Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Elifaz 's rede en Jobs bede

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Elifaz 's rede en Jobs bede

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

, , Heb ik gezondigd, wat zal ik U doen, o Mensenhoeder? Waarom hebt Gij mij tot een tegenloop gesteld, dat ik mijzelve tot een last zij? En waarom vergeeft Gij niet mijn overtreding, en doet mijn ongerechtigheid niet weg? Want nu zal ik in het stof liggen en Gij zult mij vroeg zoeken, maar ik zal niet zijn". Job 7 : 20—21

Eiifaz's aanval

Jobs ashoop en wanhoop schijnen nu wel bij elkaar te horen, 't Is me nogal niet een wanhopige aanblik. Job in zijn ellende en in zijn ellendige twist met God.

Op den duur weten zijn vrienden ook niet meer hoe ze het hebben. Bildad en Zofar geven misschien de oudste van het eerwaarde driemanschap, Elifaz, een wenk. Toe zeg nu eens wat. Tenslotte was hij stok-oud en kon hij Jobs vader wel wezen. Recht van spreken had hij dus wel. Het wordt een lang verhaal zoals het verslag in hoofdstuk vier en vijf laat zien. Wat de vrienden om beurten tegen Job op het tapijt brengen, is waar op zichzelf. Maar waar op zichzelf hoeft niet te betekenen dat het past in Jobs situatie.

Zij die beweren dat Jobs vrienden zelf ten diepste de God van Job niet vreesden, krijgen van God repliek. Als dat waar zou zijn had God, zoals we lezen aan het eind van Jobs geschiedenis, nimmer bevolen voor hen te offeren en te bidden.

Dat ze geen opzettelijke huichelaars waren is buiten kijf.

Toch maken ze het met al hun , , goede bedoelingen" Job zo verschrikkelijk moeilijk dat ze 's mans wanhoop op de spits drijven.

Ze hadden niet door dat waarachtigheid oneindig meer is dan zweren bij een overgeleverde waarheid. Ook oprechte kinderen Gods onthouden zich niet altijd van harde oordelen. In ieder geval naar Gods oordeel spreken ze niet recht, noch van Job evenmin van God. Al te stichtelijk spreken en preken draagt soms het aureool van rechtzinnigheid.

Wat Gods waarheid betreft tast men toch mis. Elifaz verwijt Job dat hij anderen altijd uitnemend wist te troosten. Maar nu komt het aan u; het leed, de smart en nu bent u nergens meer, Job! Lever nu eens de proef op de soms van uw godsvrucht en pas je boude beweringen van voorheen eens toe op jezelf. Al te gemakkelijk voegen wij vanuit een ivoren toren mensen die zich krommen onder de levensraadselen toe: je hebt je geloof toch nog wel? Wat kan dat , , vroom" klinken. Intussen komen , , vrome" woorden bij een gebeukt mensenkind over als een vergulde pil. Komt Elifaz eenmaal goed op dreef dan haalt hij voor Job de touwtjes wat strakker aan. Job, zegt hij, u moet uzelf niet .schoonpraten.

U weel net zo goed als wij dat God nooit onschuldigen zo zwaar straft, als Hij het u nu doet. Voorzichtig, of liever onvoorzichtig suggereert Elifaz: Job, er zit iets niet goed tussen God en u. Hoe durft u God voor uw vierschaar te dagen met waarom-vragen?

U weet toch best dat God niet onrechtvaardig is. Laat mij het nu eens opnemen voor het recht des Heeren. Wat schrale troost is dat als we met onze rechtzinnigheid geslagen mensen niet méér hebben mee te geven dan: waren er geen zonden dan waren er geen wonden. Punt uit! Een mens moet eens buigen voor het recht Gods. Mocht God het je nog eens komen te leren.

Als de oudste van u allen kan ik uit ervaring spreken. In de stilte van de nacht droomde ik, en zag een goddelijke gestalte. Ik ving de stille fluistering van Gods woorden op.

Zou een mens rechtvaardiger zijn dan God? Engelen zijn niet zuiver in Zijn ogen. Wat moet dan een zondig mens beginnen, die net als de motten bij rissen wordt doodgeslagen? Weet je dan niet meer dat de Heere recht is in al Zijn weg en werk? Maar daar hoor ik u niet over. Bent u dan wel rechtvaardiger dan God?

Je kunt op gereformeerde grondslag heel rake dingen zeggen, waaronder mensen met droefheid genoeg in hun ziel, het mes op de keel gezet wordt.

Waar op zichzelf dat een mens moet bukken voor Gods recht. Maar Gods waarheid wil ons vrij maken. Verkeerd gebruik van de waarheid maken geeft altijd trappen na.

