening. Vraagt u nog voor wie deze Paasvreugde is? Voor u die Hem zoekt 111 al UW zielsverdriet. Voor jou die van harte gelooft dat de Heere Jezus ook voor jóuw zonden de dood is ingegaan en ook tot jóuw vrijspraak uit het graf is opgewekt. Voor de Kerk die opweg gaat om de grote opdracht van Christus uit te voeren: getuigen van Hem met woord en daad. Op weg in de verwachting van Zijn wederkomst.

De Heere is waarlijk opgestaan! - laten Zijn vijanden sidderen, laten onbekeerden Hem aanroepen voor het te laat is, laten Zijn broeders en zusters zich in Hem verblijden en laat onze mond overvloeien van Zijn lof.

Mijn hart vervuld met heilbespiegelingen zal 't schoonste lied van ene Koning terwijl de Geest mijn gladde tonge zingen, drijft is ze als de pen van één die vaardig schrijft. Beminlijk Vorst, Uw schoonheid hoog te loven, gaat al het schoon der mensen ver te boven. Gena is op Uw lippen uitgestort, dies G' eeuwiglij k van God gezegend wordt. (Psalm 45 : 1)

J.H.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1991

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

PASEN voor MARIA MAGDALENA

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 maart 1991

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's