Job geeft acht! Onheil komt voort uit schuld. Rechtuit geredeneerd staat dit als een paal boven water. Buig Job, buig, dan komt alles weer goed. Ga de weg van deemoedige berusting.

Elifaz kan het kostelijk zeggen, vind u niet. Dat komt in onze rechtzinnige kringen strijk en zet voor. Onder het gras schuilt wel een adder van veroordeling, zwaarwichtig in de mond, maar o zo lichtvaardig in het hart. God doet smart aan en Hij verbindt. Hij doorwondt en Zijn handen helen. Een mooie tekst om over te preken. Als je maar zorgt dat je de geteisterde mens er maar niet mee doorwondt. Nog een waarheid: Want in zes benauwdheden zal de Heere u verlossen en in zeven zal u het kwaad niet aanroeren.

Je kunt er geslagenen mee troosten. Maar iets anders zit Elifaz voor.

Hij wil Jobs zonden openleggen. Hij is er van overtuigd dat Job het kwaad verbergt. Anders had het zover niet gekomen. Goede rechtzinnige preken kunnen gecamoufleerde zwaarden zijn. De rede van Elifaz is wel zuiver, maar de bede ontbreekt.

De bede , , o God help Job". Voor de beste preek van een uur zei eens iemand, mag de ziels-zorger wel drie uur bidden. Blijft de bede achterwege dan blijft de zegen uit.

Ook bij Job. Hij krijgt geen zegen onder de preek van Elifaz.

Hij breekt uit in

een bittere klacht

Job zet in: ch dat mijn verdriet recht gewogen werd en men mijn ellende tesamen in een weegschaal ophief (6 : 1). Vriend, u peilt mijn nood niet. U preekt er over heen.

Van kwaad zoals u bedoelt ben ik mij niet bewust. Kastijding als tuchtiging? Wist ik dat maar. Ik ben het doelwit van de lukrake weggeschoten pijlen van God. Schietschijf in Zijn ogen. Ik zie de dood als enige uitweg. En weer herhaalt hij de vervloeking van zijn geboortedag. Het beste wat God mij schenken kan is mijn dood. Ik zal met mijn hand niet aan mijn leven slaan maar och, och, ik kan zo óók niet leven. Misschien meent u wel wat u zegt.

Maar troosten? Allerminst. Ik zie jullie, mijn vrienden nog komen van over gindse bergen. Om mij te beklagen en te vertroosten, 'k Had zoveel goeds van jullie gehoopt.

Het was me als een reiziger, die in de woestijn smacht naar een koele dronk.

Maar nu komt die reiziger bij de beek en hij merkt dat de wadi droog staat met gebarsten bedding. Desillusie! Nu ik drinken wil blijken jullie bedriegelijke beken.

Het kon wel eens zijn, en het is zo, dat de vloeken van Job eerder bij God belanden dan de vrome woorden van drie vrienden. Elifaz je praat vanuit je eigen ervaring, heel bevindelijk. Maar ik merk het, ervaring van mijn worsteling en ondervinding van mijn leed hebt u niet. Uw droom van Gods rechtvaardigheid was slechts een droom. Maar de druk van Gods rechtvaardigheid is mijn harteleed en mijn smartekreet.

De woorden van Elifaz concluderen slechts: belijd schuld en dan wordt alles weer als vanouds. Dan zou Job schuld belijden over iets wat hij niet had misdreven.

Dan... dan had de duivel toch gelijk. Want dan zou Job schuld beleden hebben om weer rijk te worden en gezond en welvarend. Dan zou Satan zeggen: zie je wel dat het Job om rijkdom en eer te doen is en niet om God. De draad zou God uit handen glippen.

Want blijken moet niet waarom Job moet lijden, zoals zijn vrienden willen, maar blijken zal waarom hij God vreest. Om Gods wil en niet om loon.

In het voorstel van Elifaz lag een verzoeking. Het is hier een voorspel van de verzoeking van de Knecht des Heeren in de woestijn. De duivel wilde de Zoon Gods op de knieën hebben in ruil voor alle koninkrijken der aarde. De duivel wil hier door middel van Elifaz Job op de knieën hebben om voorbije voorspoed te herwinnen. Dat zou even onoprecht geweest zijn van Job. Hoe nodig is de geesten te beproeven of ze uit God zijn.

Laat God de onschuldige niet lijden, Elifaz? En Abel dan? En Jezus dan?

Van Hem wist Elifaz niet. Wij wel. Had Jezus in Zijn lijden de schuld niet op zich genomen, Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen, Hij had Job, noch u en mij nooit tot God kunnen brengen. Met ogen des geloofs mag de verdrukte kerk Gods en het beproefde kind Gods in Job zien het lijden dat op Christus komen zou. O Zoon maak ons Uw beeld gelijk. Leer mij God dienen om Gods wil.

Een innige bede

We komen aan het slot en de klimax van Jobs eerste antwoord. Een antwoord dat we pas goed begrijpen als het voorgaande is gezegd. Wat zal ik U doen, o Mensenhoeder?

Heb ik gezondigd, zoals men beweert, zit er dan een speciale zonde, die ik niet weet, ontdek mij er dan aan. Laat het mij dan alstublieft weten.

En anders, waarom slaat U mij zo grof. U stelt mij tot een tegenloop, U stormt maar op mij aan. Ik ben het mikpunt en elk schot is raak. Mensenhoeder noemt Job de Heere. God als Herder en Hoeder der mensen stelt Hem doorgaans postitief voor. Maar Job gebruikt deze benaming bijna cynisch. Uw hoederen en Uw herderen lijkt wel op een speurtocht een inspectie, om te kijken wat er bij mij niet deugt.

Speurt u dan werkelijk zonde, wat is het dan toch dat ik ze niet zie.

Mag ik ze dan niet zien? Zie ik ze dan weet ik tenminste dat U mijn kwaad bezoekt. Hij vraagt het zijn God af: waarom moet nu het kwaad, waarvan ik me niets bewust ben, en die mijn vrienden mij in de schoenen schuiven, ineens onoverkomenlijk voor U zijn?

Weet Job dan niet dat de minste zonde strafwaardig is? Ja, dat wel.

Maar dan wil hij weten waarin die zonde dan bestaat.

Is er werkelijk sprake van zonde, dan kunt U ze toch wel vergeven?

Of kom ik niet meer voor vergeving in aanmerking? Bent u dan van een Vriend een Vijand geworden? Heere waarom delgt U dan mijn zonde niet uit. Nu kan het nog. Want nu zal ik in het stof liggen. Weldra zal ik sterven bedoelt Job.

Gij zult mij vroeg zoeken, maar ik zal niet zijn. Na de dood kunt u een mens toch geen genade meer bewijzen?

In deze diepe klacht werpt Job van verre de schaduw op Hem, Die onschuldig ter dood is veroordeeld, om geen andere reden dat wij, die onze schuld belijden, voor het gericht Gods zouden vrijgesproken worden. Wat heeft Hij misdaan? Helemaal niets. Heilig was Hij onnozel, dat is zonder schuld, en onbesmet.

Toch heeft de Heere ons aller ongerechtigheid, tot en met de verborgen zonden, op Hem doen aanlopen.

Job vraagt waarom ben ik mijzelve tot een last geworden. Eigenlijk bedoelt hij Heere hebt u dan zo'n last van mij? Als ik het dan voor goed verzondigd, verbeurd en verbruid heb, laat me dan maar sterven. Dan hebt U geen last meer van me.

Dit lijkt toch meer op bittere klacht dan op innige bede zult u zeggen.

Ik antwoord hierop:

Kent u dan Psalm 42 niet?

Ik zal zeggen tot God mijn Steenrots, waarom vergeet Gij mij?

Voor het schijngeloof staat klacht en bede niet op één lijn. Voor de oprechten van hart zijn ze door elkaar heengeweven en strijdt het geloof, dat zegt mijn Steenrots - en daarmee spreekt het God aan - met het ongeloof dat vraagt waarom vergeet Gij mij. En met die klagelijke bede beroept het zich op God. Ik kan me niet voorstellen zegt Job dat U de band doorsnijdt.

Och nee de raadsels van ons lijden zijn niet met één handomdraai op te lossen. Maar Gód dienen om Gods wil zoals Job mag doen, houdt de hoop in dat de Heere nabij is.

Heb ik dan schuld vergeef het mij Heere. Vooral: doorgrond mij en ken mij o God en zie of er bij mij een schadelijke weg is. Maar dan laat U me nooit met mijn schuld zitten. In het lijden van Christus ligt de vergeving der zonden besloten.

Gelukkig, zalig, als het levensleed ons niet nekt, maar het kruis meewerkt ten goede. En het allerbelangrijkste is dan niet of mijn kruis wordt weggenomen, maar of mijn zonden mij vergeven zijn.

Het geheim van ons levenskruis is je leven verliezen om Christus' wil. Zwaar voor het vlees. Winst voor de ziel.

Het heeft iets van het geheim van de hemel, niet straks pas, maar hier en nu! Het is mij goed om nabij God te zijn. Is dat niet hemel op aarde?

K.a.Z.

H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1991

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Elifaz 's rede en Jobs bede

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1991

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's